ECLI:NL:RBGEL:2025:8208

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
ARN 24/8246
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen gebiedsverbod opgelegd door burgemeester van Arnhem

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 2 oktober 2025, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen een opgelegd gebiedsverbod behandeld. De burgemeester van Arnhem had het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij volgens de burgemeester geen procesbelang meer had. Eiser was het hier niet mee eens en voerde verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank oordeelt dat eiser wel degelijk procesbelang heeft, omdat het gebiedsverbod is opgelegd vanwege ordeverstorende gedragingen van eiser, wat kan leiden tot schade aan zijn eer en goede naam. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de burgemeester op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Eiser heeft ook strafrechtelijke gevolgen ondervonden van het gebiedsverbod, wat zijn procesbelang verder onderstreept. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester ten onrechte heeft geoordeeld dat eiser geen procesbelang heeft en dat het gebiedsverbod een publieke afwijzing van zijn gedrag vormt. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van bestuursbesluiten voor de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/8246

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de burgemeester van Arnhem

(gemachtigden: mr. J. van den Heuvel en [gemachtigde] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van eisers bezwaar tegen het aan hem opgelegde gebiedsverbod. De burgemeester heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat een procesbelang ontbreekt. Eiser is het daar niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat eiser wel procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn bezwaar
.Zijn bezwaar is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt dus gelijk en het beroep is gegrond. De burgemeester moet daarom een nieuw besluit op het bezwaar van eiser nemen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Bij beschikking van 21 maart 2024 heeft de burgemeester aan eiser met toepassing van artikel 175 van de Gemeentewet een gebiedsverbod opgelegd voor Arnhem. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft dat verzoek bij uitspraak van 29 maart 2024 toegewezen. [1]
2.1.
Met het bestreden besluit van 3 oktober 2024 op het bezwaar van eiser heeft de burgemeester het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
2.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Op 16 januari 2024 heeft eiser aan de burgemeester gemeld dat hij op 23 maart 2024 een betoging wilde organiseren op [locatie] in Arnhem. Bij besluit van 20 maart 2024 heeft de burgemeester de betoging verboden.
3.1.
Bij besluit van 21 maart 2024 heeft de burgemeester aan eiser een gebiedsverbod opgelegd voor de gemeente Arnhem. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
3.2.
Eiser heeft gelijktijdig de voorzieningenrechter verzocht om het besluit van 21 maart 2024 te schorsen. Bij de uitspraak van 29 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter het gebiedsverbod met ingang van 10 april 2024 geschorst.
3.3.
De burgemeester heeft het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser volgens hem geen procesbelang meer heeft. De betreffende betoging heeft alsnog plaatsgevonden op 11 mei 2024. Daarmee heeft eiser bereikt wat hij wilde bereiken met zijn bezwaar. Eiser heeft volgens de burgemeester geen ander reëel en actueel procesbelang dat nog voor feitelijke betekenis is voor hem.
Eiser heeft procesbelang bij de beoordeling van zijn beroep
4. De burgemeester betoogde eerder dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is omdat hij geen procesbelang heeft. Op de zitting heeft de burgemeester dat standpunt laten vallen. De rechtbank ziet ook ambtshalve geen grond voor het oordeel dat eiser geen procesbelang heeft.
Heeft de burgemeester terecht geconcludeerd dat eiser geen procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn bezwaar?
5. Eiser betoogt dat de burgemeester ten onrechte heeft geoordeeld dat hij geen procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn bezwaar. Eiser stelt dat hij immateriële schade heeft opgelopen als gevolg van het gebiedsverbod, omdat hij daardoor werd beperkt in zijn bewegingsvrijheid en is aangetast in zijn eer en goede naam. Hij vreest ervoor dat hij als voorman van [naam organisatie] elke keer wordt geconfronteerd met het feit dat een demonstratie van [naam organisatie] wordt verboden en een gebiedsverbod wordt opgelegd. Bovendien is eiser inmiddels strafrechtelijk veroordeeld vanwege overtreding van het gebiedsverbod.
5.1.
Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat een gebiedsverbod, gelet op de gronden waarop het wordt opgelegd, een publieke afwijzing van het gedrag van de betrokkene kan zijn en daarmee tot op zekere hoogte aannemelijk kan zijn dat de betrokkene als gevolg van het gebiedsverbod in zijn eer en goede naam is geschaad. Het doel dat de betrokkene nastreeft met zijn beroep – vernietiging van het gebiedsverbod – kan om die reden van meer dan principiële betekenis voor hem zijn. [2] De burgemeester betoogt dat deze vaste rechtspraak in dit geval niet van toepassing is, omdat het gebiedsverbod niet is opgelegd vanwege ordeverstorende gedragingen van eiser maar vanwege een concrete terroristische dreiging die ook tegen eiser gericht was.
5.2.
Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank stelt vast dat het gebiedsverbod is opgelegd vanwege ordeverstorende gedragingen van eiser. Weliswaar hangt de besluitvorming samen met een concrete terroristische dreiging. Die heeft ertoe geleid dat de burgemeester de door eiser aangekondigde demonstratie verbood. Nadat eiser op X aankondigde dat hij desondanks naar Arnhem zou komen, heeft de burgemeester aan hem het gebiedsverbod opgelegd. Daarbij heeft de burgemeester overwogen dat het gebiedsverbod wordt gegeven omdat eiser heeft aangekondigd een wettelijk gegeven verbod te willen negeren, dat dit naar verwachting een mobiliserend effect zal hebben op anderen en dat daarom ernstige vrees is voor ernstige wanordelijkheden als eiser in Arnhem verschijnt. In die formulering zit een beoordeling van het handelen van eiser. Bovendien volgt daaruit dat dit handelen de directe aanleiding was om het gebiedsverbod op te leggen. Het gebiedsverbod is daarom, gelet op de gronden waarop het wordt opgelegd, een publieke afwijzing van het gedrag van eiser. Daarmee is tot op zekere hoogte aannemelijk dat eiser als gevolg van het hem opgelegde gebiedsverbod in zijn eer en goede naam is geschaad. Het doel dat eiser nastreeft met zijn beroep – vernietiging van het gebiedsverbod – kan om die reden van meer dan principiële betekenis voor hem zijn.
5.3.
Daarnaast heeft eiser ook nog om een andere reden procesbelang bij de beoordeling van zijn bezwaar. Eiser is strafrechtelijk vervolgd vanwege overtreding van het gebiedsverbod. Hij is namelijk op 27 maart 2024 aangehouden. Hij is vervolgens strafrechtelijk vervolgd en veroordeeld vanwege overtreding van het gebiedsverbod. Eiser is op dit moment in afwachting van de uitkomst van de hoger beroepsprocedure. Hij heeft de aanhouding gemeld tijdens de hoorzitting in bezwaar, dat betekent dat de burgemeester hiervan op de hoogte was tijdens het nemen van het bestreden besluit. Omdat de inhoudelijke beoordeling van het gebiedsverbod consequenties zou kunnen hebben voor de beoordeling van het hoger beroep in de strafrechtelijke procedure over de overtreding van het gebiedsverbod, heeft eiser ook daarom een procesbelang bij de beoordeling van zijn bezwaar.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de burgemeester op om binnen zes weken een nieuw besluit op het bezwaar van eiser te nemen. Als de burgemeester besluit eiser opnieuw te horen, geldt een beslistermijn van tien weken.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de burgemeester op om met inachtneming van deze uitspraak binnen zes weken (of in het geval de burgemeester besluit eiser opnieuw te horen binnen tien weken) een besluit op het bezwaar van eiser te nemen;
  • draagt de burgemeester op het door eiser betaalde griffierecht van € 187 aan hem te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Ebbers, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorzieningenrechter van Rb. Gelderland, 29 maart 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:1807.
2.ABRvS 30 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1524, ro. 3 en ABRvS 22 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA0633, ro. 2.