ECLI:NL:RBLIM:2022:4671

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
C/03/294540 / HA ZA 21-376
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over eigendom en verjaring van een strook grond tussen buren

In deze zaak, uitgesproken op 15 juni 2022 door de Rechtbank Limburg, is er een geschil tussen twee buren over de eigendom van een strook grond. De eisers in conventie, [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2], claimen dat zij eigenaar zijn van de strook grond die grenst aan hun perceel, terwijl de gedaagden in conventie, [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2], stellen dat deze strook grond door verjaring aan hen toebehoort. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers in conventie eigenaar zijn van het gehele perceel en dat de gedaagden in conventie de strook grond moeten ontruimen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake is van verjaring, omdat de gedaagden niet hebben aangetoond dat zij de strook grond in bezit hebben genomen. De eisers hebben ook recht op vergoeding van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld om de strook grond te ontruimen en de kosten van de procedure te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van eigendomsrechten en de voorwaarden voor verkrijgende verjaring.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/294540 / HA ZA 21-376
Vonnis van 15 juni 2022
in de zaak van

1.[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] ,

2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. A.A.P.M. Theunen,
tegen

1.[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] ,

2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. N.P.H. Vissers.
Partijen zullen hierna (gezamenlijk) [eisers in conventie, verweerders in reconventie] , (afzonderlijk) [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] en (gezamenlijk) [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] en (afzonderlijk) [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 oktober 2021,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • de akte in het geding brengen productie 3 ten behoeve van descente en comparitie van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] , ter griffie ontvangen op 7 februari 2022,
  • het proces-verbaal van descente en aansluitende mondelinge behandeling van
februari 2022,
- de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde spreekaantekeningen van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] zijn sinds 1989 eigenaar van de woning gelegen aan de [adres 1]
te [woonplaats] , kadastraal bekend [kadasternummer 1] .
2.2.
In 1969 hebben de ouders van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] het pand aan de [adres 2] te [woonplaats] , kadastraal bekend [kadasternummer 2] gekocht. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] is hier (in 1971) geboren en getogen en is sinds 1998 eigenaar van de woning. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] is de partner van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] en woont samen met [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] in de woning.
2.3.
Bij brief van 7 oktober 2020 (productie 6 dagvaarding) heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] aan [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] - kort gezegd - laten weten dat de strook grond links van hun huis aangrenzend aan de oprit van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] behoort tot en blijft bij het perceel van [eisers in conventie, verweerders in reconventie]
2.4.
In de brief van 29 november 2020 (productie 7 dagvaarding) van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…) Zoals waarschijnlijk bij jullie bekend is, is de strook grond in jullie nadeel verjaard. (…) Zoals jullie in jullie brief aangeven, is de oprit (inclusief de strook grond tussen onze percelen in) door ons bestraat en daarmee door ons in bezit genomen. Deze situatie bestaat al langer dan 20 jaar. (…)”.
2.5.
Bij exploot van 22 december 2020 (productie 8 dagvaarding) is op verzoek van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] aan [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] een brief van 17 december 2020 (productie 9 dagvaarding) van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] aan [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] betekend. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] betwist - kort gezegd - dat de eigendom van de strook grond verjaard is en dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] de strook grond in bezit heeft genomen. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] sommeert [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] de bestrating en het hekwerk te verwijderen.
2.6.
Bij brief van 14 januari 2021 (productie 10 dagvaarding) heeft [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] - kort gezegd - laten weten dat de strook grond al in 1969 tot de oprit van het perceel van (thans) [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] behoort. De oprit was toen van muur tot muur bestraat. Inmiddels is de verjaringstermijn ruimschoots overschreden en heeft [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] de strook grond in eigendom verkregen.
2.7.
Op 29 april 2021 (productie 11 dagvaarding) heeft een landmeter, werkzaam bij [naam bedrijf 1] , in opdracht van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] de erfgrens tussen beide percelen ingemeten en de erfgrens in het terrein zichtbaar gemaakt door het plaatsen van piketpaaltjes (rode markeringsnagels). [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] erkent dat uit deze grensreconstructie blijkt dat de kadastrale grens “
in geringe mate en het nadeel van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] afwijkt van de feitelijke grens” (conclusie van antwoord sub 17). De erfgrens loopt vanaf de rode spijker (zichtbaar op de foto’s 5 en 6 als opgenomen in de proces-verbaal van 21 februari 2022) naar achteren.
2.8.
In het proces-verbaal van 21 februari 2022 staat, geciteerd voor zover hier van belang (pagina 6):
“(…)
Mr. Theunen:
Nu volgens eigen zeggen en eigen stellingen van de wederpartij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] geen eigenaar is, klopt het,
rechter, dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] geen partij is in deze zaak. (…)”.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat eisers eigenaar zijn van het gehele perceel kadastraal bekend: [kadasternummer 1] ;
II. gedaagden veroordeelt om binnen twee weken na betekening van dit vonnis, althans binnen een in dat vonnis bepaalde termijn, het gehele perceel van eisers - kadastraal bekend: [kadasternummer 1] - te ontruimen en ontruimd te houden door het verwijderen van de bestrating, de schutting en andere aan gedaagden toebehorende zaken die zich op het perceel van eisers bevinden, zulks op straffe van een door gedaagden hoofdelijk aan eisers te verbeuren dwangsom van
€ 1.000,00 euro per dag of dagdeel dat gedaagden in gebreke zijn met de uitvoering van deze veroordeling, zulks met een maximum van € 30.000,00, althans een in dit vonnis bepaald maximum bedrag;
III. gedaagden, ieder hoofdelijk, veroordeelt aan eisers te betalen binnen twee weken na dit vonnis een bedrag ter zake buitengerechtelijke kosten van € 925,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over de ter zake van deze kosten toegewezen bedragen vanaf de 14e dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. gedaagden, ieder hoofdelijk, veroordeelt aan eisers te betalen binnen twee weken na dit vonnis de volgens het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de ter zake van deze kosten toegewezen bedragen vanaf de 14e dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
V. gedaagden, ieder hoofdelijk, veroordeelt aan eisers te betalen binnen twee weken na dit vonnis een bedrag aan nasalaris van € 163,00 ingeval van niet-betekening van het vonnis en € 248,00 aan nasalaris ingeval van betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over de ter zake van deze kosten toegewezen bedragen vanaf de 14e dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] hebben aan hun vorderingen het volgende ten grondslag gelegd. Aan de westelijke zijde van hun woning ligt een smalle strook grond die volgens hen deel uitmaakt van hun perceel (op de overgelegde kadastrale tekening als hierna getoond, is dit deel geel gemarkeerd). [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] heeft deze strook grond vanaf de openbare weg beklinkerd tot aan de achtergevel van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] en in gebruik genomen als oprit. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft circa 17 jaar geleden aan [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] toestemming gegeven de oprit te bestraten. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft, in aanvulling op hetgeen in randnrs. 25 en 26 van de dagvaarding staat, tijdens de mondelinge behandeling nader omschreven op welke wijze het gesprek, waarbij zij toestemming heeft gegeven voor het bestraten van de strook en het plaatsen van de schutting, heeft plaatsgevonden en wie daarbij aanwezig waren. Daarbij zijn partijen overeengekomen dat met het oog op de eigendom van de strook in voornoemde schutting een ander paneel met doorzichtig ruitmotief wordt geplaatst (proces-verbaal van 21 februari 2022, p. 7). Hierdoor zou zichtbaar zijn dat dit deel van de poort/schutting op de strook van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] is geplaatst. Begin oktober 2020 heeft er een incident plaatsgevonden waarbij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] tegen [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] heeft gezegd dat hij niet meer op de strook grond mocht komen omdat de eigendom van de strook verjaard was. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] betwist dat sprake is van verjaring en is van mening dat de strook grond hun eigendom is. Uit productie 14 bij dagvaarding (een foto uit 2003) blijkt volgens [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dat de strook grond niet bestraat was, maar begrind. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] toestemming verleend tot het bestraten van de oprit met betrekking tot hun strook grond. Daaruit blijkt geen bezitsdaad, maar houderschap en heeft [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] nimmer door verjaring eigenaar van de strook grond kunnen worden. Ook het verschil in poort weerspiegelt de erkenning van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] dat het betreffende stuk grond eigendom is van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] Toen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] de woning in 1989 kocht, was kadastraal kenbaar dat de strook grond eigendom was van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] , zodat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] nimmer te goeder trouw kan zijn geweest met de door haar gestelde inbezitneming.
Productie 3 bij dagvaarding: de strook grond betreft de geel gemarkeerde lijn.
3.2.2.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft € 925,00 aan buitengerechtelijke kosten gevorderd. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] stelt voorafgaand aan de betekening van zijn brief van 17 december 2020 door de deurwaarder op 22 december 2020 overleg met hun advocaat te hebben gehad om te pogen tot een buitengerechtelijke minnelijke regeling met [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] te komen.
3.3.
[gedaagden in conventie, eisers in reconventie] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] door (primair) verkrijgende verjaring dan wel (subsidiair) bevrijdende verjaring de eigendom heeft verkregen van de strook grond die kadastraal deel uitmaakt van het perceel van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] doch die bij [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] in gebruik is, zijnde de strook die op productie 3 bij de dagvaarding door [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] ter indicatie geel is gemarkeerd;
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] hoofdelijk veroordeelt om binnen een maand na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan het opmaken van een notariële akte van verjaring en het inschrijven van deze akte in de openbare registers, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] hiermee in gebreke blijven;
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 4.255,-- aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande
6 oktober 2021 (indiening van deze eis in reconventie), te rekenen tot aan de dag der algehele voldoening;
4. [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] hoofdelijk veroordeelt tot het verwijderen en verwijderd houden van de schutting die zij op het perceel van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] hebben geplaatst, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] hiermee in gebreke blijven;
5. [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.6.1.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] heeft het volgende aan haar vorderingen ten grondslag gelegd. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] is geboren en getogen in de woning [adres 2] . Zo lang zij zich kan herinneren, behoort de gehele oprit tot haar perceel. Al in 1969, toen haar ouders het perceel kochten, was de oprit bestraat en werd deze door haar ouders gebruikt. Haar ouders onderhielden de gehele oprit en ook stonden er auto’s geparkeerd. Zij voert aan dat toestemming van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] niet aan de orde was, omdat de strook al door verjaring haar eigendom was geworden. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] verwijst naar de door haar ingebrachte foto’s. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] betwist dat er een poort (parallel aan de openbare weg) is geplaatst: dit is geen poort maar een vaste schutting. Dat het laatste stuk van de schutting (visueel) afwijkt heeft volgens haar niets te maken met de kadastrale grens. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] ontkent dat er een gesprek heeft plaatsgevonden waarbij over de eigendom is gesproken, maar erkent wel dat gesproken is over een ander paneel in de schutting zodat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] vanuit hun tuin, door de tuin van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] met zicht over de strook naar de openbare weg kunnen kijken (proces-verbaal van 21 februari 2022, p. 7).
Mocht de strook grond ooit bij het perceel van (de rechtsvoorgangers van) [eisers in conventie, verweerders in reconventie] hebben behoord, dan is deze strook sinds 1969 door de rechtsvoorgangers van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] in bezit genomen, doordat zij de strook onderhielden en gebruikten. De eigendomsvordering van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] is verjaard. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] legt over foto’s en een drietal verklaringen ter onderbouwing van haar standpunt (productie 1 bij de conclusie van antwoord). Er is sprake van verjaring daar het bezit reeds in 1969 is aangevangen en de termijn van 20 jaar is verstreken. Er is met ingang van 1 januari 1993 dan ook sprake van verjaring. Als het bezit niet is aangevangen in 1969, dan in ieder geval vanaf 1998, zijnde het moment dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] eigenaar is geworden. Sinds 1998 is zowel de tien jaren termijn voor verkrijgende verjaring en de twintig jaren termijn voor bevrijdende verjaring verstreken. In 2003 heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] de bestrating verwijderd en op exact dezelfde plaats opnieuw van muur tot muur beklinkerd, ook staat er een schutting waardoor [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] het exclusief gebruik van de grond heeft.
