ECLI:NL:RBLIM:2022:1524

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
9554066 AZ 21-170
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheid van een proeftijdbeding en de toekenning van schadevergoeding na onregelmatige opzegging van een arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, de stichting BVE ZUID-LIMBURG, over de geldigheid van een proeftijdbeding en de gevolgen van een onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst. De werknemer was in dienst getreden op 31 augustus 2020 en had een tijdelijk contract dat niet werd verlengd. Na een sollicitatie voor een nieuwe functie binnen de organisatie ontstond er onduidelijkheid over de arbeidsovereenkomst en de proeftijd. De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd tijdens de proeftijd, wat de werknemer betwistte. De kantonrechter oordeelde dat het proeftijdbeding nietig was, omdat niet was aangetoond dat de nieuwe functie wezenlijk andere vaardigheden of verantwoordelijkheden vereiste dan de oude functie. Hierdoor was de opzegging onregelmatig. De werknemer had recht op een gefixeerde schadevergoeding, die door de kantonrechter werd gematigd tot drie maanden loon, en op een restant transitievergoeding. De kantonrechter wees ook de vordering van de werknemer voor uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen en buitengerechtelijke incassokosten toe. De billijke vergoeding werd vastgesteld op nihil, omdat de werkgever niet ernstig verwijtbaar had gehandeld. De proceskosten werden aan de werkgever opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9554066 \ AZ VERZ 21-170
Beschikking van de kantonrechter van 28 februari 2022
in de zaak van:
[verzoeker],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
werknemer,
gemachtigde mr. L.M.J. Corvers, ARAG SE,
verzoekende partij,
tegen:
de stichting BVE ZUID-LIMBURG,
gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
werkgever,
gemachtigde mr. C.A.H. Lemmens,
verwerende partij.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Vista worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 23 november 2021 ter griffie ontvangen verzoekschrift,
- het op 21 januari 2022 ter griffie ontvangen verweerschrift,
- de mondelinge behandeling van 31 januari 2022,
- de door mr. Corvers overgelegde pleitnotities,
- het schrijven van mr. Corvers van 16 februari 2022.
1.2.
De kantonrechter heeft beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1982, is op 31 augustus 2020 bij Vista in dienst getreden in de functie van Uitvoerend medewerker B voor de duur van één jaar. In die functie was hij werkzaam als conciërge bij de onderwijsinstelling Vista op de locatie [plaatsnaam X] .
2.2.
Tijdens een gesprek op 16 juni 2021 is aan [verzoeker] meegedeeld dat zijn tijdelijke contract niet zal worden verlengd. Wel is [verzoeker] toen geattendeerd op de vacature van Onderwijsondersteuner A bij de afdeling Orde, Veiligheid & Defensie en is hem geadviseerd hierop te solliciteren.
2.3.
[verzoeker] heeft dat advies opgevolgd en heeft op deze functie gesolliciteerd. Op 1 juli 2021 heeft een sollicitatiegesprek plaatsgevonden met [opleidingsmanager] , opleidingsmanager van de betreffende afdeling. Er hebben aansluitend e-mailwisselingen plaatsgevonden.
2.4.
[opleidingsmanager] geeft binnen Vista te kennen dat men [verzoeker] een contract voor bepaalde tijd wil aanbieden. Een afschrift van de betreffende e-mail wordt naar [verzoeker] gestuurd op grond waarvan [verzoeker] concludeerde dat er op 12 of 13 juli 2021 overeenstemming is bereikt over een nieuwe arbeidsovereenkomst met ingang van 1 augustus 2021.
2.5.
Op 16 juli 2021 heeft Vista met [verzoeker] besproken dat er twijfels waren over de arbeidsovereenkomst omdat hij tijdens het sollicitatiegesprek niets had gezegd over de arbeidsongeschiktheid (knie) waarmee hij op dat moment kampte.
2.6.
In een e-mail van 23 juli 2021 deelt [verzoeker] aan Vista mee dat hij vasthoudt aan zijn jaarcontract in de functie van onderwijsassistent.
2.7.
Op 30 augustus 2021 hebben partijen gesproken over de ontstane situatie en zijn afspraken gemaakt over de inzet van [verzoeker] . Van dit gesprek is een verslag gemaakt.
