Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: AWB/ROE 18/2838
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 juni 2019 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. C.A.M. Lemeer-Smeets),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert, verweerder
(gemachtigde: mr. A.G. Kerkhof).
Bij besluit van 27 februari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder met ingang van 1 maart 2018 de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd.
Bij besluit van 10 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 mei 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens zijn voor verweerder verschenen [naam 1] (strategisch adviseur juridische kwaliteit), [naam 2] (functioneel leidinggevende), [naam 3] (manager integriteit Renewi) en [naam 4] (gemeentesecretaris).
1. De exploitatie van de reinigingsdienst en de milieustraat in Weert wordt sinds 1 september 2015 uitgevoerd door Renewi Pic, c.q. het voormalige Van Gansewinkel Milieuservices Overheidsdiensten BV. De medewerkers die voorheen werkzaam waren bij de reinigingsdienst van de gemeente Weert, onder wie eiser, zijn thans bij Renewi gedetacheerd. Ook eiser was onder meer werkzaam op de milieustraat.
2. Naar aanleiding van een tweetal meldingen dat medewerkers van de milieustraat mogelijk goederen wegnemen, is door [naam 3], manager integriteit van Renewi, een onderzoek ingesteld. Bij dit onderzoek zijn over de periode van 26 juni 2017 tot en met 30 september 2017 via heimelijk cameratoezicht op de milieustraat camerabeelden vastgelegd van locaties op de milieustraat, waar goederen zijn “klaargezet” om mogelijk door medewerkers te worden meegenomen. Ook zijn gesprekken gevoerd met de anonieme melders. Verweerder heeft op grond van de camerabeelden vastgesteld dat eiser vermoedelijk goederen heeft weggenomen van de milieustraat en nauwe contacten onderhield met [naam 5] van kringloopwinkel Centrum Weert (hierna: [naam 6] van de kringloop), die wekelijks goederen meenam van de milieustraat. De onderzoeksresultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het rapport feitenonderzoek integriteit van 27 november 2017 (het rapport).
3. Op 16 november 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen eiser en [naam 3]. Daarbij is eiser geconfronteerd met de bevindingen uit het onderzoek. Aansluitend aan het gesprek is eiser de toegang tot de gebouwen en terreinen met onmiddellijke ingang ontzegd en het voornemen tot schorsing aangezegd. Na kennisname van eisers zienswijze, heeft verweerder bij besluit van 20 december 2017 besloten eiser te schorsen in het belang van de dienst. Tegen dit besluit heeft eiser geen rechtsmiddelen aangewend, zodat het schorsingsbesluit in rechte is vast komen te staan.
4. Bij brief van 14 december 2017 heeft verweerder aan eiser het voornemen kenbaar gemaakt de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag op te leggen. Eiser heeft ook tegen dit voornemen een zienswijze ingediend. In het kader van de voornemenprocedure heeft verweerder [naam 7] Bedrijfsrecherche BV (hierna: [naam 7]) ingeschakeld uit zorgvuldigheidsoverwegingen, teneinde de feiten vast te stellen, meer in het bijzonder om vast te stellen wie er nog meer betrokken waren bij de onttrekking van goederen en of er sprake is geweest van financieel voordeel. Op 11 januari 2018 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen eiser en medewerkers van [naam 7]. Van dit gesprek is een verslag gemaakt.
