ECLI:NL:RBLIM:2023:7012

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
ROE 23/3235
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 1 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster wiens woning door de burgemeester van Voerendaal voor drie maanden gesloten zou worden op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had besloten tot sluiting van de woning na het aantreffen van een hennepkwekerij met 207 oogstrijpe hennepplanten en illegale elektriciteitsafname. Verzoekster, een 78-jarige vrouw met een zwakke gezondheid, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester onvoldoende heeft onderbouwd dat er voldoende en geschikte vervangende woonruimte beschikbaar is voor verzoekster, en dat de belangen van verzoekster op dit moment zwaarder wegen dan die van de burgemeester. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/3235

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 december 2023

in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J.M. McKernan),
en

de burgemeester van de gemeente Voerendaal (de burgemeester)

(gemachtigden: A.L.A. Hoven-Ubags en M.E.M. Thijsen).

Inleiding

In het besluit van 3 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet besloten dat de woning op het adres [adres] in [plaats] (hierna: de woning) voor drie maanden wordt gesloten.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij e-mailbericht van 6 november 2023 heeft de burgemeester ingestemd met opschorting van het bestreden besluit in afwachting van een uitspraak in deze voorlopige voorzieningenprocedure.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Is er sprake van spoed?
2. Het bestreden besluit heeft tot gevolg dat verzoekster de woning drie maanden niet mag betreden. Verzoekster heeft (kort gezegd) aangegeven dat zij in die periode ergens anders moet gaan wonen en zij geen vervangende woonruimte heeft. De voorzieningenrechter neemt op grond hiervan een spoedeisend belang aan en zal het verzoek daarom inhoudelijk beoordelen.
Wat zijn de relevante feiten en omstandigheden?
3. Verzoekster is eigenaar en bewoner van de woning.
3.1.
Uit de bestuurlijke rapportage van 1 juni 2023 van de Politie Limburg blijkt dat naar aanleiding van melding van de gemeente Voerendaal en een positieve meting van Enexis op 25 mei 2023 de politie de woning is binnengetreden. In de kelder van de woning heeft de politie een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met in totaal 207 oogstrijpe hennepplanten [1] . Daarnaast heeft de politie vastgesteld dat er sprake was van diefstal van elektriciteit en gas.
3.2.
Op 28 juni 2023 heeft de burgemeester verzoekster het voornemen kenbaar gemaakt om de woning met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet voor een periode van drie maanden te sluiten. Verzoekster heeft op 27 juli 2023 een schriftelijke zienswijze naar voren gebracht.
3.3.
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester, onder afwijzing van de zienswijze, verzoekster gelast de woning te sluiten en gesloten te houden voor een periode van drie maanden met ingang van 8 november 2023.
Het juridisch kader
4. Voor de beoordeling geldt artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet als wettelijk kader. Hierin is bepaald dat de burgemeester bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang als – voor zover hier van belang – in woningen een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) van deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Hennep is een middel vermeld op lijst II van de Opiumwet.
4.1.
De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Voerendaal tegen te gaan. Dit beleid staat in de “Beleidsregels wet Damocles en wet Victoria 2020” (hierna: het beleid). In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning. In het beleid is onder andere bepaald dat (i) de burgemeester gebruikt maakt van zijn bevoegdheid om een woning te sluiten, wanneer sprake is van een ernstige situatie, en (ii) bij constatering van een eerste overtreding van de Opiumwet voor wat betreft de handel in dan wel het telen, bereiden of vervaardigen van een handelshoeveelheid softdrugs sprake is van een ernstige situatie [2] . Verder wordt volgens het beleid bij een eerste overtreding van de Opiumwet in het geval van softdrugs een woning voor drie maanden gesloten [3] .
Is de burgemeester bevoegd de woning te sluiten?
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster de bevoegdheid van de burgemeester om de woning te sluiten niet betwist. De gronden van verzoekster zijn gericht op de noodzaak en evenredigheid van de sluiting.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
6. Als de burgmeester bevoegd is om een woning te sluiten, is de volgende vraag of er ook een noodzaak is om een pand te sluiten. Daarbij is van belang of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt [4] . Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde [5] . Daarbij gaat het om de vraag of vanuit de woning werd gehandeld, maar ook om andere omstandigheden, zoals het aantreffen van harddrugs, een recidive situatie of de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.
6.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester voldoende heeft onderbouwd dat de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en om de openbare orde te herstellen. De burgemeester heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het in het geval van verzoekster gaat om een ernstige situatie in de zin van het beleid. Vast staat dat in de woning 207 oogstrijpe hennepplanten zijn aangetroffen in de kelder onder de woning. Dit is een ruime overschrijding van de ondergrens van 5 hennepplanten voor eigen gebruik. Het betrof hier een professionele in werking zijnde hennepkwekerij van een behoorlijke omvang. Ook werd er illegaal stroom afgetapt. Bij een hennepplantage van deze omvang en professionaliteit is aannemelijk dat de woning van verzoekster een schakel heeft gevormd in de productie van drugs, wat op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen sprake is van een kwetsbare wijk of een recidive situatie of geen overlast, loop naar woning of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [6]
6.2.
Anders dan verzoekster meent, heeft de burgemeester de sluiting van de woning noodzakelijk mogen achten en hij had geen aanleiding hoeven zien om te volstaan met een waarschuwing.
Is de sluiting van de woning evenredig?
7. De voorzieningenrechter zal vervolgens beoordelen of sluiting, gegeven de noodzaak daartoe, ook evenredig is. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn onder meer de verwijtbaarheid van verzoekster en de gevolgen van de sluiting van belang.
7.1.
Niet gesteld en ook is niet gebleken dat er sprake is van verminderde of ontbrekende persoonlijke verwijtbaarheid aan de zijde van verzoekster.
7.2.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [7] (Afdeling) blijkt dat inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders indien de betrokkene niet kan terugkeren in de woning na de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting het huurcontract wordt ontbonden. Dat geldt ook als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarbij gaat het niet om een binding met de omgeving van de woning, maar specifiek om een binding met de woning zelf. Daarbij is van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is ook een rol weggelegd voor de burgemeester. Gelet op de vereiste evenredigheid van de sluiting dient de burgemeester te informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting.
7.3.
Verzoekster heeft betoogd dat de burgemeester bij de sluiting van de woning onvoldoende rekening heeft gehouden met haar belangen. Zij moet voor drie maanden andere woonruimte zoeken. Dit brengt volgens verzoekster financiële gevolgen met zich mee. Zij is 78 jaar oud en heeft alleen een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet. Zij dient hiervan alle vaste lasten te voldoen en spaargeld heeft zij niet. Op de zitting heeft verzoekster toegelicht dat zij € 400,00 per maand heeft om van rond te komen. Volgens verzoekster heeft zij dan ook geen financiële ruimte om iets anders te huren. Daarnaast heeft verzoekster aangevoerd dat zij kampt met medische problemen. Zo is zij slecht ter been (nieuwe heup gekregen in december 2022), is zij niet in staat om haar eigen boodschappen te doen, heeft zij COPD, hoge bloeddruk en hartproblemen (kalk op de hartklep). Zij heeft onlangs een week in het ziekenhuis gelegen vanwege haar hartproblemen. Verzoekster heeft verder aangegeven dat zij veel stress ervaart van de mogelijke woningsluiting en dat is niet goed voor haar hoge bloeddruk. Verzoekster heeft ter onderbouwing van haar standpunt haar medisch dossier en afsprakenkaart overgelegd. Verzoekster heeft aangevoerd dat haar zoon in Zweden woont en dat zij geen sociaal netwerk heeft, waarop zij kan terugvallen. Volgens eiseres is zij fysiek niet in staat tijdelijk de woning te verlaten en is er dus sprake van een bijzondere binding met de woning.
7.4.
De voorzieningenrechter twijfelt niet aan de geschetste broze gezondheidssituatie van verzoekster. Verder staat het voor de voorzieningenrechter genoegzaam vast dat verzoekster voor het merendeel op zichzelf is aangewezen en de steun van haar familie en haar sociaal netwerk beperkt is. Daarnaast is de voorzieningenrechter gebleken dat het leven van verzoekster zich afspeelt in en rond de woning en zij deze woning vanwege gezondheidsredenen niet vaak verlaat. De voorzieningenrechter overweegt verder dat verweerder terecht heeft gesteld dat verzoekster haar standpunt dat zij – gelet op haar financiën – niet in staat is om tijdelijk andere woonruimte te bekostigen, niet heeft onderbouwd met verifieerbare financiële gegevens. Verzoekster zal moeten aantonen in bezwaar dat zij financieel weinig of geen mogelijkheden heeft om vervangende huisvesting te bekostigen.
7.5.
De burgemeester heeft in het bestreden besluit in algemene bewoordingen gesteld dat in Voerendaal en omgeving diverse mogelijkheden van vervangende woonruimte aanwezig zijn en dat verzoekster behalve bij familie ook anderszins, bijvoorbeeld via particuliere verhuur of in een vakantiewoning, vervangende woonruimte kan regelen. Gelet hierop en de door verzoekster gestelde (en nog nader te onderbouwen) slechte financiële situatie, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester in het geval van verzoekster onvoldoende heeft onderbouwd dat er voldoende en geschikte vervangende woonruimte beschikbaar is voor haar. De burgemeester kan in het kader van de evenredigheid in dit specifieke geval, waarbij sprake is van een iemand op leeftijd (78 jaar oud) met een zwakke gezondheid en die op zichzelf is toegewezen, er voor kiezen om actiever mee te denken. Ook is de burgemeester in het bestreden besluit onvoldoende ingegaan op de gevolgen van de woningsluiting voor verzoekster. Dit kan ook in de bezwaarprocedure verder uitgezocht worden. De voorzieningenrechter acht het bestreden besluit op dit punt dus onvoldoende gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

8. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoekster om hangende de behandeling van het bezwaar in de woning te kunnen blijven, zwaarder weegt dan het belang van de burgemeester om op dit moment de sluiting te kunnen realiseren. De voorzieningenrechter ziet dan ook voldoende aanleiding om het verzoek toe te wijzen. Het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat de burgemeester de woning gedurende deze periode niet mag sluiten.
8.1.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, bepaalt de voorzieningenrechter dat de burgemeester aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Ook veroordeelt de voorzieningenrechter de burgemeester in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,00 aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
1 december 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 1 december 2023.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verder heeft de politie nog het volgende in de kelder aangetroffen: 14 armaturen, 14 assimilatielampen, 1 schakelbord, 1 snelheidsregelaar, 1 tijdschakelaar, 14 transformatoren-printplaaten, 2 koolstoffilters, 1 slakkenhuis, 6 ventilatoren – kunststof, 1 opticlimate, 1 luchtbevochtiger, 1 water-, beluchting-, dompelpomp, 9 blikken groeimiddelen en 9 knipbenodigheden (onder andere canacutters).
2.Zie artikel 3, vierde en zesde lid, van het beleid.
3.Zie artikel 5 van het beleid.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
5.Zie de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916 en ECLI:NL:RVS:2022:1910.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1142.
7.Zie de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.