Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
GDO B.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 16
- de conclusie van antwoord met producties A tot en met D
- de conclusie van repliek met producties 17 tot en met 37
- de conclusie van dupliek met producties E tot en met G
2.De feiten
3.Het geschil
- het netto equivalent van € 55.461,54 bruto dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling,
- € 1.329,62 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten exclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
- de proceskosten.
4.De beoordeling
- de nieuwe overeenkomst wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden eist als de vorige overeenkomst, en
- tussen de nieuwe werkgever en de vorige werkgever zodanige banden bestaan dat het inzicht dat de vorige werkgever op grond van zijn ervaringen in de (hoedanigheden en geschiktheid van de) werknemer heeft gekregen in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan de nieuwe werkgever (het zogenaamde bandencriterium).
nagenoeg steeds dezelfde werkzaamheden heeft verricht(dagvaarding randnummer 4) en dat aan de opvolgend werkgever in redelijkheid de ervaringen van de voorgaande werkgever aan de opvolgend werkgever kunnen worden toegerekend. Ook na verdere toelichting en onderbouwing bij repliek, beperkt GDO zich slechts tot een blote betwisting van deze stelling en de onderbouwende documenten.
betekeningvan het vonnis dient te volgen en – nu [eiser] niets dan wel onvoldoende heeft gesteld met betrekking tot de datum van opeisbaarheid – toewijzing van de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarden. GDO heeft de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet betwist, zodat ook deze kunnen worden toegewezen.