3.6.2.
Voorts was een schutting en een ligusterhaag, die in de tuinkant op het perceel van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] stonden, bezit van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] . Zowel de schutting als de haag zijn door de rechtsvoorgangers van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] geplaatst. Op 15 januari 2021 heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] deze schutting zonder overleg met en/of toestemming van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] afgebroken. Op 9 juni 2021 heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] eveneens zonder overleg met en/of toestemming van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] de ligusterhaag gerooid. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft vervolgens een nieuwe schutting geplaatst op het (kadastrale) perceel van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] , terwijl de landmeter al op 29 april 2021 de perceelsgrens heeft gereconstrueerd, zodat duidelijk was waar de erfgrens liep. Desondanks heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] de schutting op het perceel van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] geplaatst: de erfgrens loopt 67,5 centimeters van de muur af, terwijl de schutting op 82,5 centimeters van de muur is geplaatst. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] verwijst naar de ingebrachte foto’s. Door aldus te handelen heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] inbreuk op het eigendomsrecht van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] gemaakt, hetgeen onrechtmatig is. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] vordert een schadevergoeding van € 4.255,00 (conform offerte van [naam bedrijf 2] , productie 2 bij conclusie van antwoord) voor het leveren en planten van een (nieuwe) haag die qua omvang met de gerooide haag is te vergelijken. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] vordert ten slotte dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] de schutting, die op haar perceel staat, verwijderd, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.7.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Ter zitting is, gelet op de stellingen en verklaringen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] , gebleken dat (ook) [eisers in conventie, verweerders in reconventie] van oordeel is dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] géén (mede)eigenaar van de woning is en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] dan ook geen partij is in deze zaak (overweging 2.8.). Daarmee liggen de jegens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] ingestelde vorderingen voor afwijzing gereed.
in conventie en in reconventie
4.2.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal
de rechtbank deze in het onderstaande in onderling verband beoordelen.
Verjaring strook grond
Het juridisch kader
4.3.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] stelt dat van bezit, hetgeen vereist is voor een geslaagd beroep op verjaring, van de strook grond sprake is vanaf 1969 dan wel 1998. Dit betekent dat de vordering zowel in het licht van de oud BW (hierna: OBW) dat tot 1 januari 1992 van toepassing was, als het huidig BW dient te worden beoordeeld.
4.4.
Onder het OBW verkregen bezitters te goeder trouw die zich op een wettige titel konden beroepen de eigendom van een onroerende zaak na een onafgebroken verjaringstermijn van twintig jaar (art. 2000 lid 1 OBW). Van verkrijging van een onroerende zaak krachtens een wettige titel kon onder het regime van het OBW slechts sprake zijn indien was voldaan aan het door art. 671/671a OBW voor een rechtsgeldige levering van dat goed gestelde eis van overschrijving van een notariële akte in de daartoe bestemde openbare registers (ECLI:NL:HR:1981:AG4167).
Voor bezitters te goeder trouw zonder wettige titel gold een dertigjarige termijn (art. 2000
lid 2 OBW). Een aldus verkregen bezit zou slechts dan te goeder trouw kunnen zijn en zou slechts tot verkrijging door verjaring kunnen leiden indien de bezitter meende en redelijkerwijs kon menen dat de grond niet aan een ander toebehoorde (ECLI:NL:HR:1997:ZC2399). Onder het huidige recht is de termijn voor verkrijgende verjaring voor de bezitter te goeder trouw tien jaar (art. 3:99 BW). In gevolge het bepaalde in artikel 3:118 lid 2 BW wordt de aanwezigheid van deze goede trouw verondersteld: het ontbreken van de goede trouw moet worden bewezen.
