ECLI:NL:RBLIM:2020:4980

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
8598254 AZ VERZ 20-67
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de naamloze vennootschap DocMorris N.V. en een verweerster, die sinds 6 juni 2006 in dienst was als DataEntry Employee. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de partijen na het ontstaan van het geschil overeenstemming hebben bereikt over de bevoegdheid van de kantonrechter en dat het Nederlandse recht van toepassing is. DocMorris heeft verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 augustus 2020, omdat de arbeidsverhouding zodanig verstoord is dat voortzetting van de overeenkomst niet van haar kan worden verlangd. De verweerster heeft erkend dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, maar heeft verweer gevoerd tegen de ontbinding.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig verstoord is dat ontbinding gerechtvaardigd is, zonder dat de verweerster daarvan een verwijt valt te maken. Tevens is vastgesteld dat herplaatsing van de verweerster in een andere functie binnen DocMorris niet mogelijk is. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden op grond van de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek en heeft DocMorris veroordeeld tot betaling van een beëindigingsvergoeding van € 8.600,00 bruto aan de verweerster, welke vergoeding gelijk is aan de transitievergoeding. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer 8598254 AZ VERZ 20-67
Beschikking van de kantonrechter van 25 juni 2020
in de zaak van
de naamloze vennootschap
DOCMORRIS N.V.,
gevestigd te Heerlen,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. X.M. Heymann,
tegen
[verweerster],
wonend te [woonplaats] ,
verwerende partij,
gemachtigde mr. W.C.G.J. Sterk.
Partijen zullen hierna DocMorris en [verweerster] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift
  • het verweerschrift.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn na het ontstaan van het geschil overeengekomen dat de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, bevoegd is. De kantonrechter stelt vast dat hij op basis van die overeenkomst rechtsmacht heeft en (relatief) bevoegd is.
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst tussen partijen is het Nederlandse recht van toepassing omdat partijen dat zijn overeengekomen en omdat [verweerster] haar werkzaamheden te Heerlen verrichtte.
2.3.
[verweerster] , geboren op [geboortedatum] , is op grond van een arbeidsovereenkomst sinds 6 juni 2006 in dienst van DocMorris in de functie van DataEntry Employee,
tegen een brutoloon van (laatstelijk) € 1.686,94 per maand exclusief emolumenten.
2.4.
DocMorris verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden
met ingang van 1 augustus 2020 wegens een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat van haar in redelijkheid niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Zij benadrukt daarbij dat zowel DocMorris als [verweerster] daarvan geen verwijt valt te maken en er geen sprake is van een dringende reden.
2.5.
[verweerster] heeft verweer gevoerd maar niettemin wel erkend dat sprake is van de door DocMorris gestelde verstoorde arbeidsverhouding.
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat, zonder dat [verweerster] daarvan een verwijt valt te maken, de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig verstoord is dat van DocMorris niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Verder staat vast dat herplaatsing van [verweerster] in een andere passende functie binnen DocMorris niet mogelijk is. De arbeidsovereenkomst zal daarom (op grond van art. 7:671b lid 1 onder a en 7:669 lid 3 onder g BW) ontbonden worden met ingang van 1 augustus 2020.
2.7.
Partijen zijn het erover eens dat [verweerster] recht heeft op een “all-in beëindigingsvergoeding” van € 8.600,00 bruto, welke vergoeding volgens [verweerster] gelijk is aan de transitievergoeding. DocMorris zal worden veroordeeld tot betaling van deze vergoeding.
2.8.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van
1 augustus 2020,
3.2.
veroordeelt DocMorris om aan [verweerster] een vergoeding te betalen van € 8.600,00 bruto,
3.3.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.J. Quaedackers en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW