5.2.De voorwaarde dat sprake moet zijn van een voor 1 juni 2021 opeisbaar geworden schuld behoort tot de kern van de regeling voor private schulden. De wetgever heeft beoogd een regeling te treffen voor ouders die op 1 juni 2021 in een situatie van betalingsachterstanden, opeisbare schulden en dientengevolge mogelijke incassomaatregelen terecht zijn gekomen. Dat daadwerkelijk incassomaatregelen hebben plaatsgevonden, is daarbij geen voorwaarde.Het begrip opeisbaarheid uit de Wht moet worden uitgelegd naar het civiele recht en dat bepaalt dat een vordering opeisbaar is vanaf het moment waarop de schuldeiser daarvan nakoming kan vorderen. Een vordering is opeisbaar als een daartoe afgesproken termijn verstrijkt.
De schuld bij Qander Consumer Finance
6. De rechtbank is van oordeel dat de minister de schuld bij Qander Consumer Finance terecht niet heeft overgenomen, omdat niet is voldaan aan de in artikel 4.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wht genoemde voorwaarde. De minister stelt terecht dat uit de door de kredietverstrekker op 22 februari 2024 verstrekte informatie (een e-mail en een rekeningoverzicht van de lening) blijkt dat eiseres op 31 mei 2021 geen betalingsachterstand had en dat ook niet op enig ander moment voor 1 juni 2021 sprake is geweest van betalingsachterstanden. Dit betekent dat de vordering niet voor 1 juni 2021 opeisbaar is geworden. Eiseres heeft op de zitting desgevraagd bevestigd dat zij dit niet betwist.
De schuld bij Vesting Finance
7. De rechtbank is van oordeel dat de minister ook de schuld bij Vesting Finance terecht niet heeft overgenomen, omdat niet is voldaan aan de in artikel 4.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wht genoemde voorwaarde. De minister stelt terecht dat uit de door eiseres overgelegde BKR-registratie blijkt dat zij op 31 mei 2021 geen betalingsachterstand had. Verder stelt de minister terecht dat uit de BKR-registratie weliswaar blijkt dat op enig moment voor 1 juni 2021 sprake is geweest van een herstelde betalingsachterstand, maar niet dat één specifiek vervallen termijnbedrag tenminste twee maanden onafgebroken onbetaald is gebleven. Uit artikel 12, eerste lid, van de algemene voorwaarden van de kredietverstrekker volgt dat één van de voorwaarden voor het onmiddellijk opeisbaar worden van de gehele vordering is dat de kredietnemer gedurende tenminste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen termijnbedrag. Omdat uit de overgelegde BKR-registratie blijkt dat aan deze voorwaarde niet is voldaan, betekent dit dat de vordering niet voor 1 juni 2021 opeisbaar is geworden. Eiseres heeft haar stelling dat de vordering wel opeisbaar is geworden niet onderbouwd. De minister heeft zich dan ook terecht op deze informatie gebaseerd. In de stelling van eiseres dat de kredietverstrekker wel informatie aan de minister zou hebben verstrekt, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een andersluidend oordeel.
De schuld bij DEFAM Financieringen
8. De rechtbank concludeert dat de minister bij de beantwoording van de vraag of de schuld bij DEFAM Financieringen voor 1 juni 2021 opeisbaar is geworden onderscheid had moeten maken tussen de openstaande betalingsachterstand op 31 mei 2021 en de hoofdsom van de schuld. De minister heeft terecht de hoofdsom van de schuld niet overgenomen, omdat niet is voldaan aan de in artikel 4.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wht genoemde voorwaarde. De minister heeft echter ten onrechte de op 31 mei 2021 openstaande betalingsachterstand niet overgenomen. De rechtbank licht dit oordeel als volgt toe.