ECLI:NL:RBLIM:2025:3338

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
ROE 25/552
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting na drugsvondst in Geleen

Op 9 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een huurder van een seniorenwoning in Geleen, een voorlopige voorziening heeft aangevraagd tegen de sluiting van haar woning door de burgemeester van Sittard-Geleen. De burgemeester had op basis van artikel 13b van de Opiumwet besloten de woning voor drie maanden te sluiten na de vondst van een aanzienlijke hoeveelheid softdrugs en attributen die duiden op drugshandel. Verzoekster was het niet eens met deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening zodat zij in haar woning kon blijven wonen totdat op haar bezwaar tegen het besluit was beslist. De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom niet met een minder ingrijpend middel, zoals een waarschuwing, kon worden volstaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot zes weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 25/552

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 april 2025 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. R.D. Maessen),
en

de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen, de burgemeester

(gemachtigde: mr. M.M.J.P. Boesten).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de vraag of de burgemeester op goede gronden heeft besloten de woning van verzoekster op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor drie maanden te sluiten. Verzoekster is het niet eens met de woningsluiting. Zij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening te treffen zodat zij voorlopig in haar woning kan blijven wonen totdat op haar bezwaar tegen het besluit van 24 februari 2024 (het bestreden besluit),waarin is bepaald dat haar woning tijdelijk wordt gesloten, is beslist. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoekster.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit is geschorst tot zes weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Verzoekster huurt een woning in Geleen van Stichting ZOwonen. Dit betreft een seniorenwoning met twee verdiepingen. Verzoekster staat samen met haar zoon, H. de Boer, in de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres van deze woning. Verzoekster woont op de begane grond en haar zoon op de verdieping.
2.1.
Op 9 augustus 2024 heeft de politie een MMA [1] -melding ontvangen, waarin onder meer stond dat er een sterke henneplucht rond het pand hangt en de woning regelmatig bezocht wordt door mensen. Naar aanleiding van deze melding heeft een zogenaamd stopgesprek plaatsgevonden op 18 september 2024 door medewerkers van de gemeente en verzoekster en haar zoon. Tijdens dit gesprek troffen de medewerkers van de gemeente verdovende middelen aan. Vervolgens is de politie erbij geroepen, die de woning heeft onderzocht. Tijdens het onderzoek zijn de volgende verdovende middelen van lijst II van de Opiumwet (softdrugs) aangetroffen:
- hennepolie (5 potjes met onbekende inhoudsmaat);
- 600 ( voorgedraaide) joints;
- 100 gram hennep en
- 19,86 hasjiesj.
Ook werden in de woning meerdere voorwerpen aangetroffen voor het gebruik, de handel en de productie van verdovende middelen, zoals een weegschaal, een gebruikte hydro-tent met daarin hennepresten en stokken, een droogrek, een gebruikte afzuiging , meerdere sealbags en dozen met daarin hennepresten, gebruikte veger en blik met daarin grondafval, meerdere vuilniszakken met daarin grond, een zak met meerdere gripzakjes, een zak met meerdere roodkleurige tipjes, drie dozen met lange vloei(papiertjes), meerdere zakjes shag, een plastic zak met daarin wegwerphandschoenen en meerdere lege shagpotten. Daarnaast werd een bedrag van € 1.710,- aan contant geld aangetroffen. Verder heeft de zoon van verzoekster ten overstaan van de politie verklaard dat hij voorgedraaide joints regelt voor een coffeeshop. De bevindingen van het politieonderzoek zijn opgenomen in de bestuurlijke rapportage van 28 januari 2025.
2.2.
Naar aanleiding van deze rapportage heeft de burgemeester op 4 februari 2025 aan verzoekster het voornemen meegedeeld om haar een last onder bestuursdwang op te leggen tot sluiting van de door haar gehuurde woning. Verzoekster heeft geen zienswijze ingediend.
2.3.
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester verzoekster een last onder bestuursdwang opgelegd, inhoudende dat de woning wordt gesloten met ingang van 5 maart 2025 om 9:00 uur voor de duur van drie maanden.
2.4.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
2.5.
De burgemeester heeft de rechtbank laten weten dat hij wacht met sluiten totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