5. Bij het primaire besluit heeft verweerder beslist conform het voornemen. Verweerder heeft besloten eiser op grond van artikel 8:13 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (de CAR/UWO) met ingang van 1 maart 2018 de disciplinaire straf van (oneervol) ongevraagd ontslag op te leggen. Verweerder heeft aan het ontslagbesluit de volgende verwijten ten grondslag gelegd:
- het wegnemen van goederen uit de afvalstromen (te weten: het via internet te koop aanbieden van cameralenzen, waarvan eiser heeft toegegeven dat hij deze goederen heeft gefotografeerd op de milieustraat, het weglopen van het terrein van de milieustraat met een tas van Albert Heijn vol Lego, het demonteren van wielen van een kinderfietsje en deze wielen vervolgens aangeboden aan een collega, het meenemen van twee wielen van een skelter en tennisballen en het apart zetten van de afvalstroom van tempex met het oogmerk dit voor eigen gebruik mee te nemen);
- het verlenen van medewerking aan het wegnemen van goederen vanaf de milieustraat (te weten: het in de gelegenheid stellen van [naam 6] van de kringloopwinkel om goederen van de milieustraat mee te nemen, die door eiser of zijn collega’s uit de afvalstroom zijn gehaald en apart zijn gezet);
- in onvoldoende mate nemen van verantwoordelijkheden in de functie van medewerker milieustraat (te weten: het niet aanspreken van collega’s op strijdig gedrag met betrekking tot het uit de afvalstroom halen en apart zetten van goederen dan wel het mee naar huis nemen daarvan, dergelijke voorvallen niet melden bij zijn leidinggevende en door niet handhavend optreden, bijdragen aan de cultuur, waarbij het normaal wordt bevonden om bruikbare goederen uit de afvalstroom te halen).
6. Op 24 september 2018 heeft de Bezwarencommissie personele aangelegenheden gemeente Weert (de Commissie) verweerder geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren. De Commissie acht het niet onomstotelijk bewezen dat eiser de cameralenzen – gelet op eisers verklaring op de hoorzitting dat hij deze lenzen al jarenlang in zijn bezit had, deze tevergeefs te koop heeft aangeboden op internet en vervolgens heeft ingeleverd op de milieustraat, waar deze lenzen een dag later zijn verdwenen – aan de afvalstroom heeft onttrokken. In dat kader acht de Commissie tevens van belang dat het tijdstip van het aanbieden van deze goederen op Marktplaats niet meer is te achterhalen. Met betrekking tot de doos lego gaat de Commissie ervan uit dat het een privéaangelegenheid was en dat het niet ging om een afvalproduct. Volgens eiser – ondersteund door een verklaring van [naam 6] van de kringloop – betrof de lego namelijk een tegenprestatie van laatstgenoemde in verband met goederen die eiser privé eerder aan hem had meegegeven. De Commissie acht het wel onhandig van eiser en [naam 6] om deze privéaangelegenheid af te wikkelen op de milieustraat. De Commissie heeft voorts aan het voorval met betrekking tot de wielen van de kinderfiets minder waarde gehecht dan verweerder, nu deze wielen niet aantoonbaar van de milieustraat zijn afgegaan. Voor wat betreft de wielen van de skelter en de tennisballen heeft de Commissie vastgesteld dat eiser heeft toegegeven dat deze zijn onttrokken aan de afvalstroom, evenals het apart zetten van de tempex met de bedoeling deze voor eigen gebruik mee te nemen. Verder is de Commissie van mening dat eiser een “servicegerichte” band had met [naam 6] van de kringloop en dat eiser er ook voor zorgde dat andere medewerkers goederen apart zetten ten voordele van [naam 6] van de kringloop en zodoende deze goederen werden onttrokken aan de afvalstroom. De Commissie heeft voorts geconstateerd dat op de milieustraat niet altijd toezicht voorhanden is, hetgeen volgens de Commissie aan de organisatie is toe te rekenen. Volgens de Commissie is de opgelegde disciplinaire straf tot onvoorwaardelijk strafontslag te zwaar, gelet ook op de andere opgelegde disciplinaire maatregelen aan collega’s van eiser. Een disciplinaire straf tot voorwaardelijk ontslag acht de Commissie in eisers geval passender.
