1.7.Uit het arbeidskundig adviesrapport van 13 november 2018 in het kader van een functiegeschiktheidsadvies volgt dat eiser wegens overschrijding van zijn belastbaarheid niet geschikt is te achten voor zijn eigen werk. Eiser beschikt echter wel over duurzame benutbare mogelijkheden. De arbeidsdeskundige benoemt enkele functierichtingen en ook een aantal concrete functies binnen defensie, waar eiser passende werkzaamheden kan verrichten. Uitgaande van de huidige beperkingen en mogelijkheden acht de arbeidsdeskundige de kans dat eiser aangewezen raakt op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)-uitkering klein. Verder zijn er belemmeringen voor de re-integratie. Er is sprake geweest van een verstoorde werkrelatie. Eiser is weliswaar niet meer werkzaam op zijn eigenlijke werkplek, maar de hele situatie is voor hem nog niet afgesloten. Dit komt de re-integratie niet ten goede. De arbeidsdeskundige adviseert hierover in gesprek te gaan.
2. Vervolgens heeft verweerder op 20 november 2018 het primaire besluit genomen. Aan eiser is met ingang van [datum ontslag] eervol ontslag verleend met toepassing van artikel 121, eerste lid, aanhef en onder f, van het Bard en artikel 121, derde lid, van het Bard. Hierbij heeft verweerder verwezen naar het feit dat op 12 februari 2019 de loondoorbetalingsverplichting eindigt, het UWV rond die datum een beslissing neemt omtrent eisers recht op een uitkering op grond van de WIA en op dat moment aan alle ontslagvoorwaarden is voldaan. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
3. Op 6 december 2018 is de eindrapportage in het kader van het functiegeschiktheidsadvies opgesteld. Hierin is door de bedrijfsarts bepaald dat eiser functieongeschikt is voor zijn eigen werk bij [naam van de dienst] . De bedrijfsarts heeft verder aangegeven dat alle inspanningen gericht moeten zijn op het vinden van alternatief werk. De bedrijfsarts heeft voorts geadviseerd ook aandacht te geven aan de moeilijke arbeidsrelatie bij [naam van de dienst] , die een succesvolle re-integratie verstoort.
4. Op 13 december 2018 heeft de verzekeringsarts van het UWV een rapportage uitgebracht. In deze rapportage komt onder meer naar voren dat niet geconcludeerd kan worden dat sprake is van “geen benutbare mogelijkheden op medische gronden”. Volgens de verzekeringsgeneeskundige blijft er wel sprake van beperkingen ten aanzien van de psychische en fysieke belastbaarheid en is er sprake van een urenbeperking van maximaal 4 uur per dag. Voor de actuele belastbaarheid van eiser heeft de verzekeringsgeneeskundige een Functionele Mogelijkheden Lijst opgesteld. De verzekeringsgeneeskundige heeft voorts aangegeven te verwachten dat de medische situatie op lange termijn wezenlijk zal verbeteren.
5. De arbeidsdeskundige van het UWV heeft in zijn rapportage van 3 januari 2019 geconcludeerd dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser moet worden vastgesteld op 100%. De arbeidsdeskundige heeft onvoldoende voorbeelden van functies kunnen vinden, die eiser op dat moment kon doen.
6. Bij besluit van 9 januari 2019 heeft het UWV eiser met ingang van 12 februari 2019 een WIA-uitkering toegekend, waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 80-100%. Op 17 juli 2019 is aan eiser medegedeeld dat zijn arbeidsongeschiktheid niet is gewijzigd. Tegen dit besluit hebben zowel eiser als verweerder bezwaar gemaakt.
7. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het ontslag gehandhaafd en daarbij overwogen dat aan de vereisten van artikel 121, derde lid, van het Bard is voldaan, zodat hij op grond van artikel 121, eerste lid, aanhef en onder f, van het Bard bevoegd was tot het verlenen van ontslag. Eiser is (meer dan) twee jaar arbeidsongeschikt, herstel valt niet binnen een half jaar te verwachten en het is niet mogelijk om eiser te herplaatsen, aldus verweerder.
8. Ook met dit besluit heeft eiser zich niet kunnen verenigen en heeft hiertegen beroep ingesteld. De gronden van beroep worden hierna besproken.
9. Bij besluit van 8 november 2019 heeft het UWV de bezwaren van eiser en verweerder, gericht tegen het besluit van 17 juli 2019, gegrond verklaard en eiser een IVA-uitkering toegekend met ingang van 12 februari 2019.
10. De rechtbank overweegt als volgt.
11. In de eerste plaats is in geschil of eiser procesbelang heeft bij de onderhavige procedure. Volgens verweerder is hiervan geen sprake, aangezien aan eiser een IVA-uitkering is toegekend per 12 februari 2019. De rechtmatigheid van de besluitvorming staat daarmee buiten kijf en eiser kan een civiele claim neerleggen bij de werkgever. Het gaat hier echter over het ontslagbesluit en gelet op de toegekende IVA-uitkering is het duidelijk dat eiser niet kan werken.