In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 24 juli 2013 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een bewindvoerder. De bewindvoerder verzocht om vast te stellen dat de rechthebbende de nalatenschap van haar vader, de erflater, beneficiair heeft aanvaard en om machtiging te verlenen voor het in rekening brengen van kosten voor niet-reguliere werkzaamheden in verband met de afwikkeling van de nalatenschap. De vader van de rechthebbende was op een bepaalde datum overleden, en de rechthebbende had eerder een verklaring van erfrecht ontvangen waarin stond dat zij de nalatenschap zuiver had aanvaard. De bewindvoerder betwistte deze zuivere aanvaarding en stelde dat de nalatenschap op grond van artikel 1:441, lid 5, BW uitsluitend beneficiair kon worden aanvaard. De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder inderdaad bevoegd was om de nalatenschap beneficiair te aanvaarden, en dat de verklaring van erfrecht van de notaris niet afdeed aan deze bevoegdheid. De kantonrechter heeft het verzoek van de bewindvoerder tot afgifte van de beschikking toegewezen en gelast dat deze in het boedelregister wordt ingeschreven. Daarnaast verleende de kantonrechter machtiging voor het in rekening brengen van maximaal 6 uur voor de afwikkeling van de nalatenschap, conform het geldende uurtarief. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.