7. Bij het bestreden besluit heeft verweerder – in afwijking van het advies van de Commissie – eisers bezwaar ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser uitdrukkelijk ten overstaan van [naam 3] van Renewi heeft verklaard dat hij de cameralenzen te koop heeft aangeboden op Marktplaats en dat deze lenzen van de milieustraat afkomstig waren. Eiser heeft deze verklaring ondertekend, zodat aan deze verklaring zwaarwegende betekenis mag worden toegekend, aldus verweerder. Ten aanzien van het feit dat eiser de wielen van het kinderfietsje heeft gehaald, is verweerder van mening dat de Commissie eraan voorbij gaat dat door deze handeling van eiser deze goederen aan de afvalstroom zouden worden onttrokken. Eiser heeft dan ook volgens verweerder gehandeld in strijd met de bedrijfsregels, inhoudende dat zowel het meenemen van afval als het sorteren van afval wordt aangemerkt als diefstal. Dat eiser niet de intentie had om de wielen zelf mee te nemen en deze wielen er voor een collega heeft afgehaald, acht verweerder niet relevant. Verweerder stelt zich ten aanzien van de tennisballen en de wielen van de skelter op het standpunt dat deze artikelen zijn meegenomen door eiser en er dus sprake is van diefstal. Met betrekking tot de lego is verweerder van mening dat de Commissie er aan voorbij gaat dat het afwikkelen van een privéaangelegenheid op deze wijze op de milieustraat bijdraagt aan het beeld van de ambtenaar die goederen onttrekt aan de afvalstromen ten voordele van zichzelf. Volgens verweerder heeft eiser zich laten uitbetalen door [naam 6] van de kringloop in natura, hetgeen evenzeer in strijd is met de regels. Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de wijze waarop eiser ruimte heeft geboden aan [naam 6] van de kringloop om goederen mee te nemen van de milieustraat een duidelijk handelen is in strijd met de letter en geest van de werkinstructies. Met dergelijk gedrag heeft eiser het beeld opgeroepen van een medewerker milieustraat die het niet zo nauw neemt met de regels. Ten aanzien van de opmerking van de Commissie dat op zaterdag geen toezicht voorhanden is en dit de organisatie moet worden toegerekend, heeft verweerder verwezen naar het feit dat de leidinggevenden op andere momenten bij herhaling hebben gewezen op de naleving van de regels ten aanzien van het uitvoeren van toezicht op het inleveren van afval en het niet meenemen van goederen vanaf de milieustraat. Dat het toezicht niet waterdicht was, vormt volgens verweerder geen rechtvaardiging voor eiser om de bedrijfsregels, die hem bekend waren, te overtreden. Voor zover de Commissie een vergelijking met andere opgelegde disciplinaire maatregelen in deze kwestie heeft gemaakt, heeft verweerder gesteld dat eisers situatie zodanig afwijkt van de situatie van andere medewerkers dat een vergelijking niet opgaat. Zo heeft eiser meerdere goederen gesorteerd of meegenomen en heeft hij geen inzicht getoond in de onjuistheid van zijn handelen. Dit laatste heeft volgens verweerder bijgedragen aan het feit dat hij een te nauwe band heeft ontwikkeld met [naam 6] van de kringloop, waardoor ook het beeld is ontstaan dat eiser een handeltje dreef met [naam 6] voornoemd. Het zich laten betalen in natura door middel van lego draagt bij aan een dergelijk beeld, aldus verweerder. Met betrekking tot de evenredigheid van het strafontslag is verweerder van mening dat eiser ermee bekend was dat hij geen goederen mocht meenemen of apart zetten. Volgens verweerder heeft eiser aantoonbaar in strijd gehandeld met deze regels. Nu het sorteren en/of meenemen van goederen uit de afvalstroom wordt aangemerkt als diefstal, is het overtreden van deze regels volgens verweerder zwaar genoeg voor het opleggen van een strafontslag.
8. Eiser heeft zich met het bestreden besluit niet kunnen verenigen en heeft hiertegen beroep ingesteld. Eiser schaart zich volledig achter het oordeel van de Commissie, met name de constatering dat het opleggen van strafontslag in dit geval te zwaar is. Volgens eiser is verweerder in het bestreden besluit volledig voorbij gegaan aan wat de Commissie heeft gesteld en opgemerkt. Eiser is het voorts niet eens met verweerders motivering waarom het advies van de Commissie niet wordt gevolgd. De opgelegde straf is volgens eiser eveneens veel te zwaar, omdat verweerder niet aangetoond heeft dat eiser op de hoogte was van de regels omtrent de afvalstromen en het mee naar huis nemen van spullen vanuit de milieustraat. Bovendien heeft verweerder niet aangetoond, aldus eiser, dat het bestendig gebruik is dat er dusdanig zwaar gestraft wordt als de regels betreffende afvalstromen geschonden worden (zonder waarschuwing vooraf) en eiser daarvan dus op de hoogte had kunnen zijn. Tot slot heeft eiser aangevoerd dat verweerder niet voldoende heeft erkend dat er sprake was van een gedoogcultuur waar zowel alle collega’s van eiser als de leidinggevenden deel aan namen en gebruik van maakten. Volgens eiser kan hem niet zwaar worden aangerekend dat hij enkele tennisballen mee naar huis heeft genomen. Dit levert volgens eiser geen ernstig plichtsverzuim op. Eiser verwijst in dit verband ook naar andere collega’s die voor dit vergrijp geheel niet of niet zo zwaar gestraft zijn.