2.8.
Op 1 september 2021 is [verzoeker] gestart in zijn nieuwe functie.
2.9.
Op 13 september 2021 ontving [verzoeker] een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar met als ingangsdatum 31 augustus 2021, waarin ook een proeftijd van één maand is opgenomen. [verzoeker] heeft deze arbeidsovereenkomst niet getekend.
2.10.
Vista heeft het dienstverband opgezegd per 27 september 2021. In de opzeggingsbrief van 27 september 2021 deelt Vista onder meer het volgende mee:
“Tot onze spijt moeten wij u meedelen dat wij de arbeidsovereenkomst per 27-09-2021 beëindigen. Deze beëindiging valt binnen uw proeftijd.”
2.11.
[verzoeker] heeft per brief van 28 september 2021 geprotesteerd tegen de opzegging.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt - kort weergegeven - Vista te veroordelen tot:
Primair:
I. betaling van de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 4 BW van
€ 32.768,88 bruto;
II. betaling van een billijke vergoeding van € 3.244,44 bruto;
III. betaling van de restant transitievergoeding van € 910,15 bruto;
IV. betaling van de wettelijke rente over de onder I tot en met III genoemde bedragen;
V. verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie;
Subsidiair:
VI. betaling van een schadevergoeding van € 8.759,99 bruto;
Primair en subsidiair:
VII. betaling van de vakantiedagen ten bedrage van € 2.003,00 bruto;
VIII. verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie;
IX. betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.408,76;
X. betaling van de kosten van de procedure, vermeerderd met de nakosten.
3.2.
Vista heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover relevant - nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het geschil van partijen betreft de vraag of een proeftijdbeding onderdeel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en zo ja, of dat beding rechtsgeldig is. Dat is van belang voor de vraag of de arbeidsovereenkomst op 27 september 2021 door Vista rechtsgeldig is opgezegd.
4.2.
[verzoeker] heeft (uiteindelijk) besloten te berusten in het einde van het dienstverband per 27 september 2021, maar is van mening dat er sprake is van een onregelmatige opzegging.
[verzoeker] stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat er op 12 of 13 juli 2021 overeenstemming is bereikt over een nieuw jaarcontract dat zou lopen van 1 augustus 2021 tot 31 juli 2022. Er is geen proeftijd overeengekomen en evenmin was er sprake van een tussentijds opzegbeding.
Voor zover er pas een nieuwe arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen met ingang van 1 september 2021, dan geldt dat ook dan van een rechtsgeldige proeftijd geen sprake was. De proeftijd is namelijk niet schriftelijk overeengekomen en daarnaast betreft het een opvolgend contract bij dezelfde werkgever en vereist de nieuwe functie niet zodanig andere vaardigheden of verantwoordelijkheden, dat een nieuwe proeftijd mag worden bedongen. Subsidiair stelt [verzoeker] dat er sprake is van misbruik van recht en handelen in strijd met goed werkgeverschap.
4.3.
Vista betwist dat er onregelmatig is opgezegd. Er is op 12 of 13 juli 2021 geen jaarcontract met ingang van 1 augustus 2021 gesloten. Voor zover er al een aanbod aan [verzoeker] was gedaan, dan heeft Vista dit aanbod herroepen. Partijen hebben wel overeenstemming bereikt over een arbeidsovereenkomst met een aanvangsdatum per 31 augustus 2021. Op 30 augustus 2021 is er mondelinge overeenstemming bereikt over de proeftijd, en de proeftijd is vervolgens op 31 augustus 2021 schriftelijk in een gespreksverslag aan [verzoeker] bevestigd. [verzoeker] is met ingang van per 31 augustus 2021 in een nieuwe, andere, functie begonnen, die duidelijk andere vaardigheden en verantwoordelijkheden vereiste dan zijn oude functie. Er is kortom sprake van een rechtsgeldige proeftijd waarop Vista een beroep mocht doen.
Proeftijdbeding
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de vraag of de onderhavige arbeidsovereenkomst tussen Vista en [verzoeker] op 12 of 13 juli 2021 dan wel op 31 augustus 2021 is gesloten, in het midden kan blijven. Beoordeeld dient immers te worden of – op enig moment - het proeftijdbeding waarop Vista een beroep heeft gedaan onderdeel is geworden van de overeenkomst en of het geldig is.
