In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de naamloze vennootschap DocMorris N.V. en een verweerster, die sinds 6 juni 2006 in dienst was als DataEntry Employee. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de partijen na het ontstaan van het geschil overeenstemming hebben bereikt over de bevoegdheid van de kantonrechter en dat het Nederlandse recht van toepassing is. DocMorris heeft verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 augustus 2020, omdat de arbeidsverhouding zodanig verstoord is dat voortzetting van de overeenkomst niet van haar kan worden verlangd. De verweerster heeft erkend dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, maar heeft verweer gevoerd tegen de ontbinding.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig verstoord is dat ontbinding gerechtvaardigd is, zonder dat de verweerster daarvan een verwijt valt te maken. Tevens is vastgesteld dat herplaatsing van de verweerster in een andere functie binnen DocMorris niet mogelijk is. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden op grond van de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek en heeft DocMorris veroordeeld tot betaling van een beëindigingsvergoeding van € 8.600,00 bruto aan de verweerster, welke vergoeding gelijk is aan de transitievergoeding. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.