In deze zaak vordert VGZ Zorgkantoor B.V. betaling van een bedrag van € 810,96 van de gedaagde partij, die een persoonsgebonden budget (pgb) heeft ontvangen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij bij de verantwoording van het pgb geen rekening heeft gehouden met een factuur van Zorgboerderij De Huiberg, die betrekking had op de verantwoordingsperiode. VGZ heeft op 24 februari 2015 een terugvorderingsbeschikking afgegeven voor een te veel ontvangen bedrag van € 5.846,99, waartegen de gedaagde partij geen bezwaar heeft gemaakt binnen de gestelde termijn. Hierdoor heeft de beschikking formele rechtskracht gekregen.
De kantonrechter overweegt dat VGZ in het kader van haar herstelbeleid wellicht uit coulance rekening had kunnen houden met de factuur, maar dat de kantonrechter niet kan treden in dat beleid. De gedaagde partij heeft ook een herzieningsverzoek ingediend, maar dit is afgewezen. De kantonrechter concludeert dat VGZ recht heeft op de gevorderde betaling, omdat de gedaagde partij niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de terugvorderingsbeschikking en de formele rechtskracht daarvan niet kan worden betwist. De gedaagde partij wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 771,05.