4.5.
Wat betreft de vraag of op enig moment een proeftijdbeding overeengekomen is, is de kantonrechter van oordeel dat daarvan inderdaad sprake is.
Vast staat immers dat partijen op 30 augustus 2021 een gesprek hebben gehad over de nieuwe functie van Onderwijsassistent per 1 september 2021, waarin ook een proeftijdbeding aan de orde is geweest. Vista heeft in het gespreksverslag het volgende vermeld:
“(…) [opleidingsmanager] geeft aan dat er twijfels zijn ontstaan over de inzet van [verzoeker] , maar dat ze hem een tijdelijk contract voor 1 jaar met een proeftijd van 1 maand wil aanbieden. Tijdens die proeftijd kan ook [verzoeker] proeven aan de nieuwe functie. Dit is gebruikelijk dat een proeftijd wordt afgesproken. [verzoeker] is hiervoor in en wil 1 september starten. (…)”
4.6.
[verzoeker] stelt dat hij tijdens het gesprek niet heeft ingestemd met het opnemen van een proeftijd in zijn arbeidsovereenkomst. Daaraan hecht de kantonrechter geen geloof. In de eerste plaats strookt die stelling niet met het gespreksverslag zoals Vista dat heeft opgesteld. Maar belangrijker daarvoor is dat [verzoeker] op 2 september 2021 uitvoerig op het verslag heeft gereageerd met aanvullingen/opmerkingen in vetgedrukte tekst in het gespreksverslag zelf. Bij de hiervoor vermelde passage over de proeftijd heeft [verzoeker] echter geen opmerkingen geplaatst. Had hij zich verzet tegen het opnemen van een proeftijd in de arbeidsovereenkomst, dan had hij dat uiteraard wel duidelijk gemaakt in zijn reactie.
Bovendien vraag [verzoeker] in een andere mail, van 9 september, 2021 aan [opleidingsmanager] :
“Als laatste vraag ik mij af op welke zaken ik precies wordt beoordeeld binnen mijn proeftijd?”.Ook hieruit blijkt naar het oordeel van de kantonrechter dat ook [verzoeker] uitging van een overeengekomen proeftijdbeding. Het feit dat [verzoeker] de aan hem toegezonden arbeidsovereenkomst vervolgens niet heeft ondertekend, maakt dit niet anders.
4.7.
Nu vaststaat dat partijen een proeftijd overeengekomen zijn volstaat de schriftelijke bevestiging ervan door Vista om te voldoen aan het schriftelijkheidsvereiste (vgl. Hof Leeuwarden 13 december 2011, LJN BU8236).
4.8.
Vervolgens moet worden beoordeeld of er, gelet op het bepaalde in artikel 7:652 lid 6 onder b BW, een proeftijd overeen had mogen worden gekomen. In dat artikellid is het volgende bepaald:
“Er kan geen proeftijd worden overeengekomen indien de arbeidsovereenkomst een opvolgende arbeidsovereenkomst betreft tussen een werknemer en dezelfde werkgever, tenzij die overeenkomst duidelijk andere vaardigheden of verantwoordelijkheden van de werknemer eist dan de vorige arbeidsovereenkomst”
4.9.
Vast staat dat er sprake is van een opvolgende arbeidsovereenkomst tussen dezelfde werknemer en werkgever. In beginsel kan er dus geen proeftijd worden overeengekomen. Vista is echter van mening dat de nieuwe functie duidelijk andere vaardigheden en verantwoordelijkheden vereist. Dit wordt door [verzoeker] betwist.
4.10.
Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoeker] als uitvoerend medewerker B – conciërge – werkzaamheden verrichte op een vestiging van Vista. Zijn taken bestonden voornamelijk uit: covid materiaal aanvullen, postrondes rijden, materialen ten behoeve van onderwijs ophalen/terugbrengen, lamineren, kopiëren en uitprinten, defecte materialen maken of vervangen, instrueren van leerlingen op ongewenst gedrag, controle en sluitrondes lopen, containers brengen/ophalen, reageren op storingen van apparatuur en leerkrachten ondersteunen met problemen van audiovisuele apparatuur. Volgens Vista gaat het om “rechttoe- rechtaan” conciërge werk.
