3.1.De rechtbank vat het betoog van Artamuse, gezien de aangevoerde beroepsgronden en de toelichting op de zitting in de kern aldus op, dat verweerder met zijn aankondiging van en besluit tot afbouw en beëindiging van de subsidie op onrechtmatige wijze gebruik heeft gemaakt van het bepaalde in artikel 4:51 van de Awb.
Daartoe voert eisende partij samengevat het volgende aan.
- Verweerder had zich er, op grond van de voorgeschiedenis, meer voor moeten inspannen dat Artamuse had kunnen ‘instromen’ in het cultuurbedrijf De Domijnen zoals in 2013 was afgesproken. Nadat Artamuse zou zijn opgegaan in ‘De Domijnen’ zou zij niet langer verantwoordelijk zijn voor de personele frictiekosten. Deze personele frictiekosten bestaan uit (bovenwettelijke) ontslagvergoedingen en wachtgelden, omdat 30 van de 36 werknemers van Artamuse ex-ambtenaren waren die Artamuse bij de fusie in 2005 van de gemeente Sittard-Geleen had overgenomen en op wie Artamuse toen op instigatie van de gemeente de CAR/UWO-regeling van toepassing had verklaard. De personele frictiekosten zouden volgens Artamuse zijn opgelopen tot een bedrag van meer dan vijf miljoen euro.
- Omdat instroom in De Domijnen niet heeft kunnen plaatsvinden en Artamuse geen reservering voor wachtgeldkosten heeft kunnen opbouwen om de personele frictiekosten zelf te financieren, is er sprake van uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan verweerder verantwoordelijkheid draagt voor deze personele frictiekosten en verweerder ten onrechte heeft geweigerd deze voor rekening van verweerder te nemen. In dit verband heeft volgens Artamuse in de voorgeschiedenis de invloed van de gemeente bij de overname in 2005 van voormalig gemeentepersoneel en bij de statutaire bepalingen een belangrijke rol gespeeld. Ook zou er sprake zijn van besluitvorming, afspraken, toezeggingen, gewekt vertrouwen en verwachtingen dat verweerder de personele frictiekosten voor haar rekening zou nemen.
De bestreden besluiten en de in de subsidiebeschikkingen aangekondigde en toegepaste afbouw met de daarbij gehanteerde termijnen kunnen om die redenen niet in stand blijven, aldus de eisende partij.
Toetsingskader en algemene jurisprudentie
4. De wettelijke regels over subsidie staan vermeld in titel 4.2 van de Awb.
Artikel 4:51, over de toepassing waarvan tussen partijen verschil van mening bestaat, luidt als volgt:
Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.
Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.