Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser sub 1] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 18 november 2022 met producties,
- de mondelinge behandeling van 29 november 2022,
- de pleitnota van [eisers gezamenlijk] ,
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Spoedeisend belang
- de geleende € 25.000,- zijn ten goede gekomen van [eisers gezamenlijk] ;
- [eisers gezamenlijk] zou de € 25.000,- hebben ontvangen van [gedaagde] ;
- Hierdoor ontstaat een directe verbintenis tussen [gedaagde] en [eisers gezamenlijk] .
nietin zijn standpunt dat sprake is van strijd met artikel 236 Rv en daarmee van een kennelijke misslag. Onderstaand zal de voorzieningenrechter puntsgewijs per aangevoerd argument uitleggen hoe hij tot dat oordeel is gekomen.
nietin zijn stelling dat uit het vonnis volgt dat [eisers gezamenlijk] € 25.000,- (rechtstreeks) zou hebben ontvangen van [gedaagde] . De rechtbank heeft in het vonnis in r.o. 4.11 overwogen dat [eiser sub 2] het bedrag van € 25.000,- “heeft ontvangen”. De rechtbank heeft daarbij niet benoemd dat [eiser sub 2] dat bedrag rechtstreeks van [gedaagde] zou hebben ontvangen. Bovendien volgt uit de koptekst waarmee r.o. 4.10 van het vonnis zijn aanvang neemt, duidelijk dat de rechtbank een oordeel heeft geveld over de vraag of [vader van eiser sub 1] een (terugbetalings)vordering heeft op [eisers gezamenlijk] op grond van een geldleningsovereenkomst tussen [vader van eiser sub 1] en [eisers gezamenlijk] Het is in dat kader dat de rechtbank heeft geoordeeld dat [eiser sub 2] een bedrag van € 25.000,- heeft ontvangen. Het arrest van het gerechtshof ziet op de vraag of (ook) [eiser sub 1] en/of [eiser sub 2] en/of de echtgenote van [vader van eiser sub 1] partij zijn bij de door [zus gedaagde] met [vader van eiser sub 1] gesloten geldleningsovereenkomst(en). Het gerechtshof heeft dan ook niet geoordeeld over de rechtsbetrekking tussen [eiser sub 1] en [vader van eiser sub 1] die in geschil was in de procedure die leidde tot het vonnis van 28 september 2022. Gelet daarop levert het vonnis ook op dit punt geen strijd op met artikel 236 Rv.
1.016,00