Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[eisende partij sub 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
[eisende partij sub 2],
wonend te [woonplaats] ,
[gedaagde partij],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin aan partijen is meegedeeld dat de kantonrechter een mondelinge behandeling heeft gelast
- de akte overlegging producties van de zijde van [eisende partij]
- de twee aktes overlegging producties van de zijde van [gedaagde partij]
- het bezwaar van de zijde van [eisende partij] tegen de tweede akte van [gedaagde partij]
- de reactie van de zijde van [eisende partij] op de tweede akte van [gedaagde partij] met producties
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 12 maart 2021 en de spreekaantekeningen van de zijde van [gedaagde partij] .
2.De feiten
3.Het geschil
primairde contractuele boete van 1% per maand en
subsidiairde wettelijke rente vanaf 1 oktober 2017, althans een door de kantonrechter te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening,
primairde contractuele boete van 1% per maand en
subsidiairde wettelijke rente vanaf 1 maart 2018, althans een door de kantonrechter te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening,
primairde contractuele boete van 1% per maand en
subsidiairde wettelijke rente vanaf respectievelijk 1 januari 2020, 1 februari 2020 en 1 maart 2020, althans een door de kantonrechter te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening,
primairde contractuele boete van 1% per maand en
subsidiairde wettelijke rente vanaf respectievelijk 1 januari 2020, 1 februari 2020 en 1 maart 2020, althans een door de kantonrechter te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening,
primairde contractuele boete van 1% per maand en
subsidiairde wettelijke rente vanaf datum verzuim, althans een door de kantonrechter te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening,
primairde contractuele boete van 1% per maand en
subsidiairde wettelijke rente vanaf datum verzuim, althans een door de kantonrechter te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening,
4.De beoordeling
“Het gebruik van het koetshuis is zinledig zonder het volledig kunnen exploiteren van het landhuis, waarin de behandelingen plaatsvinden.”Later kwam dankzij [eisende partij] echter naar boven dat het koetshuis wordt onderverhuurd aan zorggerelateerde derden en ter mondelinge behandeling gaf [gedaagde partij] toe:
“De onderhuurders hebben tijdens de waterschadeperiode de huur aan [gedaagde partij] doorbetaald.”Dat deze informatie ontbrak in de conclusie van antwoord is in strijd met artikel 21 Rv. Als deze bepaling niet wordt nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht, aldus eveneens artikel 21 Rv. De kantonrechter hecht er aan op te merken dat de leugen/verzwijging van [gedaagde partij] zeer kwalijk is en ook tot afwijzing van in ieder geval een huurkorting op de huur van het koetshuis zou hebben geleid als die niet reeds was afgewezen op basis van dat wat is overwogen onder 4.5. en verder.
Wij hadden gerekend op 70.000 euro, maar kregen alleen maar 30.000 euro terug. Maar we gaan de goede kant op. Deze maand heb ik dus eigenlijk ook wat meer gegeven. Maar juli gaan we weer op de normaal verder. En dan augustus gaan we inlopen. Dus dat is gewoon de planning. Wij gaan ook geen gebruik meer maken van de NOW (…). Je moet aan kunnen tonen dat de omzet met ten minste zeventig of tachtig procent is afgenomen. Dat doen wij dus niet. Wij zitten op vijftig of zestig procent, dus ja wat moet je dan. (…) Dat is het hele verhaal. Mooier kan ik het niet maken.
Prima. Daarom wil ik ook regelmatig met je bijpraten.
;niet dat dit met terugwerkende kracht zou gebeuren, aldus [gedaagde partij] .
advertorialom de toeloop te bevorderen, maar zij erkende wel vanaf medio april weer open te zijn gegaan voor consulten en vanaf 8 mei 2020 voor behandelingen. Volgens haar ‘mondjesmaat’, maar zij heeft hiervan geen bewijs overgelegd, wat wel nodig was gelet op de onderbouwde standpunten van [eisende partij] De huurprijsvermindering wordt dus afgewezen omdat (1) niet vast staat dat de kliniek gesloten is geweest tijdens de lockdown en het huurgenot dus verminderd is geweest, (2) niet vast staat dat [gedaagde partij] omzetverlies heeft geleden en zo ja, hoeveel, terwijl een omzetverlies als uitgangspunt wordt gehanteerd voor een berekening van een lockdown-gerelateerde huurprijsvermindering, en (3) omdat de kantonrechter dit geraden voorkomt als sanctie op het feit dat [gedaagde partij] bij conclusie van antwoord voor de tweede maal in strijd met de waarheid heeft verklaard.
“vanaf datum verzuim”, maar niet nader onderbouwd per welke datum [gedaagde partij] volgens haar in verzuim is komen te verkeren (is dat per respectievelijk 1 april, 1 mei en 1 juni 2020 of, gelet op de door haar gestelde afspraak dat deelbetalingen per augustus, september, oktober november en december 2020 zouden worden gedaan, steeds per de eerste van de betreffende maand en zo ja, over welke bedragen?). Vanwege deze onduidelijkheid zal de kantonrechter de boete toewijzen vanaf de datum van dit vonnis.
€ 1.744,00(2 punten x tarief € 872,00)
5.De beslissing
- over € 20.833,30 vanaf 1 maart 2018 tot 1 januari 2020,
- over € 21.049,97 vanaf 1 januari 2020 tot 1 februari 2020,
- over € 21.266,64 vanaf 1 februari 2020 tot 1 maart 2020,
- over € 21.483,31 vanaf 1 maart 2020 tot vandaag, en
- over € 36.433,31 vanaf vandaag tot de dag van algehele betaling,
- over € 41.666,65 vanaf 1 maart 2018 tot 1 januari 2020,
- over € 42.099,98 vanaf 1 januari 2020 tot 1 februari 2020,
- over € 42.533,31 vanaf 1 februari 2020 tot 1 maart 2020,
- over € 42.966,64 vanaf 1 maart 2020 tot vandaag, en
- over € 71.866,64 vanaf vandaag tot de dag van algehele voldoening,