In deze zaak vordert eiser, een huurder, de terugbetaling van een waarborgsom van € 1.590,00 van gedaagde, de verhuurder, aan het einde van de huurovereenkomst. De huurovereenkomst liep van 1 augustus 2017 tot en met 30 juni 2021. Eiser heeft de waarborgsom betaald, maar gedaagde weigert deze terug te betalen, stellende dat het gehuurde niet in goede staat is opgeleverd. Eiser stelt dat er geen beschrijving van het gehuurde is opgemaakt bij aanvang van de huur en dat er geen eindinspectie heeft plaatsgevonden. Gedaagde heeft diverse gebreken aan het gehuurde genoemd, maar de kantonrechter oordeelt dat gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd dat het gehuurde niet in de juiste staat is opgeleverd. De kantonrechter wijst de vordering van eiser tot terugbetaling van de waarborgsom toe, evenals de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim. Daarnaast vordert eiser ook de kosten voor aanleg van telefoon en internet, maar deze vordering wordt afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 737,60 zijn begroot. Het vonnis is uitgesproken door mr. R.A.J. van Leeuwen en is uitvoerbaar bij voorraad.