4.11.
In de nieuwe functie als onderwijsondersteuner A werd volgens Vista van [verzoeker] verwacht dat hij onder verantwoording van docenten deelnemers en (grotere) groepen studenten zou instrueren en/of begeleiden. Dat betekent onder meer dat van hem werd verwacht dat hij lang kon lopen en onder andere zwaardere trainingen met groepen studenten zou kunnen bijwonen. Ook werd eigen initiatief en inbreng verlangd, naast pedagogische en didactische vaardigheden. De nieuwe functie behelsde volgens Vista aldus allesbehalve rechttoe- rechtaan conciërge-werk.
4.12.
[verzoeker] heeft aangevoerd dat hij als onderwijsondersteuner A de volgende werkzaamheden uitvoerde: tijdens de (militaire) oefeningen het aanwezige materiaal ophalen/terugbrengen, lamineren, kopiëren en uitprinten, instructies geven, instrueren van leerlingen en aanspreken van leerlingen op ongewenst gedrag.
[verzoeker] stelt verder dat de leerkrachten weinig tot geen werk voor hem hadden en ook niet goed wisten wat de functie van [verzoeker] inhield of waar ze hem voor konden en moesten inzetten. Zijn leidinggevende wist bijvoorbeeld ook niet waar hij hem op moest beoordelen. [verzoeker] verrichtte in de praktijk dus grotendeels de werkzaamheden die hij ook in zijn functie als conciërge/uitvoerend medewerker B verrichtte.
4.13.
Nu partijen klaarblijkelijk verschillen over de inhoud van de functie onderwijsondersteuner A heeft de kantonrechter overwogen of daarover nadere bewijsvoering noodzakelijk is. De kantonrechter heeft daarvan echter afgezien in verband met het navolgende.
De betreffende functie was nieuw bij de afdeling Orde, Veiligheid & Defensie. Voor [verzoeker] had nog niemand deze functie uitgeoefend en ervaring met de functie-inhoud was er nog niet. Op grond van een eerdere invulling van deze functie kan Vista dus niet stellen dat de inhoud wezenlijk anders was dan die van zijn vorige functie.
Dat [verzoeker] gedurende de maand dat hij als onderwijsondersteuner A heeft gewerkt de werkzaamheden heeft uitgevoerd zoals die hij heeft gesteld, is door Vista niet bestreden. Ook daaruit volgt dus geen wezenlijk andere functie-inhoud.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Vista aangegeven dat de functie van [verzoeker] samen met hem en de docenten nog verder vorm zou worden gegeven. Hij zou wel een rol in het onderwijsteam krijgen, en studenten moeten begeleiden, aldus Vista. Maar de kantonrechter constateert dat het zo ver in ieder geval niet gekomen is. Bovendien was voor niemand (nog) duidelijk wat nu precies van [verzoeker] in de nieuwe functie werd verwacht.
Kortom, op het moment dat de proeftijd eindigde viel nog niet met enige mate van zekerheid te voorspellen wat de functie daadwerkelijk – bij de afdeling Orde, Veiligheid & Defensie - zou gaan inhouden. Daarmee kon op dat moment ook nog niet met voldoende zekerheid gezegd worden dat die nieuwe functie duidelijk andere vaardigheden of verantwoordelijkheden eiste dan de oude functie.
Bewijslevering zou daarin geen verandering kunnen brengen nu daarmee hooguit informatie zou kunnen worden verschaft over invulling van een dergelijke functie bij andere afdelingen van Vista. Maar daarmee is nog niet vastgesteld dat een zelfde invulling bij de onderhavige afdeling zou plaatsvinden.
4.14.
De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat voor het uitoefenen van deze functie duidelijk andere vaardigheden of verantwoordelijkheden vereist waren dan voor het uitoefenen van de oude functie. Hiermee is niet voldaan aan de uitzondering van artikel 7:652 lid 6 onder b BW, zodat het proeftijdbeding nietig is. Daarmee is komen vast te staan dat de opzegging op 27 september 2021 onregelmatig was.
Gefixeerde schadevergoeding
4.15.
Nu er sprake is van een onregelmatige opzegging, maakt [verzoeker] terecht aanspraak op de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 4 BW.
[verzoeker] vordert een vergoeding gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd, te weten tot het einde van het jaarcontract op 31 juli 2022. Vista verzoekt om de gefixeerde schadevergoeding maximaal te matigen.
4.16.
Het komt de kantonrechter met het oog op de omstandigheden billijk voor om de vergoeding te matigen tot de in de wet bepaalde ondergrens van 3 maanden loon. Daarbij overweegt de kantonrechter dat er sprake is geweest van een relatief kort dienstverband van in totaal 13 maanden, dat [verzoeker] kan terugvallen op een (bovenwettelijke) WW-uitkering, en ten slotte het feit dat [verzoeker] inmiddels sinds 4 januari j.l. - zij het tijdelijk via een uitzendbureau - een nieuwe baan heeft gevonden bij de gemeente [plaatsnaam y] . Aan [verzoeker] zal daarom een schadevergoeding worden toegekend ter hoogte van € 9.733,32 bruto.
Transitievergoeding
4.17.
[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat hij recht heeft op een transitievergoeding die wordt berekend vanaf de datum indiensttreding tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd. De transitievergoeding bedraagt daarom € 2.075,52 bruto, waarvan een bedrag van € 1.165,37 bruto is betaald. Er resteert dus nog een bedrag van € 910,15 bruto.
4.18.
Als er geen sprake is van een geldig proeftijdontslag, dan stelt Vista dat de transitievergoeding moet worden bepaald aan de hand van het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst zou zijn geëindigd als de werkgever deze regelmatig zou hebben opgezegd. Het is volgens Vista niet aannemelijk dat [verzoeker] zijn jaarcontract zou hebben volmaakt omdat hij niet functioneerde, en er zou hoogstens sprake kunnen zijn van een maand extra aan opgebouwde transitievergoeding ten bedrage van € 90,11 bruto.
4.19.
De kantonrechter is van oordeel dat bij onregelmatige opzegging van een arbeidsovereenkomst door de werkgever, het recht op en de hoogte van de wettelijke transitievergoeding moeten worden bepaald aan de hand van het tijdstip waarop die arbeidsovereenkomst zou zijn geëindigd als de werkgever deze regelmatig zou hebben opgezegd (vgl. Hoge Raad 17 juli 2020. ECLI:NL:HR:2020:1286).
De onderhavige arbeidsovereenkomst had een duur van een jaar, zonder mogelijkheid tot tussentijdse opzegging, en zou dus beëindigd zijn per 1 september 2022. [verzoeker] heeft daarom nog recht op de restant transitievergoeding over de periode van 27 september 2021 tot 1 september 2022 ten bedrage van € 910,15 bruto.
Billijke vergoeding
4.20.
[verzoeker] heeft verzocht aan hem een billijke vergoeding toe te kennen op grond van artikel 7:681 lid 1, sub a BW. Voor toekenning van een billijke vergoeding is ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever vereist. Aan de ernstige verwijtbaarheid is in een geval als bedoeld in artikel 7:681 lid 1, sub a BW al invulling gegeven omdat Vista de voor een rechtsgeldig ontslag geldende voorschriften niet heeft nageleefd en in strijd met artikel 7:671 BW heeft opgezegd.
4.21.
De kantonrechter dient de billijke vergoeding te bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de bijzondere omstandigheden van het geval. Ten aanzien van de billijke vergoeding van artikel 7:681 lid 1, aanhef en onder a, BW gaat het om een vernietigbare opzegging van de arbeidsovereenkomst. De werknemer heeft de vrijheid ervoor te kiezen de opzegging niet te vernietigen en in plaats daarvan een billijke vergoeding te verzoeken. Zoals de Hoge Raad in het arrest van 30 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1187) heeft overwogen, gaat het er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen door de werkgever. Bij het begroten van de vergoeding komt het aan op alle omstandigheden van het geval.
De kantonrechter betrekt in de beoordeling de volgende omstandigheden.
