Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ,
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 528,00(2 x tarief € 264,00)
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die voor de kantonrechter in Maastricht is behandeld, betreft het een huurgeschil tussen een huurder en verhuurder. De huurder, [eiser in conventie, verweerder in reconventie], heeft een zelfstandige woonruimte gehuurd van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] en vordert betaling van onterecht in rekening gebrachte kosten en een onterecht doorgevoerde huurverhoging. De huurovereenkomst ging in op 15 maart 2020 en is opgezegd per 15 februari 2022. De huurder heeft een kale huurprijs van € 585,00 per maand afgesproken, met bijkomende kosten die het totaalbedrag op € 695,00 brachten. De huurder heeft een waarborgsom van € 1.390,00 betaald en heeft geen gezamenlijke eindinspectie gehad bij het beëindigen van de huurovereenkomst.
De huurder heeft twee procedures bij de huurcommissie gevoerd omdat hij geen jaarafrekeningen had ontvangen. De huurcommissie heeft in beide zaken uitspraak gedaan, maar de verhuurder heeft geen verzet ingesteld. De huurder vordert in conventie een bedrag van € 4.057,56 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter oordeelt dat de verhuurder onterecht administratiekosten in rekening heeft gebracht en dat de huurverhoging niet rechtsgeldig was. De kantonrechter wijst de vorderingen van de huurder toe en veroordeelt de verhuurder tot terugbetaling van de onterecht betaalde bedragen, inclusief de waarborgsom.
In reconventie heeft de verhuurder een eis ingediend, maar deze is afgewezen omdat de onderbouwing ontbrak. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van de huurder toegewezen en de vordering van de verhuurder in reconventie afgewezen. Het vonnis is uitgesproken op 10 januari 2024.