9.De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
10. Ingevolge artikel 16:1:1, eerste lid, van de CAR/UWO, voor zover hier van belang, kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt deswege disciplinair worden gestraft.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen en nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
In artikel 8:13 van de CAR/UWO is bepaald dat als disciplinaire straf aan de ambtenaar ongevraagd ontslag kan worden verleend.
11. Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire maatregel aanleiding kan geven is volgens vaste rechtspraak noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is gekregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan. De rechtbank verwijst in dit verband naar een uitspraak van 24 mei 2018 van de Centrale Raad van Beroep (CRvB; ECLI:NL:CRVB:2018:1534). Daarbij geldt als uitgangspunt dat de verweten gedragingen ook aan de betrokken ambtenaar kunnen worden toegerekend. Voorts dient de opgelegde straf evenredig te zijn aan de ernst van het gepleegde plichtsverzuim. Verder blijkt uit vaste jurisprudentie van de CRvB dat de geringe waarde van het meegenomen goed op zichzelf niet van belang is bij de beoordeling of al dan niet sprake is van plichtsverzuim (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:977). 12. De rechtbank stelt vast dat in de bedrijfsregels van Renewi neergelegd in het “Veiligheids- en gedragsboekje” staat vermeld:
“
Sorteren en meenemen van afval- en/of reststoffen voor eigen gebruik
De medewerker zal geen afval en/of reststoffen sorteren en meenemen voor eigen gebruik of ten eigen bate. Indien hij dat toch doet, wordt dit aangemerkt als diefstal. Indien er voorwerpen van waarde in het afval of de te verwerken stoffen worden aangetroffen dan zal de medewerker dit aan zijn leidinggevende kenbaar maken.
Werkzaamheden door derden en/of voor eigen rekening
Zonder voorafgaande uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van werkgever is het de medewerker niet toegestaan werkzaamheden te verrichten voor derden en/of voor eigen rekening”.
13. Volgens verweerder krijgen medewerkers, die gaan werken op de milieustraat, voornoemd instructieboekje en moet voor ontvangst van dit boekje worden getekend. De bedrijfsregels die bij Renewi gelden, zijn ook van toepassing voor de medewerkers van de gemeente Weert, die gedetacheerd zijn bij Renewi. Dit is uitdrukkelijk opgenomen in artikel 3 onder b van de detacheringsovereenkomst, waar de gedetacheerde medewerkers ook voor hebben moeten tekenen. Verder is volgens verweerder in zogenaamde toolbox-meetings geregeld aandacht besteed aan het feit dat geen goederen voor eigen gebruik mogen worden gesorteerd of meegenomen vanaf de milieustraat.