Het oude recht onthield verkrijgende verjaring aan bezitters te kwader trouw. Onder het oude recht bestond wel een regeling van bevrijdende verjaring waarvoor de eis van goede trouw niet gold (art. 2004 OBW), inhoudende dat rechtsvorderingen - en daarmee ook de revindicatie - verjaren na 30 jaar (ECLI:NL:HR:1969:AC3832). Volgens het oude recht had deze bevrijdende verjaring echter geen eigendomsverkrijging tot gevolg. Anders gezegd: door de verjaring van de revindicatie verloor de eigenaar weliswaar zijn rechtsvordering en kon de bezitter zijn bezit voortzetten, maar daarmee werd de bezitter van het stuk grond nog geen eigenaar hiervan. (zie ook: ECLI:NL:GHSHE:2012:BW9851)
Art. 93 Overgangswet NBW (geldend vanaf 1 januari 1992) bepaalt dat art. 3:105 BW één jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van de wet, derhalve per 1 januari 1993, van toepassing is met betrekking tot degene die alsdan een goed bezit, indien de verjaring van de rechtsvordering tot beëindiging van het bezit is voltooid. Daarmee heeft bevrijdende verjaring verkrijging tot gevolg. De verjaring van deze rechtsvordering begint te lopen op de dag na het verlies van het bezit door de rechthebbende (art. 3:314 lid 2 BW) en is voltooid na 20 jaren (art. 3:306 BW). Degene die zich op verjaring beroept dient op het moment waarop de verjaring van de rechtsvordering van de rechthebbende tot beëindiging van het bezit is voltooid het goed te bezitten.
4.5.
Of sprake is van bezit kan ook naar OBW worden beantwoord aan de hand van de maatstaven die voor het huidige recht zijn neergelegd in de art. 3:107 e.v. BW. Art. 3:107 lid 1 BW omschrijft bezit als het ‘houden van een goed voor zichzelf’. Hieronder wordt verstaan het direct of indirect uitoefenen van de feitelijke macht over een goed met de (al dan niet gerechtvaardigde) pretentie rechthebbende te zijn. Met het begrip ‘voor zichzelf’, wordt uitgesloten dat hij een ander als rechthebbende erkent. Art. 3:108 BW bepaalt dat de vraag of iemand een goed ‘houdt’ en of hij dit ‘voor zichzelf’ doet, wordt beoordeeld naar verkeersopvattingen, met inachtneming van de wettelijke regels die in de artikelen. 3:109 e.v. BW worden gegeven en overigens op grond van uiterlijke feiten. Het gaat derhalve om een objectieve maatstaf: het komt aan op uiterlijke omstandigheden waaruit naar verkeersopvattingen een wilsuiting kan worden afgeleid om als rechthebbende op te treden. De interne wil om als rechthebbende op te treden is derhalve voor het zijn van bezitter van geen betekenis. Alle omstandigheden van het geval, de aard en de bestemming van het goed waarom het gaat, de wijze waarop de bijzondere betrekking tot het goed is ontstaan, enz. moeten tegen elkaar worden afgewogen. Omstandigheden van juridische aard mogen hierbij in principe niet worden uitgesloten. (zie randnummers 2.19 en 2.20 in de conclusie van AG Rank-Berenschot van 10 januari 2020, ECLI:NL:PHR:2020:876).
Voor de beantwoording van de vraag of iemand een goed in bezit heeft genomen, is onder andere bepalend of hij de feitelijke macht over dat goed is gaan uitoefenen. Enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen zijn voor een inbezitneming ontoereikend (art. 3:113 BW). Vereist is dat de machtsuitoefening zodanig is dat naar verkeersopvatting het bezit van de oorspronkelijke eigenaar teniet wordt gedaan (ECLI:NL:HR:2015:2743).
4.6.
Voornoemde maatstaven wijken in de kern niet af van hetgeen gold onder het oude
recht waar om door verjaring eigenaar van een zaak te worden ingevolge art. 1992 OBW sprake moest zijn van een voortdurend en onafgebroken, ongestoord, openbaar en niet dubbelzinnig bezit. Hoewel in tegenstelling tot het OBW de vereisten van ‘ondubbelzinnigheid’ en ‘openbaar’ niet meer expliciet in de artikelen 3:107 e.v. BW worden gesteld, blijkt uit de wetsgeschiedenis dat ook naar huidig recht deze eisen gelden en dat beide eigenschappen in het wettelijk begrip ‘bezit’ besloten liggen (zie onder meer: ECLI:NL:HR:2008:BD7601 en ECLI:NL:HR:2017:309). Van niet dubbelzinnig bezit is sprake wanneer de bezitter zich zodanig gedraagt dat de eigenaar, tegen wie de verjaring loopt, daaruit niet anders kan afleiden dan dat de bezitter pretendeert rechthebbende te zijn, zodat deze tijdig maatregelen kan nemen om de inbreuk op zijn recht te beëindigen (HR 15 januari 1993, NJ 1993, 178).
Bezit van de strook grond vanaf 1969?
4.7.1.
Anders dan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] betoogt, volgt uit de door haar overgelegde foto’s niet dat de gehele oprit en daarmee ook de strook van muur tot muur is bestraat. Op de foto’s bij randnrs. 10 en 11 (conclusie van antwoord), die aldus [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] eind jaren zeventig zijn gemaakt, is te zien dat de bestrating niet doorloopt tot aan de muur. Op de strook is begroeiing te zien. Tijdens de mondelinge behandeling is de stelling dat door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] van muur tot muur bestraat was enigszins genuanceerd: er was een klein groen perk. De foto die als productie 14 bij dagvaarding is overgelegd, is uit 2003. Ook hierop is te zien dat de bestrating niet doorloopt tot aan de muur: er is een duidelijke grindstrook langs de muur van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] te zien. Dit strookt ook met hetgeen [eisers in conventie, verweerders in reconventie] tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht (proces-verbaal van 21 februari 2022, p. 6): het grind is neergelegd in 1988/1989.
4.7.2.
Daarmee blijft met betrekking tot gestelde bezitsdaden het parkeren van auto’s op de strook grond en het onderhoud over. Dat het onderhoud aan de strook is gepleegd door de rechtsvoorgangers van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] wordt gemotiveerd betwist door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] (proces-verbaal van 21 februari 2022, p. 6). In het licht van die gemotiveerde betwisting had het op de weg van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] gelegen haar stelling nader te onderbouwen. Dit heeft zij niet gedaan, en daarmee blijft het zijdens haar bij een blote stelling. Dat er auto’s op de oprit stonden geparkeerd wordt door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] niet betwist. Dit is ook te zien op (onder meer) de foto’s als opgenomen onder randnrs. 10 en 11. Echter, die auto’s staan niet op de ter discussie staande strook, nog daargelaten of het enkele incidenteel parkeren voldoende is om als bezitsdaad te worden aangemerkt, waardoor ook die feiten niet vast zijn komen te staan.
4.7.3.
Nu de feiten die [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] ter onderbouwing van de door haar gestelde bezitsdaden heeft aangevoerd niet zijn komen vast te staan, kan van bezit geen sprake zijn. Het beroep op verjaring vanaf 1969 van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] faalt om die reden.
Bezit van de strook grond vanaf 1998?
4.8.1.
Hoewel [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] heeft aangevoerd dat de verjaringstermijn is aangevangen vanaf het moment dat zij in 1998 eigenaar is geworden van het perceel, onderbouwt zij dit met haar stelling dat de strook grond in 2003 is bestaat en daarmee optisch één geheel is geworden en nadien ook een schutting (parallel aan de openbare weg) is geplaatst, wat impliceert dat de verjaringstermijn pas in 2003 zou zijn aangevangen. Tussen partijen is niet in geding dat met ingang van 2003 de strook grond is bestraat en optisch één geheel vormt met het perceel van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] . Nog daargelaten of daarmee sprake is van bezit: nu de termijn van twintig jaren vanaf 2003 niet is verstreken kan van bevrijdende verjaring geen sprake zijn.
4.8.2.
