ECLI:NL:RBHAA:2008:BG5494
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.F.W. Brouwer
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie op grond van artikel 31, eerste lid, van het Vluchtelingenverdrag
In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Haarlem op 18 november 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een Afghaanse verdachte die in Nederland was aangekomen met een vals paspoort. De verdachte, geboren in Afghanistan, was samen met haar moeder en broer op zoek naar een veilig heenkomen, nadat zij in Afghanistan met de dood waren bedreigd vanwege haar werk voor de organisatie War Child. De verdachte en haar familie hadden de intentie om naar Nederland te reizen en verbleven tijdelijk in Griekenland, waar zij door de autoriteiten werden opgepakt en in een kamp werden vastgehouden. Na hun vrijlating hebben zij nog enkele dagen in Athene doorgebracht voordat zij naar Nederland reisden.
De politierechter heeft vastgesteld dat de verdachte, haar moeder en broer niet eerder in Griekenland hebben verbleven met de intentie om daar asiel aan te vragen, maar dat zij altijd de bedoeling hebben gehad om naar Nederland te gaan. De verdediging voerde aan dat de verdachte een beroep kon doen op de bescherming van artikel 31, eerste lid, van het Vluchtelingenverdrag, omdat Griekenland geen veilig land zou zijn voor hen. De politierechter volgde dit betoog en oordeelde dat de verdachte niet als vluchteling kon worden aangemerkt, omdat zij met een vals paspoort Nederland was binnengekomen.
Uiteindelijk verklaarde de politierechter het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging, omdat de verdachte onverwijld een asielgerelateerde reden had opgegeven voor het gebruik van het valse paspoort. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 4 november 2008, waarbij de verdachte haar verhaal deed over de bedreigingen in Afghanistan en de reis naar Nederland. De politierechter concludeerde dat het openbaar ministerie niet had mogen overgaan tot strafvervolging in deze zaak.