2.6.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
2.7.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, haar dochter, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Spoedeisend belang
3. De voorzieningenrechter vindt het belang van verzoekster bij het treffen van een voorlopige voorziening in dit geval voldoende spoedeisend, omdat zij niet in haar woning kan wonen als die wordt gesloten.
Het toetsingskader
4. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd om een last onder bestuursdwang tot sluiting van een woning en het bijbehorende erf op te leggen, indien in een woning softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn.
4.1.
De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Sittard-Geleen tegen te gaan. Dit beleid staat in het “Damoclesbeleid Sittard-Geleen” (hierna: het beleid), zoals vastgesteld op 13 december 2023 en in werking is getreden op 5 januari 2024. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van de woning. In het beleid is onder meer bepaald dat dat bij een eerste constatering van een overtreding dat sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van softdrugs, de woning zonder waarschuwing wordt gesloten voor de duur van drie maanden, indien er sprake is van meer dan 10 gram softdrugs. [2]
De bevoegdheid van de burgemeester om tot sluiting van de woning over te gaan
5. Tussen partijen is niet in geschil dat de burgemeester gelet op de in de woning van verzoekster aangetroffen hoeveelheid softdrugs in beginsel bevoegd is de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten.
De noodzaak om de woning te sluiten
6. Bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee kan worden bereikt. [3] Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. [4] Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de vraag of er vanuit de woning werd gehandeld, maar ook om andere omstandigheden, zoals de ligging van het pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand, zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal.
6.1.
Verzoekster meent dat het sluiten van de woning niet noodzakelijk is. Volgens verzoekster blijkt uit de MMA-melding weliswaar dat de woning wordt bezocht door ‘verschillende mensen’, maar dit duidt volgens haar niet op handel of loop naar de woning. Ook zijn er volgens verzoekster geen politiemutaties waaruit dit blijkt. De sluiting van de woning is dan ook onvoldoende gemotiveerd, aldus verzoekster.
6.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat als uitgangspunt wordt gehanteerd dat als in een pand een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, er aangenomen mag worden dat het pand een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang bij sluiting op, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Bij softdrugs is er sprake van een handelshoeveelheid, als er meer dan 5 gram wordt aangetroffen. In het geval van verzoekster zijn 600 (voorgedraaide) joints gevonden en 119,86 gram hennep en hasjiesj. Dit is een ruime overschrijding van de grens van 5 gram. Daarbij komt dat uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat de politie in de woning, naast een ruime handelshoeveelheid softdrugs, ook meerdere attributen heeft gevonden voor het gebruik, de handel en de productie van verdovende middelen, zoals een weegschaal en verpakkingsmaterialen (sealbags en gripzakjes). Verder is een groot bedrag aan contant geld in de woning gevonden. Deze attributen en dit contant geld zijn een aanwijzing dat de woning een rol speelt binnen het drugscircuit. Door de zoon van verzoekster is ook bevestigd dat hij in de woning joints draaide voor een coffeeshop. Aannemelijk is dan ook dat de woning werd gebruikt ten behoeve van drugshandel. Verder heeft de burgemeester – anders dan verzoekster stelt – op grond van de MMA-melding, waarin is vermeld dat de woning ‘regelmatig wordt bezocht door verschillende mensen’, aannemelijk mogen achten dat sprake was van ‘loop’ naar de woning. Ook kan uit de MMA-melding worden opgemaakt dat de omwonenden daarvan overlast ondervonden. Daarnaast is gebleken dat de woning ligt in de buurt Geleen-Noord, een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.
6.3.
De burgemeester heeft zich – gelet op het voorgaande – in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de woning een zekere bekendheid geniet in het drugscircuit en dat een sluiting noodzakelijk is om die bekendheid de kop in te drukken. Door een sluiting wordt de woning zichtbaar aan dit circuit onttrokken en wordt het voor buurtbewoners en drugscriminelen duidelijk dat drugshandel niet door de burgemeester wordt toegestaan (het afgeven van een signaal). De voorzieningenrechter acht de sluiting van de woning dan ook noodzakelijk.