Blijft over de vraag of [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] door verkrijgende verjaring eigenaar van de strook is geworden. De rechtbank is van oordeel dat - in het licht van het verweer - [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] onvoldoende heeft onderbouwd dat met het bestraten en het plaatsen van de schutting sprake is van bezit van de strook, nog daargelaten of [eisers in conventie, verweerders in reconventie] - als door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] gesteld en door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] betwist - toestemming heeft gegeven voor het mogen bestraten van de strook en er daarmee sprake is van houderschap. Waarom instemmen met een afwijkend ruitmotief in de schutting zodat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] naar de openbare weg kan kijken ‘óver’ de strook van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] ? Op grond waarvan heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] hiermee ingestemd? [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] heeft deze vraag als tijdens de mondelinge behandeling gesteld, onbeantwoord gelaten. Behalve dat zij [eisers in conventie, verweerders in reconventie] (en voorbijgangers op de openbare weg) door het instemmen van een afwijkend paneel letterlijk een inkijkje in (een substantieel deel van) haar tuin geeft, geeft zij daarmee ook haar privacy prijs. Het opgeven van privacy om [eisers in conventie, verweerders in reconventie] over de strook te laten kijken naar de openbare weg is zonder nadere onderbouwing van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] (ook) een omstandigheid die maakt dat de rechtbank van oordeel is dat van
ondubbelzinnig bezit van de strook geen sprake is. Dat met de plaatsing van de schutting [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] zich feitelijk de macht over een deel van de strook heeft verschaft, maakt dit niet anders.
4.9.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] heeft haar verweer dat toewijzing in conventie in strijd is met de redelijkheid en billijkheid althans dat de vordering is gebaseerd op misbruik van bevoegdheid niet onderbouwd met feiten en omstandigheden (het blijft daarmee bij een blote stellingname), zodat de rechtbank hieraan verder voorbijgaat.
4.10.
Gezien hetgeen de rechtbank onder rov. 4.3. tot en met 4.9. heeft overwogen, ligt de door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] gevorderde verklaring voor recht alsook de gevorderde ontruiming voor toewijzing gereed. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] dat de gevorderde ontruiming dient te worden afgewezen omdat deze niet voldoende specifiek is. Evident is dat het om ontruiming van de onderhavige strook grond gaat. Nu - zoals hiervoor is overwogen - de strook grond eigendom is van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] , staat buiten kijf dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] op zijn eigendom geen zaken hoeft te dulden van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] . De rechtbank ziet aanleiding de gevorderde dwangsom te matigen en te maximeren als hierna (onder beslissing) is vermeld.
4.11.
Het onder 1. en 2. gevorderde in reconventie wordt, nu van eigendomsverkrijging door verjaring geen sprake is (zie rov. 4.3. tot en met 4.9.), afgewezen.
De schutting en haag
De schutting
4.12.
Het geschil met betrekking tot de schutting gaat over de houtkleurige schutting met horizontale planken die recent door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] is geplaatst (zie foto’s 4, 5 en 8 in het proces-verbaal).
4.13.
De rechtbank heeft tijdens de descente waargenomen dat de door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] geplaatste schutting volgens de (onweersproken) grensreconstructie is geplaatst op het perceel van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] . Het (blote) verweer van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] , dat deze schutting op zijn eigen perceel is geplaatst, volgt de rechtbank dan ook niet. Nu [eisers in conventie, verweerders in reconventie] geen andere verweren heeft aangevoerd, zal het bij petitum in reconventie sub 4 gevorderde worden toegewezen, met dien verstande dat de rechtbank ook een termijn - met het oog op de gevorderde dwangsom - zal opnemen waarbinnen de schutting door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dient te worden verwijderd. De dwangsom zal worden gemaximeerd zoals hierna is vermeld.
De haag
4.14.
De rechtbank stelt vast dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] niet heeft weersproken de haag te hebben gerooid, zodat de rechtbank dit als vaststaand aanneemt.
4.15.
De rechtbank heeft tijdens de descente waargenomen dat de haag op het perceel van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] stond (de rechtbank verwijst dienaangaande naar het proces-verbaal van descente). De rechtbank neemt dit als vaststaand aan. Het (blote) verweer van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] , dat de haag niet op het perceel van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] stond, faalt om die reden. Nu vaststaat dat de haag op het perceel van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] stond en deze haar eigendom was, is tevens vast komen te staan dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] de haag onrechtmatig heeft gerooid. In zoverre ligt het bij petitum in reconventie sub 3 gevorderde voor toewijzing gereed.
