Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 4.804,00- (2 punten x € 2.402,- tarief VI)
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarbij de curator van een failliete vennootschap, aangeduid als [bedrijf 1], een vordering heeft ingesteld tegen [gedaagde]. De curator vorderde betaling van een schadebedrag van € 336.960,55, als gevolg van onrechtmatig handelen door [gedaagde], die als bestuurder van [bedrijf 3] betrokken was bij de verkoop van materiële vaste activa (MVA) van [bedrijf 1] aan [bedrijf 3]. De curator stelde dat [gedaagde] wist dat [bedrijf 3] niet in staat was om de koopprijs te betalen, en dat hij met deze transactie de crediteuren van [bedrijf 1] benadeelde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de curator zijn vordering voldoende heeft onderbouwd en dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door de koopovereenkomst te sluiten, wetende dat [bedrijf 3] niet aan zijn betalingsverplichtingen kon voldoen. De rechtbank oordeelde dat de gezamenlijke crediteuren schade hebben geleden, gelijk aan de nog openstaande koopprijs van de MVA. De rechtbank heeft de vordering van de curator toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente.
Daarnaast heeft de rechtbank de kosten van de curator en de beslagkosten toegewezen, en [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, ondanks het verweer van [gedaagde] tegen deze uitvoerbaarheid. De rechtbank heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.