14. De rechtbank is gebleken dat eiser op 16 november 2017 tegen [naam 3] van Renewi heeft verklaard dat hij het detacheringscontract wel heeft ontvangen, maar niet heeft doorgelezen. Hetzelfde geldt volgens eiser ook voor de door hem getekende en ontvangen integriteitsverklaring. Tijdens het gesprek op 11 januari 2018 heeft eiser ten overstaan van medewerkers van [naam 7] onder meer verklaard dat hij niet meer weet of hij voor ontvangst van de gedragsregels heeft getekend, maar dat hij het boekje wel ooit heeft gezien, maar niet gelezen. Ter zitting heeft eiser desgevraagd verklaard dat hij heeft getekend voor ontvangst van het “Veiligheids- en gedragsboekje”, maar dat hij het boekje nooit heeft gelezen. De rechtbank is voorts gebleken dat eiser tijdens het gesprek met [naam 3] van Renewi zelf heeft aangegeven dat hij met het verbod op het meenemen van goederen bekend is en dat dit niet mag. Later (in de zienswijze en het bezwaarschrift) is eiser op deze verklaring teruggekomen. Volgens eiser zou hij zodanig onder (tijds)druk hebben gestaan (omdat hij zijn zoontje van school moest halen en daardoor de verklaring heeft ondertekend zonder hem eerst door te lezen) dat de toen door hem afgelegde verklaringen niet als waar mogen worden aangemerkt. Volgens eiser staan in het gespreksverslag van 16 november 2017 de zaken anders verwoord dan dat hij gezegd heeft of heeft hij sommige zaken wel zo gezegd, zoals in het verslag staat, om ervan af te zijn, omdat hij ervan uitging dat hij niets fout had gedaan en hij naar huis wilde gaan. Op de zitting heeft eiser nog verklaard dat wat in de containers van de milieustraat ligt, in de containers moet blijven. Dit in tegenstelling tot spullen die burgers aan hem (persoonlijk) aanbieden. Volgens eiser mag hij die spullen wel mee naar huis nemen en is er geen sprake van diefstal.
15. Met betrekking tot het vorenstaande acht de rechtbank eisers beroep op het gebrek aan wetenschap ten aanzien van het verbod om goederen mee te nemen van de milieustraat niet geloofwaardig. Verweerder heeft voldoende aangetoond dat Renewi de gedragsregels (waarin dit verbod is opgenomen) onder de aandacht van de medewerkers van de milieustraat, waaronder eiser, heeft gebracht. Bovendien heeft eiser op 16 november 2017 zelf verklaard dat het meenemen van goederen van de milieustraat niet mag. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat onder dit verbod om goederen mee te nemen van de milieustraat ook de goederen vallen die aangeboden worden aan de medewerkers van de milieustraat. Deze spullen behoren naar het oordeel van de rechtbank eveneens toe aan de milieustraat. Voor zover eiser heeft gesteld dat de inhoud van het verslag van het gesprek van 16 november 2017 niet juist zou zijn, overweegt de rechtbank dat deze stelling van eiser eveneens ongeloofwaardig is. Eiser heeft dit eerst in bezwaar naar voren gebracht. Hij is niet kort na het gesprek op zijn verklaringen teruggekomen, hetgeen wel van hem verwacht had mogen worden. Uit het verslag van het gesprek van 16 november 2017 is voorts gebleken dat eiser zijn volledige medewerking heeft verleend en alle vragen van [naam 3] van Renewi zonder enig voorbehoud heeft beantwoord. Uit het verslag valt niet op te maken dat eiser tijdens het gesprek onder ontoelaatbare druk is gesteld. Bovendien blijkt niet dat eiser tijdens het gesprek heeft aangegeven dat hij onder (tijds)druk stond. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van eiser zoals hij die heeft afgelegd ten overstaan van [naam 3] van Renewi op 16 november 2017.
16. De rechtbank is, gelet op de door eiser afgelegde verklaringen in onderlinge samenhang bezien met de voorhanden zijnde gedingstukken, waaronder de camerabeelden, van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat sprake is van plichtsverzuim. Eiser heeft op 16 november 2017 ten overstaan van [naam 3] van Renewi verklaard dat hij wielen van een skelter (p.13 van het rapport) en tennisballen (p. 14 van het rapport) mee naar huis heeft genomen. Verweerder heeft terecht gesteld dat dit te kwalificeren is als diefstal. Ook heeft eiser op 16 november 2017 toegegeven dat hij een foto heeft gemaakt van cameralenzen, die van de milieustraat afkomstig waren. Eiser heeft toen ook verklaard dat hij de fotolenzen niet te koop heeft aangeboden en dat de lenzen vermoedelijk in de kantine van de milieustraat liggen, maar dat hij dit niet zeker weet. Vervolgens heeft [naam 3] voornoemd een foto aan eiser laten