ECLI:NL:RBLIM:2023:6913

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
10721873 AZ VERZ 23-99
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens werkweigering en verwijtbaar handelen

In deze zaak heeft de werkgever, J.R.T. Paintings B.V., verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, [naam onderbewindgestelde], op grond van ernstig verwijtbaar handelen. De werknemer had zich herhaaldelijk niet op het werk gemeld en had, na het intrekken van het recht om gebruik te maken van een bedrijfsauto voor woon-werkverkeer, zijn werkzaamheden gestaakt. De werkgever heeft de werknemer in een brief op de hoogte gesteld van de werkweigering en hem de kans gegeven om zijn werk te hervatten, wat de werknemer niet heeft gedaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer zonder goede reden zijn werkzaamheden niet heeft hervat en dat dit als ernstig verwijtbaar handelen kan worden aangemerkt. De rechter heeft geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst ontbonden dient te worden zonder inachtneming van de opzegtermijn. Tevens is de bewindvoerder, Zuyd Financieel Beheer B.V., veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de werkgever. De beschikking is gegeven op 17 november 2023 en is openbaar uitgesproken door de kantonrechter.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10721873 AZ VERZ 23-99
Beschikking van 17 november 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
J.R.T. PAINTINGS B.V.,
gevestigd te Maastricht,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. P.H.A. Jacobs
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZUYD FINANCIEEL BEHEER B.V.,
gevestigd te Beek.
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[naam onderbewindgestelde],
wonend te [woonplaats] ,
verwerende partij,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna JRT en ZFB genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen
  • de mondelinge behandeling op 16 november 2023.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[naam onderbewindgestelde] is op 9 januari 2023 voor de duur van één jaar krachtens een arbeidsovereenkomst in dienst van JRT getreden in de functie van algemeen medewerker.
2.2.
[naam onderbewindgestelde] is van begin af aan regelmatig niet op het werk verschenen. Hij meldde zich dan op het laatste moment af wegens ‘problemen thuis’ en bleef vervolgens telefonisch onbereikbaar voor JRT.
2.3.
Op enig moment had [naam onderbewindgestelde] geen beschikking meer over eigen vervoer. JRT heeft hem toen uit coulance toegestaan dat hij voor het woon-werkverkeer gebruik maakte van de bedrijfsbus/-auto van JRT.
2.4.
JRT heeft enkele maanden later [naam onderbewindgestelde] medegedeeld dat hij voor woon-werkverkeer niet langer gebruik mocht maken van de bedrijfsbus /-auto.
2.5.
Op 31 maart 2023 heeft [naam onderbewindgestelde] aan JRT rond 11.00 uur medegedeeld dat hij stopte met werken omdat hij geen vervoermiddel had om naar het werk te komen. Hij heeft toen gezegd “Ik ga niet fietsend of met de bus naar het werk, dus daarom blijf ik thuis” of woorden van die strekking. [naam onderbewindgestelde] is toen door zijn broer bij JRT opgehaald.
2.6.
JRT heeft bij brief van 31 maart 2023 [naam onderbewindgestelde] medegedeeld dat hij zonder geldige reden naar huis gegaan is en dat dit werkweigering is. Verder heeft zij [naam onderbewindgestelde] in die brief medegedeeld dat hij de gelegenheid heeft zijn werk te hervatten en dat, als hij niet hervat, de betaling van het loon wordt opgeschort vanaf 3 april 2023.
2.7.
[naam onderbewindgestelde] heeft niet gereageerd op de brief van JRT en na 31 maart 2023 niet meer voor JRT gewerkt.

3.Het geschil

3.1.
JRT verzoekt de arbeidsovereenkomst met [naam onderbewindgestelde] op zo kort mogelijke termijn te ontbinden en daarbij te bepalen dat bij het vaststellen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst geen rekening gehouden dient te worden met de geldende opzegtermijn.
3.2.
Omdat de goederen van [naam onderbewindgestelde] onder bewind gesteld zijn en ZFB de bewindvoerder van die goederen is, is niet [naam onderbewindgestelde] maar ZFB de formele procespartij in dit geschil.
3.3.
ZFB is niet in het geding verschenen.

4.De beoordeling

4.1.
De brief waarin de griffier ZFB heeft opgeroepen om ter zitting te verschijnen, is aangetekend verzonden naar het adres van ZFB. Dat ZFB de brief ontvangen heeft blijkt ook wel uit het feit dat zij JRT via e-mail heeft laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
4.2.
De stellingen van JRT zijn door ZFB niet betwist. De kantonrechter gaat daarom uit van die juistheid van die stellingen. Deze stellingen zijn (verkort) weergegeven in de onderdelen 2.1 tot en met 2.7.
4.3.
Het is niet de wettelijke of contractuele plicht van JRT om het vervoer van [naam onderbewindgestelde] van en naar zijn werk te regelen. Niet valt in te zien waarom [naam onderbewindgestelde] (nadat hij niet meer gebruik mocht maken van de onverplicht door JRT ter beschikking gestelde bedrijfswagen) niet zelf zijn vervoer van en naar JRT heeft geregeld. [naam onderbewindgestelde] heeft dus zonder goede gronden vanaf 31 maart 2023 geen werkzaamheden meer verricht voor JRT terwijl hij daartoe wel verplicht was op grond van de arbeidsovereenkomst. Met JRT is de kantonrechter van oordeel dat [naam onderbewindgestelde] hierdoor ernstig verwijtbaar jegens JRT heeft gehandeld/nagelaten. Hieruit volgt dat het verzoek van JRT zal worden toegewezen. De arbeidsovereenkomst wordt dus ontbonden en de einddatum zal, zonder rekening te houden met een opzegtermijn, worden vastgesteld op vandaag.
4.4.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal ZFB worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van JRT tot op heden begroot op:
  • griffierecht € 128,00
  • salaris gemachtigde
Totaal: € 626,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen [naam onderbewindgestelde] en JRT,
5.2.
bepaalt de einddatum van de arbeidsovereenkomst op vandaag,
5.3.
veroordeelt ZFB tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van JRT tot op heden begroot op € 626,00,
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW