ECLI:NL:RBLIM:2018:6047

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
6496759 \ CV EXPL 17-9200
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling na advocatendeclaratie met verweer op basis van no cure no pay

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 27 juni 2018, is een vordering aan de orde die voortvloeit uit een advocatendeclaratie. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. J.G. Galama, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De gedaagde partij voerde als verweer aan dat er een overeenkomst was gesloten op basis van 'no cure no pay'. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling verwezen naar een eerder tussenvonnis van 28 maart 2018, waarin de eisende partij was toegelaten om bepaalde bewijsstukken in het geding te brengen. Hoewel de eisende partij de schriftelijke overeenkomst niet heeft overgelegd, heeft zij wel andere relevante e-mails ingediend. De kantonrechter oordeelde dat het verweer van de gedaagde partij niet kon slagen, omdat de eisende partij voldoende bewijs had geleverd dat de overeenkomst onder de door haar gestelde voorwaarden tot stand was gekomen. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde partij gehouden was de gefactureerde bedragen te voldoen, inclusief rente en proceskosten. De vordering van de eisende partij werd toegewezen, met inbegrip van de gevorderde rente en proceskosten, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.305,09, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van € 806,51.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6496759 \ CV EXPL 17-9200
Vonnis van de kantonrechter van 27 juni 2018
in de zaak van:
[eisende partij] h.o.d.n. [handelsnaam eisende partij],
wonend [adres eisende partij] ,
[woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. J.G. Galama,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 maart 2018
  • de akte van eisende partij
  • de antwoordakte van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter verwijst naar zijn tussenvonnis van 28 maart 2018 en volhardt bij de inhoud daarvan. In dat tussenvonnis is eisende partij toegelaten de schriftelijke overeenkomst en de e-mail van 30 augustus 2013 in het geding te brengen.
2.2.
De kantonrechter constateert dat eisende partij de schriftelijke overeenkomst niet in het geding heeft gebracht. Wel heeft eisende partij de e-mail van 30 augustus 2013 als ook andere e-mails overgelegd.
Gedaagde partij heeft hierop gereageerd en zij blijft bij haar standpunt “no cure no pay” te zijn overeengekomen.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat het verweer van gedaagde partij gepasseerd moet worden. Hoewel eisende partij de schriftelijke overeenkomst niet in het geding heeft gebracht, heeft zij met de overlegging van alle e-mails in voldoende mate aangetoond dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder de voorwaarden zoals door haar gesteld. Daartoe acht de kantonrechter het volgende redengevend.
Vast staat dat eisende partij daadwerkelijk werkzaamheden ten behoeve van gedaagde partij heeft verricht. Dit staat ook niet ter discussie tussen partijen. Partijen verschillen enkel van mening over de hoogte van het honorarium.
Uit de e-mail van 30 augustus 2013 blijkt overduidelijk dat, indien de debiteur (lees ex partner van gedaagde partij) inhoudelijk verweer voert, het normale tarief van € 200,00 per uur, exclusief 5% kantoorkosten en 21% btw zal gelden. Dit uurtarief is bij gedaagde partij gematigd naar € 150,00 per uur. Nu de debiteur inhoudelijk verweer heeft gevoerd en een en ander heeft geleid tot een juridische procedure, is gedaagde partij gebonden aan het uurtarief van € 150,00, exclusief 5% kantoorkosten en 21% btw. Dat andere afspraken zijn gemaakt, is door gedaagde partij niet aangetoond. Gedaagde partij is daarom gehouden de gefactureerde bedragen te voldoen.
2.4.
Ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat het betalen van een bedrag van € 250,00 niet strookt met het gevoerde verweer niets verschuldigd te zijn. Het betalen van enig bedrag houdt immers een erkenning van de vordering tot in elk geval dat bedrag in.
2.5.
Nu het verweer van gedaagde partij is verworpen, kan de vordering van eisende partij aan haar worden toegewezen, zulks met inbegrip van de gevorderde rente.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat in de aanmaning aan gedaagde partij een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704
.
2.6.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig partijen toe te laten tot nadere bewijslevering.
2.7.
Gedaagde partij zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 83,51
  • griffierecht 223,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 806,51
2.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 7.305,09, vermeerderd met de wettelijke rente over € 6.864,70 vanaf 7 november 2017 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 806,51,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: