3.3.1Het juridisch kader
Aan de verdachte is een zedendelict ten laste gelegd. Een kenmerk van dit soort delicten is dat bij de seksuele handelingen vaak maar twee personen aanwezig zijn. Dat betekent dat als de verdachte ontkent, er vaak alleen de verklaring van het slachtoffer voorhanden is als bewijsmiddel. Ook in deze zaak is dit grotendeels het geval.
Uit artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) volgt dat het bewijs dat een verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet mag worden aangenomen op basis van één (getuigen)verklaring. Dit wettelijk voorschrift moet ervoor zorgen dat de rechter een juiste bewijsbeslissing neemt, door hem te verbieden het bewijs aan te nemen op de verklaring van slechts één getuige als hetgeen die getuige verklaart niet wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal.
Daar staat tegenover dat een bepaalde mate van steunbewijs, in combinatie met de verklaring van het slachtoffer, voldoende wettig bewijs kan opleveren. De Hoge Raad is onder andere in de arresten van 26 januari 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BK2094) en 13 juli 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BM2452) expliciet ingegaan op het voor een veroordeling vereiste bewijsminimum. De Hoge Raad heeft daarin geoordeeld dat het overige gebezigde bewijsmateriaal voldoende steun dient te geven aan de verklaringen van het slachtoffer. Er mag geen te ver verwijderd verband bestaan tussen de getuigenverklaring – in dit geval de verklaring van aangeefster – en het overige gebezigde bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Het bewijsminimum mag niet worden verward met een oordeel over de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer, hetgeen hiervan volledig los staat. De betrouwbaarheid zegt enkel iets over het waarheidsgehalte van die verklaring, terwijl om tot een bewezenverklaring te kunnen komen ook ander bewijs voorhanden dient te zijn.
Dit uitgangspunt indachtig zal de rechtbank eerst de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen weergeven en zal zij vervolgens overgaan tot de waardering van deze bewijsmiddelen.
3.3.2De bewijsmiddelen
De groepsleerkracht van groep 5 van [basisschool] in Hoensbroek, getuige [naam getuige] , heeft verklaard dat ze op 2 oktober 2020 met [slachtoffer] heeft gesproken naar aanleiding van opmerkingen van klasgenootjes. Dit gesprek ging volgens de getuige als volgt. “Ik vroeg aan [slachtoffer] : “Je hebt het net in het groepje ergens over gehad, weet je wat ik bedoel?” [slachtoffer] zei toen: “Ja, ik denk over seks”. Ik vroeg wat er dan gezegd was. (…) [slachtoffer] zei toen: “Dat ik seks heb met mijn vader”. Ik zei toen: “Klopt dat, [slachtoffer] ?”. [slachtoffer] antwoordde toen: “Ja”. Ik zei toen: “Hoe bedoel je dat?”. [slachtoffer] zei toen: “Dan zijn we naakt en dan komt hij met zijn plasser tegen mijn plasser aan”. Ik vroeg:” Bedoel je daaronder?” en daarbij wreef ik met mijn hand over mijn onderbuik in de richting van mijn geslachtsdeel. [slachtoffer] zei toen: “Ja”. (…) Ik vroeg aan [slachtoffer] wat ze daarvan vond. [slachtoffer] zei: “Soms niet fijn als ik dat niet wil, maar dan doet hij het toch en dan bindt hij mij vast. Ik vind het ook niet fijn als het water eruit komt”. Ik zei dat dat ook niet fijn was om te horen. Ik heb toen gevraagd of ze vandaag bij mama of bij papa was. Toen zei [slachtoffer] : “Nee, mijn stiefvader doet dat”. Ik zei toen “Oké, heb je dat tegen mama gezegd? “ [slachtoffer] zei van niet. Ik vroeg toen: “Wanneer gebeurt dat dan?”. [slachtoffer] zei: “Als mama weg is, als ze bijvoorbeeld bij iemand op bezoek is”. Toen vroeg ik: “Gebeurt dat vaak?” [slachtoffer] antwoordde: “Een keer per dag volgens mij”.”
