In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. J.J. Groen van de Rechtbank Limburg, heeft verzoeker, een medewerker van de onderneming Stoltz, een verzoek ingediend tot vernietiging van zijn ontslag op staande voet en doorbetaling van zijn loon. De procedure vond plaats in Maastricht en betreft een geschil met een internationaal karakter, aangezien Stoltz is gevestigd in Luxemburg en verzoeker in Nederland woont. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst onder Nederlands recht valt, omdat dit expliciet in de overeenkomst is opgenomen.
De kantonrechter heeft vervolgens beoordeeld of verzoeker zijn verzoek tijdig heeft ingediend. Volgens artikel 7:686a lid 4 BW dient een verzoek tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst binnen twee maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst te worden ingediend. Verzoeker heeft betwist de ontslagbrief te hebben ontvangen, maar de kantonrechter heeft deze betwisting gepasseerd. De kantonrechter concludeert dat verzoeker op of omstreeks 25 februari 2016 op de hoogte was van zijn ontslag, en dat zijn verzoekschrift pas op 7 juni 2016 is ingediend, wat buiten de voorgeschreven termijn valt.
Hierdoor verklaart de kantonrechter verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek en wijst hij het verzoek om een voorlopige voorziening af. Verzoeker wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Stoltz, vastgesteld op € 400,00. Deze beschikking is openbaar uitgesproken op 25 augustus 2016.