zien, waaruit duidelijk blijkt dat eiser de cameralenzen te koop heeft aangeboden op Marktplaats. De rechtbank kan verweerder volgen in zijn stelling dat dit een geheel ander verhaal is dan eisers latere lezing, te weten dat de lenzen van hemzelf waren, hij geprobeerd heeft de cameralenzen via internet te verkopen en dat, toen dit niet lukte, hij de betreffende lenzen naar de milieustraat heeft gebracht, waar ze een dag later waren verdwenen. Naar het oordeel van de rechtbank komt groter gewicht toe aan de eerste verklaring, die eiser heeft afgelegd op 16 november 2017 en waarvoor hij heeft getekend in combinatie met de foto van de advertentie op Marktplaats, waaruit blijkt dat eiser de cameralenzen te koop heeft aangeboden. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat ter zitting is komen vast te staan dat deze advertenties van april tot en met juni 2017 op Marktplaats hebben gestaan. De rechtbank ziet niet in waarom de eerste verklaring van eiser voor onjuist moet worden gehouden. Verweerder mag dan ook van deze verklaring uitgaan. Het onttrekken van de cameralenzen aan de milieustraat is in strijd met de bedrijfsregels en levert plichtsverzuim op. De rechtbank is eveneens van oordeel dat uit camerabeelden duidelijk blijkt dat eiser de wielen van een kinderfiets heeft gedemonteerd. Eiser heeft op 16 november 2017 verklaard dat deze wieltjes voor een collega waren. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat door deze handeling (het demonteren) de wielen van de kinderfiets aan de afvalstroom worden onttrokken, hetgeen strijdig is met de bedrijfsregels, zoals hiervoor weergegeven in rechtsoverweging 12. Immers, het sorteren van afval mag niet en is een vorm van plichtsverzuim. Dat de wielen van het fietsje niet voor hemzelf waren maar voor een collega, maakt dit niet anders.
17. Nu het strafontslag al kan worden gedragen door de hiervoor genoemde verweten gedragingen, welke in onderlinge samenhang bezien als zeer ernstig plichtsverzuim dienen te worden aangemerkt, behoeven de overige aan eiser verweten gedragingen met betrekking tot de Lego, het apart wegzetten van de tempex, het verlenen van medewerking (aan [naam 6] van de kringloop) aan het wegnemen van goederen vanaf de milieustraat en het in onvoldoende mate nemen van verantwoordelijkheden in de functie van medewerker milieustraat, geen bespreking meer. De rechtbank verwijst in dit verband naar een uitspraak van de CRvB van 15 december 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:4946). 18. Gezien het voorgaande was verweerder bevoegd eiser een disciplinaire straf op te leggen. Niet gebleken is van omstandigheden op grond waarvan eiser zijn gedragingen niet toegerekend kunnen worden.
19. Met betrekking tot de evenredigheid van het opgelegde strafontslag overweegt de rechtbank het volgende.
20. De rechtbank is voorts met verweerder van oordeel dat het verleende strafontslag aan dit, als ernstig aan te merken, plichtsverzuim niet onevenredig is. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat aan een medewerker milieustraat als eiser hoge eisen moeten worden gesteld met betrekking tot integriteit en betrouwbaarheid en eiser deze eisen heeft overtreden. De rechtbank deelt niet het standpunt van eiser dat verweerder niet kan overgaan tot ontslag, omdat verweerder niet heeft aangetoond dat het bestendig gebruik is bij de gemeente dat er zo zwaar gestraft wordt als de bedrijfsregels met betrekking tot de afvalstroom worden overtreden. Naar het oordeel van de rechtbank wordt eiser ook zonder waarschuwing bij voorbaat geacht te weten dat de verweten gedragingen niet geoorloofd zijn en zwaar bestraft zullen worden. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de collega’s van eiser, die ook disciplinair zijn gestraft maar geen onvoorwaardelijk starfontslag hebben opgelegd gekregen, zich niet in gelijke mate schuldig hebben gemaakt aan het aan eiser verweten plichtsverzuim.
21. De rechtbank is – anders dan eiser – van oordeel dat verweerder toereikend gemotiveerd is afgeweken van het advies van de Commissie.
22. De gronden van beroep van eiser slagen niet. Het beroep is dan ook ongegrond.
23.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen (voorzitter), en mr. M.M.T. Coenegracht en mr. M.A.H. Span-Henkens, leden, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2019.
griffier rechter/voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: 28 juni 2019
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.