In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 1 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoekster, een werknemer, en Fletcher Hotel Exploitatie B.V., haar werkgever. Verzoekster had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die eindigde op 31 januari 2023. Ze verzocht om betaling van een aanzegvergoeding en een transitievergoeding, omdat ze stelde dat Fletcher Hotel haar niet tijdig had geïnformeerd over de voortzetting van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat Fletcher Hotel wel degelijk tijdig had geïnformeerd en dat verzoekster zelf had besloten de arbeidsovereenkomst niet te ondertekenen. Hierdoor had zij geen recht op de gevraagde aanzegvergoeding.
Daarnaast werd de transitievergoeding afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst niet door de werkgever was opgezegd en verzoekster zelf het initiatief had genomen om de overeenkomst niet te verlengen. De kantonrechter concludeerde dat verzoekster geen recht had op de gevraagde vergoedingen en dat de nevenvorderingen, zoals buitengerechtelijke kosten en wettelijke verhogingen, ook afgewezen moesten worden. Verzoekster werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Fletcher Hotel, die op € 793,00 werden vastgesteld. De beschikking werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter R.H.J. Otto.