4.22.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de kwalificatie “ernstig verwijtbaar handelen” in dit geval voornamelijk een juridisch technisch gevolg van het feit dat het beroep van Vista op het proeftijdbeding niet slaagt. Dat is weer een gevolg van de beantwoording van de vraag of [verzoeker] nu duidelijk andere werkzaamheden kreeg met andere verantwoordelijkheden, of niet. De kantonrechter deelt uiteindelijk de opvatting van Vista daarover niet, maar men kan moeilijk volhouden dat op voorhand alleszins duidelijk was dat Vista op dat punt ongelijk zou krijgen en dus eigenlijk tegen beter weten in maar een standpunt poneerde om van [verzoeker] af te komen. Daarmee valt het met de intrinsieke verwijtbaarheid van het handelen van Vista dus wel mee.
4.23.
Volledigheidshalve overweegt de kantonrechter ook nog dat het verwijt van [verzoeker] aan het adres van Vista – dat Vista het proeftijdbeding alsnog heeft opgenomen in de arbeidsovereenkomst met het vooropgezette doel om van [verzoeker] af te komen – op geen enkele wijze is komen vast te staan, zodat zulks ook geen rol kan spelen.
4.24.
Betrekt men de overige gezichtspunten uit het New Hairstyle arrest van de Hoge Raad bij de afwegingen, dan gaat het om een kort dienstverband dat in iedere geval na één jaar zou eindigen, ontvangt [verzoeker] een bovenwettelijke aanvulling op de werkloosheidsuitkering en heeft hij inmiddels weer (tijdelijk werk) gevonden. Daarnaast ontvangt hij een transitievergoeding en een vergoeding voor onregelmatige beëindiging van het dienstverband ter hoogte van drie maandsalarissen.
4.25.
Alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemend ziet de kantonrechter aanleiding de billijke vergoeding vast te stellen op nihil.
Uitbetaling vakantiedagen
4.26.
[verzoeker] vordert uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen ten bedrage van
€ 2.003,00 bruto. Vista heeft deze vordering erkend, maar heeft aangegeven dat dit bedrag al is betaald. Van enige betaling door Vista is echter nog niets gebleken, zodat de vordering zal worden toegewezen, evenals de gevraagde schriftelijke bruto/netto specificatie met betrekking tot dit bedrag. De kantonrechter acht termen aanwezig om aan de gevorderde dwangsom een maximum te verbinden van € 2.000,00.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.27.
[verzoeker] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen tot het wettelijke tarief dat hoort bij het totaal aan toe te wijzen bedragen, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 1.090,77.
Proceskosten
4.28.
Vista zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [verzoeker] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht verzoek € 85,00
- salaris gemachtigde
€ 747,00
Totaal € 832,00
4.29.
De gevorderde nakosten worden, met inachtneming van de richtlijnen van het LOVCK, toegewezen op de hierna in het dictum te vermelden wijze.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Vista tot betaling aan [verzoeker] van de gefixeerde schadevergoeding ten bedrage van € 9.733,32 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt Vista tot betaling aan [verzoeker] van het restant van de transitievergoeding ten bedrage van € 910,15 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt Vista om aan [verzoeker] te verstrekken een schriftelijke en deugdelijke bruto/netto specificatie, waarin de bedragen en betalingen van de onder 5.1. en 5.2. vermelde bedragen zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00, voor elke dag dat Vista na betekening van deze beschikking hieraan niet voldoet,
5.4.
veroordeelt Vista tot betaling aan [verzoeker] van de niet genoten vakantiedagen ten bedrage van € 2.003,00 bruto,
5.5.
veroordeelt Vista om aan [verzoeker] te verstrekken een schriftelijke en deugdelijke bruto/netto specificatie, waarin het onder 5.4. vermelde bedrag en de betaling daarvan is verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,00 per dag met een maximum van € 2.000,00, voor elke dag dat Vista na betekening van deze beschikking hieraan niet voldoet,
5.6.
veroordeelt Vista tot betaling aan [verzoeker] van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.090,77,
5.7.
veroordeelt Vista in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op € 832,00,
5.8.
veroordeelt Vista onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door [verzoeker] volledig aan deze beschikking voldoet, in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking,
5.9.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: em
coll: