Uitspraak
RECHTBANK limburg
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 04 augustus 2020 in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de burgemeester van de gemeente Gennep, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
4 oktober 2019 en dat de woning daarna weer in gebruik is genomen door de eigenaar (Woningcorporatie Mooiland). De huurovereenkomst met eiser is ontbonden en met een ontruimingsbevel is de woning ontruimd. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat eiser geen belang meer heeft bij deze procedure, omdat de maatregel al is uitgevoerd en inmiddels is opgeheven en eiser door deze procedure niet in een gunstigere positie kan komen.
11 december 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:2362) en 14 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:738). Eiser heeft in dit kader naar voren gebracht dat de amfetamine niet van hem was maar van de heer [naam] die hem hielp met een klus in de woning. Volgens eiser waren de aangetroffen verdovende middelen ook niet bestemd voor de handel. Eiser geeft verder aan dat hij nooit voor overlast heeft gezorgd in het appartementencomplex waar hij woont. Volgens eiser kunnen diverse bewoners dit bevestigen.
Met zijn stellingen heeft eiser het hiervoor genoemde tegendeel niet aannemelijk gemaakt, gelet op de grote hoeveelheid verdovende middelen die in de woning zijn aangetroffen. Voor zover eiser beoogt te stellen dat hem persoonlijk geen verwijt kan worden gemaakt, verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling van 24 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1362) waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat eiser als huurder verantwoordelijk kan worden gehouden voor de gang van zaken in de woning. Naar het oordeel van de rechtbank was verweerder reeds gelet op de aangetroffen hoeveelheid harddrugs bevoegd om handhavend op te treden. Ten aanzien van hetgeen eiser heeft aangevoerd over de aangetroffen hennep, overweegt de rechtbank daarnaast dat ook deze hoeveelheid als handelshoeveelheid kan worden aangemerkt waardoor verweerder ook op grond hiervan bevoegd was om tot sluiting van de woning over te gaan. Dat er volgens eiser mannelijk hennepzaad zou zijn aangetroffen, maakt het voorgaande niet anders. Immers, het geslacht van de hennepplant doet volgens lijst II van de Opiumwet niet ter zake en dat er volgens eiser enkel zaden van de hennepplant zijn aangetroffen, die op lijst II van de Opiumwet niet als hennep worden aangemerkt, blijkt niet uit het hiervoor vermelde proces-verbaal van 15 maart 2019. Hierin wordt vermeld dat er gedroogde henneptoppen zijn aantroffen in de woning. De rechtbank ziet geen aanleiding om niet van de juistheid van het proces-verbaal uit te gaan.
Beslissing
.De uitspraak is gedaan op 04 augustus 2020
de uitspraak te ondertekenen.