In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die meerdere schenkingen heeft ontvangen, waaronder aandelen in een BV die een NSW-landgoed bezit. De rechtbank beoordeelt de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die schenkbelasting heeft opgelegd. De belanghebbende stelt dat de waarde van de aandelen negatief moet worden gesteld voor de heffing van schenkbelasting, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet mogelijk is. De rechtbank legt uit dat volgens de systematiek van de Successiewet eerst het belastbare bedrag van de schenkingen afzonderlijk moet worden vastgesteld, voordat de samentelbepaling van artikel 27 SW kan worden toegepast. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de schenkbelasting niet te hoog heeft vastgesteld en dat de invorderingsvrijstelling correct is toegepast. De rechtbank wijst ook een verzoek om schadevergoeding voor immateriële schade toe, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden. De rechtbank bepaalt dat de inspecteur en de Staat der Nederlanden elk een schadevergoeding aan de belanghebbende moeten betalen.