In deze zaak vordert de eiser in conventie, [eiser in conventie, verweerder in reconventie], betaling van € 1.099,49 van de gedaagde in conventie, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie], voor kosten van reparatiewerkzaamheden aan diens auto. De eiser stelt dat er een overeenkomst is gesloten waarbij de gedaagde de kosten voor originele BMW-remschijven diende te betalen, terwijl de remschijven kosteloos gemonteerd zouden worden. De gedaagde heeft een deel van de facturen betaald, maar heeft de factuur van 4 juni 2022 niet voldaan, met een openstaand bedrag van € 943,88. De gedaagde voert verweer en stelt dat de eiser wanprestatie heeft gepleegd door de werkzaamheden ondeugdelijk uit te voeren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen schending is van de (pre)contractuele informatieplichten en dat de gedaagde in beginsel verplicht is om te betalen, tenzij hij een verweer kan voeren dat zijn betalingsverplichting tenietdoet. De kantonrechter oordeelt dat het verweer van de gedaagde niet kan leiden tot een bevrijding van de betalingsverplichting. De vordering van de eiser wordt toegewezen, met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.
In reconventie vordert de gedaagde schadevergoeding van de eiser, stellende dat de eiser niet als een redelijk bekwaam en redelijk handelend garagist heeft gehandeld. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde niet voldoende heeft onderbouwd dat de eiser tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De vorderingen in reconventie worden afgewezen. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.