In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 10 juli 2020, gaat het om een beroep van eiser, een voormalig politieagent, tegen besluiten van de Korschef van Politie inzake smartengeld en schadevergoeding. Eiser heeft sinds 1996 bij de politie gewerkt en is in 2011 volledig arbeidsongeschikt geraakt door een beroepsziekte, PTSS. In 2015 heeft hij een verzoek ingediend voor smartengeld, dat aanvankelijk werd afgewezen omdat er geen medische eindtoestand was. Na bezwaar werd hem in 2017 een vergoeding van € 30.000 toegekend, maar dit bedrag werd in 2019 verhoogd naar € 161.555. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze besluiten, waarbij de rechtbank ook de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure heeft beoordeeld. De rechtbank constateert dat de beslistermijn door verweerder is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 2.500 voor eiser. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van de beslissing op bezwaar. De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding toe en veroordeelt verweerder tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser.