In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, worden de verzetten van de opposant tegen eerdere uitspraken van de voorzieningenrechter en de rechtbank behandeld. De opposant had verzet ingesteld tegen uitspraken van 18 december 2023, 29 januari 2024, 12 maart 2024 en 15 maart 2024, waarin zijn verzoeken om voorlopige voorzieningen en beroepen kennelijk niet-ontvankelijk respectievelijk ongegrond werden verklaard. De verzetrechter heeft de verzetten gevoegd behandeld, maar de opposant was niet aanwezig op de zitting en heeft geen redenen aangevoerd voor zijn afwezigheid.
De verzetrechter heeft vastgesteld dat het verzet tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 december 2023 niet-ontvankelijk is, omdat tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter geen verzet openstaat. Ook het verzet tegen de uitspraak van 29 januari 2024 is niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verzetschrift te laat was ingediend. De opposant had geen ingebrekestellingen verzonden, wat noodzakelijk is voor de ontvankelijkheid van zijn beroepen tegen het niet tijdig nemen van besluiten door de Raad. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat de beroepen van de opposant niet-ontvankelijk zijn, en de verzetrechter heeft deze oordelen bevestigd.
In de zaken ROE 23/2479 en ROE 23/2485 heeft de rechtbank geoordeeld dat de beroepen ongegrond zijn, omdat de opposant geen ingebrekestellingen heeft verzonden. De verzetrechter heeft geen nieuwe gronden gevonden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. In de zaak ROE 23/3316 is het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de opposant niet behoort tot de personen die beroep kunnen instellen. Tot slot is in de zaak ROE 23/3405 het beroep ongegrond verklaard, omdat de uitnodigingsbrief geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De verzetrechter heeft alle verzetten ongegrond verklaard en de eerdere uitspraken in stand gelaten.