Op 5 oktober 2020 had verbalisant [naam 1] telefonisch contact met de moeder van [slachtoffer] , [moeder] . [moeder] was op dat moment samen met de verdachte en [slachtoffer] in het ziekenhuis omdat [slachtoffer] door een kinderarts was onderzocht. [moeder] vertelde dat [slachtoffer] had gezegd dat haar stiefvader haar deed aanraken en dat er water uit de piemel kwam op de bank. Op de vraag van verbalisant waar [slachtoffer] dan aangeraakt zou zijn geworden, hoorde de verbalisant dat de kinderarts Levelink reageerde. Het bleek dat de telefoon op de speaker stond. Levelink vertelde dat zij had gesproken met [slachtoffer] waar haar moeder en de verdachte bij waren. [slachtoffer] had verteld dat het aanraken aan de pruim was, dat ze bloot op elkaar lagen en dat er water uit de piemel kwam op de bank.
Nadat op 10 november 2020 een medewerker van Bureau Jeugdzorg Limburg namens [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , wonende in Hoensbroek, gemeente Heerlen, aangifte had gedaan van seksueel misbruik, is [slachtoffer] op 12 november 2020 in een kindvriendelijke verhoorstudio door de politie verhoord.Samengevat verklaarde [slachtoffer] tijdens de free recall: “Ik en [verdachte] hebben samen gesekst. Ik was samen met [verdachte] alleen thuis. Mijn broer en moeder waren kienen. [verdachte] en ik zaten filmpjes te kijken, snoepjes te eten. [verdachte] zei: “doe je broek en onderbroek omlaag”, dat deed ik. Ik zag dat hij zijn broek en onderbroek omlaag deed. Ik zag zijn pieleman en hij deed die tegen mijn pruim aan. Toen ging het steeds vaker gebeuren. De dag erna gingen we naar een schoonmoeder, zijn stiefbroertje woont daar. Daar heb ik het tegen die oma gezegd. [verdachte] zei dat ik het geheim moest laten houden. Sinds die dag ging het erger worden, duwen, mond aan pruimpje, likken. Ik vond het wel lekker maar als hij deed duwen vond ik het niet echt lekker.” Op verdere vragen verklaarde [slachtoffer] , samengevat weergegeven, dat: “het vaker gebeurd is, in het huis aan de [adres 2] , haar bed, het bed van mama en [verdachte] en op de bank. Het was gestopt toen zij het op school tegen een vriendin had gezegd dat zij seks had met haar stiefvader. Dit had ze ook tegen andere kinderen gezegd en er werd gelachen en ze vroegen of ze het lekker was. Die kinderen hebben het tegen de juf gezegd. Daarna moest zij op de gang praten met de juf. De juf had gezegd dat als het weer gebeurde zij dit moest melden. [verdachte] zei dat zij haar broek en onderbroek omlaag moest doen, zij deed dit. [verdachte] deed ook zijn broek en onderbroek naar beneden. Toen zag zij dat hij een pielemans had en dat hij wilde seksen met haar. Zij vond dit wel een beetje gek: “Seksen met je stiefdochter, dat is extreem vreemd”. Zij moest op haar rug gaan liggen en haar benen uit elkaar doen. Hij gaf haar kusjes op haar borst en deed zoenen zoals grote mensen dat doen. Ze gingen toen naar de slaapkamer van haar moeder en [verdachte] . [verdachte] deed met zijn mond aan haar pruimpje likken. Hij deed zijn mond open en stak zijn tong eruit en deed likken aan haar pruim. (…) Hij deed haar pruim likken op de bank en op haar bed. Hij duwde met zijn piemel, zij dacht: “ [verdachte] , kan je niet stoppen”. Soms deed het pijn en zij zei zachtjes: “Au”. Zij had pijn in haar pruim. Zij zag de piemel van vlees en er kwam wit water uit. Zij voelde dat de piemel er dieper en dieper in ging, dit was een raar gevoel. Dit witte water kwam op de bank. Zij had het aan de juf verteld en sinds die dag wist haar moeder het ook. [verdachte] is haar stiefvader en heet [verdachte] . De pielie ziet eruit als een worst, half groot en er waren geen haren bij de piemel. Niemand anders heeft haar gelikt aan haar pruim en niemand anders is met zijn piemel tegen en in haar pruim geweest.”,
Getuige [naam 2] heeft verklaard hoe [slachtoffer] , de dochter van de nieuwe partner van haar ex-schoonzoon, op een dag de keuken binnenkwam en zei: “je weet niet wat ik heb meegemaakt”. De getuige verklaart verder: “Ik zei: “wat dan?” [slachtoffer] zei: “ik lag met [verdachte] op de bank en toen hebben we het gedaan we waren het aan het proberen met de onderbroek aan en ik vond het lekker”. (…) Toen heb ik [verdachte] en [naam 3] naar binnen geroepen. Ik heb toen tegen [slachtoffer] gezegd: “zeg maar de waarheid je mag altijd de waarheid vertellen en niemand zal boos zijn”. Toen zei [slachtoffer] weer het zelfde dat ze op de bank lagen, dat ze ‘het’ aan het doen waren en dat ze het lekker vond. Ik keek [naam 3] en [verdachte] aan. [verdachte] werd rood.”
De moeder van [slachtoffer] , getuige [moeder] , heeft onder meer het volgende verklaard:
“V: Wanneer kreeg jij een relatie met [verdachte] ?
A: 16 maart 2019. (…) In augustus 2019 kwam [verdachte] bij mij wonen. (…)
V: Heb jij met [verdachte] wel eens seks gehad op de slaapkamer van [slachtoffer] ?
A: Nee. (…)
De eerste beschuldiging was op 3 oktober 2019. V: Vertel eens over [de] eerste beschuldiging?
A: Ik heb dat opgeschreven. Ik weet dat ook niet meer. Ik kan het niet precies meer vertellen. Het eerste gesprek is bij [naam 4] geweest. Dit is [naam 4] . Ik weet niet meer precies hoe het gesprek met [naam 4] gegaan is.
[slachtoffer] had verteld dat zij seksueel werd misbruikt door [verdachte] . (…) Ik ben in augustus 2019 gaan kienen. (…) [verdachte] was toen alleen thuis met [slachtoffer] . (…)Zij is op 10 oktober 2020 tegen mij gaan praten. (…)
O: getuige geeft ons de geschreven blaadjes. Van deze zijn een kopie gemaakt en als bijlagen 6,7,8 en 9 bij dit proces- verbaal van verhoor gevoegd.
V: Wanneer heb je dit alles opgeschreven?
A: Op dezelfde dag toen het door [slachtoffer] aan mij was verteld. (…)
V: Wat heeft [slachtoffer] verteld over de seksuele handelingen tussen [verdachte] en haar? (…)
A: Zoenen, likken, wrijven met zijn piemel over haar pruim, likken over haar pruim, water over haar heen.”
Bij de verklaring van de getuige [moeder] zijn de handgeschreven gespreksaantekeningengevoegd waarnaar zij in het verhoor verwijst. Een daarvan vermeldt, voor zover hier van belang:
“ [verdachte] ging douchen. Trok aan me bij de plek waar de ladder zit deed je broek en onderbroek omlaag, toen zijn broek en onderbroek omlaag en toen gingen ze sexen en hij deed likken.”
[moeder] heeft op 8 januari 2021 telefonisch aan de politie gemeld dat zij op de bedrand van het bed van [slachtoffer] en op de grond druppels had zien liggen. “ [moeder] moest toen aan iets denken wat [slachtoffer] haar eerder had verteld. [slachtoffer] had dit verteld voordat [slachtoffer] uit huis geplaatst werd (november 2020). [slachtoffer] had haar toen verteld dat: “ [verdachte] de douche had aangezet, haar kamer was opgekomen en gesekst had met haar op het bed, bij het trapje van het bed”. (…) In juni 2020 is de vinyl vloerbedekking op deze kamer gelegd en vervolgens gedweild. Daarna is deze vloer alleen nog gestofzuigd.”
Op 9 januari 2021 heeft forensisch onderzoek plaatsgevonden in de slaapkamer van [slachtoffer] in de woning aan de [adres 2] 23 in Hoensbroek. Op de onderzijde van het bed en op de grond zijn meerdere vlekken aangetroffen, die bij een indicatieve test positief testten op sperma.
Door The Maastricht Forensic Institute (TMFI) is het DNA-profiel van de verdachte vergeleken met de DNA-profielen verkregen van het sporenmateriaal. Hieruit kwam naar voren dat het sperma met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van de verdachte afkomstig is.
3.3.3Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid verklaring slachtoffer
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] een gedetailleerde, consistente en authentieke verklaring heeft afgelegd over hetgeen er tussen haar en de verdachte is voorgevallen. Ze geeft op verschillende momenten en ook spontaan een uitgebreide beschrijving van de seksuele handelingen, de frequentie en de locaties waar de handelingen hebben plaatsgevonden. In haar verklaringen over het misbruik is zij stellig en oprecht. Wanneer aan haar verduidelijkingsvragen worden gesteld, antwoordt zij hetzelfde als in de
free recall, maar ook overeenkomstig hetgeen zij tegenover haar juf en moeder (alsmede de kinderarts) heeft verklaard. [slachtoffer] gebruikt leeftijdsadequate woorden als zij de seksuele handelingen beschrijft. Dit ondersteunt de betrouwbaarheid van haar verklaring. Ook de wijze waarop de verklaring van [slachtoffer] tot stand is gekomen, draagt naar het oordeel van de rechtbank bij aan de betrouwbaarheid van die verklaring. De eerste keer dat [slachtoffer] over het misbruik sprak was spontaan, tegenover klasgenootjes, en later herhaalde zij dit desgevraagd bij haar juf.
De verklaring van [slachtoffer] is naar het oordeel van de rechtbank dan ook betrouwbaar.
Steunbewijs
De verklaring van [slachtoffer] over de seksuele handelingen door de verdachte vindt in belangrijke mate bevestiging in het aantreffen van spermavlekken van de verdachte onder het bed van [slachtoffer] , blijkens de foto’s in het dossier op de plek waar een trapje heeft gezeten. Het aantreffen van de vlekken juist op die plek, past bij de aantekeningen die de getuige [moeder] van haar gesprekken met [slachtoffer] heeft gemaakt en die als bijlage VIII bij haar verklaring zijn gevoegd, en ondersteunt de verklaring van [slachtoffer] bij de politie dat het misbruik ook op haar slaapkamer heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft voor het aantreffen van zijn sperma op die plek geen enkele verklaring kunnen of willen geven. De suggestie van de raadsman dat het sperma er ‘via de moeder’ terecht zou zijn gekomen, is niet op voorhand aannemelijk en op geen enkele wijze onderbouwd.
De verklaring van [slachtoffer] wordt bovendien op diverse punten ondersteund door de verklaring van haar moeder, getuige [moeder] , de “oma”, getuige [naam 2] en haar juf, getuige [naam getuige] . Zo wordt haar verklaring dat het een keer was gebeurd terwijl haar moeder naar een kienavond was, ondersteund door de verklaring van [moeder] dat zij in augustus 2019 is gaan kienen en [verdachte] toen alleen thuis was met [slachtoffer] . Dat zij het de eerste keer tegen de “oma” had verteld, wordt ondersteund door de verklaring van de ex-schoonmoeder van de verdachte, de getuige [naam 2] , dat [slachtoffer] haar had verteld dat [verdachte] en zij op de bank “het” hadden gedaan. De verklaring van [slachtoffer] over hoe het op school was gegaan, en dat zij het eerst aan klasgenootjes en later aan de juf had verteld, wordt ondersteund door hetgeen getuige [naam getuige] hierover verklaard heeft. Deze verklaringen zien weliswaar niet rechtstreeks op het misbruik, maar staan daarmee in voldoende verband om als steunbewijs te kunnen dienen.
Conclusie
Op grond van de betrouwbaar geachte verklaring van [slachtoffer] en het hierboven beschreven steunbewijs komt de rechtbank tot het oordeel dat beide feiten wettig en overtuigend zijn bewezen zoals aan de verdachte ten laste gelegd.
De rechtbank zal als begindatum 16 maart 2019 nemen: de datum waarop de verdachte en de moeder van [slachtoffer] een relatie kregen. [slachtoffer] was toen 7 jaar oud. Op 2 oktober 2020, de dag waarop het misbruik eindigde, was zij 8 jaar oud. De rechtbank kan niet vaststellen hoe vaak de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden, en in hoeveel gevallen het ook om seksueel binnendringen is gegaan, maar wel dat het in ieder geval meermalen is geweest.