In deze zaak heeft eiser, een natuurlijk persoon, een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) bij het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Venray. Eiser verzocht om documenten met betrekking tot grensoverschrijdend onderzoek naar vermogen in het buitenland en andere gerelateerde onderwerpen. Verweerder heeft echter gesteld dat het verzoek niet ontvankelijk was, omdat het niet op de juiste wijze was ingediend. Eiser heeft betoogd dat hij het verzoek wel degelijk had ingediend en dat verweerder opzettelijk een valse verklaring had afgelegd door te ontkennen het verzoek te hebben ontvangen.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er sprake was van misbruik van recht. Eiser en zijn gemachtigde, beiden advocaten, hebben het Wob-verzoek bij 403 gemeenten ingediend, wat de rechtbank als een indicatie van misbruik beschouwde. De rechtbank oordeelde dat de bevoegdheid om Wob-verzoeken in te dienen niet kon worden ingeroepen, omdat deze kennelijk was aangewend om procedures te genereren en geld te incasseren, in plaats van om de gevraagde informatie te verkrijgen.
De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en eiser veroordeeld in de proceskosten van verweerder tot een bedrag van € 992,=, omdat er sprake was van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.P. Letschert op 9 maart 2017, en de beslissing is openbaar uitgesproken. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.