4.16.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft niet weersproken dat het plaatsen van een qua omvang gelijksoortige haag € 4.255,00 kost, zodat dit eveneens zal worden toegewezen. De gevorderde rente over dit bedrag is evenmin weersproken, zodat ook dit voor toewijzing gereed ligt.
Hoofdelijkheid
4.17.
Nu de vorderingen in conventie jegens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] worden afgewezen, is er geen grond voor een hoofdelijke veroordeling.
4.18.
De hoofdelijk gevorderde veroordeling in reconventie is niet weersproken, zodat deze zal worden toegewezen.
in conventie
Buitengerechtelijke kosten
4.19.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] heeft als verweer aangevoerd dat uit niets blijkt dat er buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 925,00 zijn gemaakt. Voor zover deze kosten zijn gemaakt, dienen ze te worden aangemerkt als ter instructie van de zaak en vallen ze onder de proceskostenveroordeling. Volgens [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] is, gezien de luttele werkzaamheden die zijn verricht, het bedrag onredelijk. De buitengerechtelijke kosten moeten worden afgewezen althans gematigd, aldus [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] .
4.20.
De rechtbank stelt vast dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] niet heeft weersproken dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] , voorafgaand aan de brief van 17 december 2020, die aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] is betekend op
22 december 2020 en waarmee getracht is een procedure te voorkomen, een overleg heeft gehad met zijn advocaat. De rechtbank neemt dit dan ook als vaststaand aan. Daarmee staat tevens vast dat is voldaan aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. De rechtbank acht het bedrag van € 925,00 in dat kader niet onredelijk. De rechtbank zal de in conventie gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten en de daarover gevorderde wettelijke rente vanaf de 14e dag na het wijzen van dit vonnis toewijzen.
Proceskosten
4.21.
De rechtbank zal [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] , zijnde de in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] begroot op:
  • kosten exploot dagvaarding € 108,19
  • griffierecht € 952,00
  • salaris advocaat
totaal € 2.749,19
4.22.
De nakosten liggen als onweersproken voor toewijzing gereed.
in reconventie
Proceskosten
4.23.
De rechtbank zal [eisers in conventie, verweerders in reconventie] , zijnde de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] begroot € 1.434,00 voor salaris advocaat (3 punten x € 478,00, liquidatietarief I).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen jegens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] af,
5.2.
verklaart voor recht dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] eigenaar zijn van het gehele perceel kadastraal bekend: [kadasternummer 1] ,
5.3.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] om binnen twee weken na betekening van het vonnis de strook grond (geel gearceerd op de afbeelding onder rov. 3.2.) die onderdeel uitmaakt van het perceel van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] - kadastraal bekend: [kadasternummer 1] - te ontruimen en ontruimd te houden door het verwijderen van de bestrating, de schutting en andere aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] toebehorende zaken die zich op het perceel van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] bevinden, zulks op straffe van een door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] te verbeuren dwangsom van € 500,00 euro per dag of dagdeel dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] in gebreke is met de uitvoering van deze veroordeling, zulks met een maximum van € 15.000,00,
5.4.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] te betalen binnen twee weken na wijzen van het vonnis een bedrag ter zake buitengerechtelijke kosten van € 925,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de 14e dag na de datum van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.5.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] te betalen binnen twee weken na
wijzen van het vonnis de proceskosten ten bedrage van € 2.749,19, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de 14e dag na de datum van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.6.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] te betalen binnen twee weken na wijzen van het vonnis een bedrag aan nasalaris van € 163,00 ingeval van niet-betekening van het vonnis en € 248,00 aan nasalaris ingeval van betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de 14e dag na de datum van het vonnis
tot aan de dag der algehele voldoening,
5.7.
verklaart dit vonnis, met uitzondering van hetgeen onder 5.1. en 5.2. staat, uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.9.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] hoofdelijk, om binnen een termijn van twee weken na betekening van het vonnis aan hen, tot het verwijderen en het verwijderd houden van de schutting die zij op het perceel van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] hebben geplaatst, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] hiermee in gebreke blijven, zulks met een maximum van € 15.000,00,
5.10.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] hoofdelijk in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1] begroot op € 1.434,00,
5.11.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2022.
type: JC