ECLI:NL:RBGEL:2025:8075

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
ARN 22/4244
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak inzake omgevingsvergunning motorsportvereniging na herstel van gebreken

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning die was verleend aan een motorsportvereniging door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerde. Eisers, bestaande uit een stichting en enkele omwonenden, hebben beroep ingesteld tegen deze vergunning. De rechtbank had eerder op 2 januari 2025 een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat het college onvoldoende had gemotiveerd dat de afwijking van het bestemmingsplan voldeed aan de provinciale regels. Het college kreeg de kans om het gebrek te herstellen, wat leidde tot een herstelbesluit op 18 april 2025. In de tweede zitting op 28 augustus 2025 werd het herstelbesluit besproken. De rechtbank oordeelde dat het college voldoende had aangetoond dat de kernkwaliteiten van het gebied werden versterkt door de voorgestelde maatregelen. De rechtbank vernietigde het eerdere besluit van het college, maar liet de rechtsgevolgen in stand omdat het college het gebrek had hersteld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en droeg het college op het griffierecht van € 365,- aan eisers te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/4244

einduitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[naam stichting] ,

[eiser 1] ,
[eiser 2] ,
[eiser 3] ,
[eiser 4],
allen uit [plaats] , eisers
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerde, het college

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
[derde-partij](de vereniging)
(gemachtigde: mr. J. Schrijnemaekers).

Procesverloop

Het college heeft op 13 juni 2022 een omgevingsvergunning verleend aan de vereniging. Eisers hebben tegen de omgevingsvergunning beroep ingesteld. Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2024.
In de tussenuitspraak van 2 januari 2025 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
In de tweede tussenuitspraak van 11 maart 2025 (de verlengingsuitspraak) heeft de rechtbank de termijn die zij het college heeft gegeven om het gebrek te herstellen, verlengd tot acht weken na verzending van de verlengingsuitspraak.
Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak op 18 april 2025, op basis van een deskundigenrapport van 14 april 2025 [1] (het addendum), een herstelbesluit (het herstelbesluit) genomen. Eisers hebben hierop op 14 mei 2025 schriftelijk gereageerd (de zienswijze).
De rechtbank heeft partijen vervolgens uitgenodigd voor een tweede zitting. Die zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2025. Hieraan hebben deelgenomen: namens eisers
[persoon A] en [persoon B] ; namens het college de gemachtigden en [persoon C] en
[persoon D] ; namens de vereniging: de gemachtigde en [persoon E] en [persoon F] .

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in
de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. [2]
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd en voor zover hier van belang,
overwogen dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat de activiteiten waarvoor wordt afgeweken van het bestemmingsplan voldoen aan het provinciale beleid. Het beroep is daarom gegrond en het besluit moet daarom in zoverre worden vernietigd.
3. Het college is in de gelegenheid gesteld om dit gebrek te herstellen en heeft met het
herstelbesluit van 18 april 2025 van die gelegenheid gebruik gemaakt. De rechtbank moet daarom nu alleen nog beoordelen of het gebrek met het herstelbesluit is hersteld en of door dat herstelbesluit de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven. De rechtbank doet dat aan de hand van de zienswijze van eisers. In die zienswijze voeren eisers, samengevat, de volgende drie punten aan: (1) interpretatie van artikel 2.53 van de Omgevingsverordening, (2) aanpassing van de rijroute; en (3) planologische verankering.
Interpretatie artikel 2.53 van de Omgevingsverordening
4. Eisers betogen dat het intensievere gebruik van de baan, bestaande uit meer crossuren en het toevoegen van SUV’s en enduro-motoren, op zichzelf tot gevolg zou moeten hebben dat (extra) substantiële versterking van het gebied moet plaatsvinden. Het college heeft ten onrechte de uitbreiding van het aantal crossuren gemiddeld over een jaar.
Zo heeft de uitbreiding van het gebruik aantoonbare negatieve effecten op de kernkwaliteiten rust en stilte, openheid en beleving van het gebied en de ecologische kwaliteit.
4.1.1.
De activiteit waarvoor met de bestreden omgevingsvergunning wordt afgeweken van het bestemmingsplan, ligt in de Groene Ontwikkelingszone. Het terrein zelf ligt deels ook in het Gelders Natuurnetwerk, maar de activiteiten waarvoor wordt afgeweken van het bestemmingsplan liggen daar niet in.
4.1.2.
Uit artikel 2.53 van de destijds geldende provinciale verordening [3] (de Omgevingsverordening) volgt:
“1. een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de Groene ontwikkelingszone kan uitbreiding van bestaande functies met meer dan 30 procent mogelijk maken, als:
a. in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten Groene ontwikkelingszone van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt;
b. deze versterking is verankerd in hetzelfde of een gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.
[…]
4. een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de Groene ontwikkelingszone kan uitbreiding van bestaande functies met ten hoogste 30 procent mogelijk maken, als:
a. in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de uitbreiding zodanig wordt ingepast in het betreffende landschapstype dat de kernkwaliteiten, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo niet significant worden aangetast;
b. deze inpassing planologisch is verankerd in hetzelfde of een gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.”
4.1.3.
Voor het gebied in kwestie gelden specifieke kernkwaliteiten. [4] Daarnaast gelden de algemene kernkwaliteiten: ecologische samenhang, stilte, duisternis, openheid en rust.
4.1.4.
Het college heeft de afwijking van het bestemmingsplan beoordeeld aan de hand van artikel 2.53 van de Omgevingsverordening. Daarbij heeft hij de uitbreiding van de bebouwing aangemerkt als een uitbreiding van meer dan 30 procent en de (niet-jaarronde) uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden als een uitbreiding van 29, en dus minder dan 30, procent. Het college is er daarom voor de gehele afwijking van uitgegaan dat sprake is van een uitbreiding van meer dan 30 procent, als bedoeld in het eerste lid van artikel 2.53 van de Omgevingsverordening, zodat substantiële versterkingsmaatregelen nodig zijn.
4.1.5.
In het addendum is een drietal versterkingsmaatregelen opgenomen, te weten:

- Om de kernkwaliteiten van het gebied te versterken, wordt het leefgebied voor reptielen versterkt door het creëren van een brede takkenril of houtwal langs de randen van de inrichting. Reptielen en amfibieën kunnen deze takkenrillen of houtwallen gebruiken als schuil- en rustplaatsen. Dit sluit aan op het ontwikkeldoel ‘Ontwikkeling biotopen voor reptielen en amfibieën’.
- Een tweede versterkingsmaatregel is het realiseren van inheemse onderbegroeiing langs diezelfde randen van het gebied. Hierdoor ontstaat meer diversiteit in het bos en wordt de kernkwaliteit van de grote aaneengesloten droge voedselarme bossen versterkt. Dit geeft invulling aan het ontwikkeldoel ‘Oud bos en bosranden en overgangen naar heide en zandverstuivingen’ en is tegelijkertijd noodzakelijk voor een goede landschappelijke inpassing van het terrein.
- Een derde maatregel is het verbeteren van de geluidwal door het parcours te verleggen. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om struweel aan te planten wat bijdraagt aan de landschappelijke inpassing én dit levert een verbetering op voor de rust en stilte van het gebied.
De versterkingsmaatregelen zijn in een bijlage bij het addendum verder geconcretiseerd.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college hiermee voldoende heeft onderbouwd dat met de afwijking in het geheel genomen, de gebiedsspecifieke kernkwaliteiten in onderlinge samenhang bezien per saldo substantieel worden versterkt. Verder volgt uit het addendum dat daarnaast aan de algemene kernkwaliteiten wordt voldaan.
4.2.1.
Of, zoals eisers stellen, niet alleen qua bouwen, maar ook qua uitbreiding van het aantal rij-uren sprake zou zijn van een uitbreiding van meer dan 30 procent, behoeft in dit geval geen bespreking, omdat uit het addendum blijkt dat de uitbreiding van het aantal rij-uren bij de beoordeling van de impact op de kernkwaliteiten is meegenomen. Zo staat in het addendum:

Met het verruimen van de openingstijden is wel een effect op stilte en rust te verwachten. Dit heeft met name te maken met het verhogen van het aantal rij-uren in de week. De uitbreiding van de bebouwing heeft weliswaar de grootste ruimtelijke impact, maar op deze kernkwaliteiten geen effect.
De gevolgen van die uitbreiding van het aantal rij-uren worden ook gecompenseerd door de genomen versterkingsmaatregelen. Als derde maatregel wordt namelijk het parcours verlegd, wat een verbetering oplevert voor de rust en stilte van het gebied (zie onder 4.1.5), zo staat in het addendum.
4.2.2.
De algemene stelling van eisers dat de uitbreiding van het gebruik aantoonbare negatieve effecten heeft op de kernkwaliteiten rust en stilte, openheid en beleving van het gebied en de ecologische kwaliteit, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. In het addendum is namelijk onder “milieucondities” onderbouwd dat de afwijking van het bestemmingsplan ook met het oog op deze algemene kernkwaliteiten aanvaardbaar is. Eisers hebben deze onderbouwing niet gemotiveerd, noch met een deskundigenrapport betwist.
4.2.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Aanpassing rijroute
5. Eisers voeren aan dat in het herstelbesluit weliswaar staat dat de motorcrossbaan
voor wedstrijd- en trainingsmotoren zodanig wordt verlegd dat deze niet meer over de geluidswal ligt, maar dat de tekst en plaatjes onvoldoende duidelijkheid geven. Zo is de rijroute weliswaar verlegd, maar op het plaatje lijkt deze nog steeds over de geluidswal te gaan. Verder is niet helder of de rijroute voor alle gebruikers van het terrein wordt verlegd. Eisers willen vastgelegd zien dat niet meer over de geluidswal wordt gecrost.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende duidelijk uit het herstelbesluit
volgt hoe de rijroute wordt aangepast en voor welke gebruikers dat geldt. Zo staat in het addendum:
“om de geluidsuitstraling naar buiten te verminderen wordt de motorcrossbaan voor wedstrijd- en trainingsmotoren zodanig verlegd dat deze niet meer over de geluidswal ligt.”Hoe het parcours wordt verlegd volgt bovendien uit de plattegrond in het addendum. Verder staat hierover (in het GO-versterkingsplan) in het addendum: “
op de geluidswal komt opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken als vrijliggend aaneengesloten landschapselement. De bestaande paden blijven behouden.” Op de zitting heeft de gemachtigde van het college toegelicht dat uit het voorgaande volgt dat de bestaande paden nog uitsluitend door enduro-motoren en mountainbikes mogen worden gebruikt. Daarbij is toegelicht dat ook alleen die wendbaar genoeg zijn om van die smalle paadjes gebruik te kúnnen maken. Van de wens van eisers dat wordt vastgelegd dat helemaal niet meer over de geluidswal wordt gecrost, hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat dit nodig is als versterkingsmaatregel. De beroepsgrond slaagt niet.
Planologische verankering
6.1.
Eisers betogen dat uit het herstelbesluit niet volgt hoe verweerder ervoor zorgt dat de substantiële versterking planologisch wordt verankerd. In het herstelbesluit is alleen opgenomen dat het landschappelijke inpassingsplan- en versterkingsplan binnen
12 maanden moet worden uitgevoerd. Er is echter geen sprake van juridische borging, bijvoorbeeld via een bestemmingsplanwijziging of een concreet voorschrift met toetsbare criteria in de omgevingsvergunning zelf. Hiermee is er onvoldoende zekerheid dat de maatregelen duurzaam worden uitgevoerd, het gewenste effect op de kernkwaliteiten daadwerkelijk wordt bereikt en handhaving mogelijk is bij niet-naleving.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat in het herstelbesluit het volgende nieuwe voorschrift is opgenomen:
“Binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning moeten de inpassings- en versterkingsmaatregelen zoals opgenomen in het document Landschappelijke inpassing en GO-versterkingsplan, conform de bijlage, zijn uitgevoerd en in stand worden gehouden.”
Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldoende geborgd dat de substantiële versterking is verankerd en in stand wordt gehouden. Of hieraan vervolgens feitelijk aan wordt voldaan is een kwestie van handhaving en valt daarom buiten de omvang van deze zaak over de omgevingsvergunning.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij onvoldoende is gemotiveerd of de afwijking van het bestemmingsplan voldoet aan het provinciale beleid. De rechtbank ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, omdat het college het gebrek met het herstelbesluit heeft hersteld.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, voorzitter, en mr. G.A. van der Straaten en mr. S.E.M. Lichtenberg, leden, in aanwezigheid van mr. K.M. van Leeuwen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
Voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het “addendum ruimtelijke onderbouwing omgevingsvergunning [locatie] [plaats] ” van Buro SRO van 14 april 2025.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).
3.De Omgevingsverordening Gelderland van maart 2021.
4.De kernkwaliteiten voor deelgebied 70 “Doornspijksche en Oldebroeksche Heide” uit de Bijlage Kernkwaliteiten GNN en GO bij de Omgevingsverordening.