In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 17 november 2020 een beschikking uitgesproken over de adoptie van een meerderjarige dochter door haar stiefvader. Het verzoekschrift voor adoptie werd op 13 augustus 2020 ingediend. De stiefvader, die sinds 2001 samenleefde met de moeder van de (stief)dochter, heeft een sterke emotionele band met de (stief)dochter, die hij als zijn eigen dochter beschouwt. De rechtbank overweegt dat het vasthouden aan het minderjarigheidsvereiste in dit geval een ontoelaatbare inmenging zou zijn in het recht op eerbiediging van het gezinsleven, zoals beschermd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank stelt vast dat er bijzondere omstandigheden zijn die een terzijdestelling van het minderjarigheidsvereiste rechtvaardigen. De (stief)dochter is op het moment van de indiening van het verzoek 31 jaar oud, wat normaal gesproken in strijd is met de Nederlandse wetgeving omtrent adoptie. Echter, gezien de sterke band tussen de stiefvader en de (stief)dochter, en de wens om de juridische status in overeenstemming te brengen met de feitelijke gezins- en familiesituatie, heeft de rechtbank besloten het verzoek tot adoptie toe te wijzen. De rechtbank gelast ook de ambtenaar van de burgerlijke stand om de adoptie aan de geboorteakte van de (stief)dochter toe te voegen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.