Uitspraak
RECHTBANK limburg
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2018 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2018.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor het splitsen van een woning voor kamerverhuur. Eiser, vertegenwoordigd door mr. W.D.W. van Aken, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van de vergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, vertegenwoordigd door mr. M.C. van Doornik. De rechtbank heeft eerder, op 14 maart 2018, een tussenuitspraak gedaan waarin werd geoordeeld dat het bestreden besluit een gebrek vertoonde. De rechtbank stelde het college in de gelegenheid om het gebrek te herstellen. In reactie hierop heeft het college op 26 maart 2018 een nieuw besluit genomen, waarbij de omgevingsvergunning werd gehandhaafd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de derde-belanghebbenden, waaronder [naam 2] en zes anderen, geen zienswijzen hebben ingediend tegen het herstelbesluit. Hierdoor zijn hun beroepen tegen het herstelbesluit ongegrond verklaard. Eiser heeft aangegeven in te stemmen met het herstelbesluit en heeft geen verdere zienswijzen ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiser tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk is, omdat het college met het herstelbesluit aan zijn verzoek heeft voldaan. De rechtbank heeft ook bepaald dat het college het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.
De rechtbank heeft de volgende beslissingen genomen: het beroep van eiser tegen het besluit van 21 februari 2017 is niet-ontvankelijk verklaard; de beroepen van derde-belanghebbenden tegen het besluit van 26 maart 2018 zijn ongegrond verklaard; eiser is in de beroepen tegen het besluit van 26 maart 2018 niet-ontvankelijk verklaard; en verweerder is opgedragen het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser te vergoeden, evenals de proceskosten tot een bedrag van € 1.002,-.