De evenwichtigheid van de sluiting
7. Vervolgens moet de burgemeester zich ervan vergewissen dat de sluiting ook evenwichtig is. Bij deze beoordeling kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn, bijvoorbeeld de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, maar ook of een bijzondere binding met de woning bestaat, bijvoorbeeld vanwege specifieke medische voorzieningen. Daarnaast kan betekenis worden gehecht aan de vraag of betrokkene weer in de woning kan terugkeren, of dat hij door sluiting van de woning op een zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie. Het gevolg van een zwarte lijst kan zijn dat diegene voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. [5] Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [6]
7.1.
Verzoekster heeft aangevoerd dat de woningsluiting grote financiële gevolgen voor haar meebrengt, omdat zij vervangende woonruimte zal moeten gaan bekostigen voor een periode van drie maanden. Verder heeft verzoekster gewezen naar haar ernstige medische situatie. Ter onderbouwing hiervan heeft verzoekster een brief van haar huisarts van 27 februari 2025 overgelegd met een medisch overzicht, waaruit onder meer blijkt dat zij in 2018 een hersenbloeding heeft gehad en vanaf dat moment evenwichtsproblemen heeft en zij een ernstige vorm van slokdarm- en longkanker heeft, waarbij een deel van haar longen is verwijderd en daardoor moeite heeft met ademen. Volgens verzoekster is naar aanleiding van haar evenwichtsproblematiek de woning aangepast om de kans op ongelukken te voorkomen, zoals het aanbrengen van steunbeugels aan de muur bij het toilet en de douche en het verwijderen van alle drempels. Verzoekster heeft op zitting verklaard dat zij geen trappen meer kan lopen en zich verplaatst met een rollator. Verzoekster heeft verder naar voren gebracht dat de verhuurder van de woning een gerechtelijke procedure is gestart om de huurovereenkomst te ontbinden, indien de sluiting doorgang zal vinden. Zij heeft in dit kader op de zitting opgemerkt dat ZOwonen deze uitspraak afwacht en haar zoon op zoek is naar een andere woning en op korte termijn de woning zal verlaten. Verzoekster meent tot slot dat de burgemeester in dit geval had kunnen volstaan met een minder ingrijpend middel, zoals een waarschuwing.
7.2.
Anders dan de burgemeester twijfelt de voorzieningenrechter niet dat verzoekster geen weet heeft gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen in haar woning. De verklaring van verzoekster dat zij de sterke hennepgeur niet rook, acht de voorzieningenrechter – gelet op haar ziektebeeld – plausibel. Ook was het voor verzoekster fysiek onmogelijk om naar boven te gaan, waar de verdovende middelen en de andere voorwerpen voor het gebruik, de handel en de productie van verdovende middelen zijn aangetroffen. Zij kon dan ook geen weet hebben gehad over wat zich op de verdieping van de woning afspeelde. Voor wat betreft de voorgedraaide joints, die door de politie beneden in de wasmachine zijn aangetroffen, overweegt de voorzieningenrechter dat uit de bestuurlijke rapportage kan worden opgemaakt dat de medewerkers van de gemeente tijdens het stopgesprek op 18 september 2024 hebben geconstateerd dat zwarte sealbags op de bovenverdieping vol waren, terwijl de politie tijdens de doorzoeking zag dat deze zwarte sealbags leeg waren. De zoon van verzoekster heeft hierover desgevraagd verklaard dat de inhoud van deze (lege) zwarte sealbags op de bovenverdieping in de wasmachine beneden lag. Deze 600 voorgedraaide joints zijn dus eerst op 18 september 2024 beneden neergelegd en het is dan ook niet aannemelijk dat deze joints door verzoekster zijn opgemerkt. Gelet op het voorgaande treft verzoekster geen verwijt van de overtreding in de woning.
7.3.
Over de gevolgen van de sluiting overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Uit de rechtspraak volgt dat het van belang is in hoeverre een betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is er ook een rol weggelegd voor de burgemeester. Gelet op de evenwichtigheid van de sluiting dient de burgemeester te informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting. Sluiting van de woning maakt namelijk inbreuk op het huisrecht en het privéleven, die worden beschermd door artikel 8 van het EVRM [7] . Ook financiële schade, bijvoorbeeld vanwege de kosten van vervangende woonruimte, of de omstandigheid dat het kwetsbare bewoners betreft, kunnen gevolgen zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken. [8]
7.4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster in een seniorenwoning woont, die specifiek past bij haar medische problematiek, met de volgende kenmerken: alles gelijkvloers, bredere deuren en gangen, drempelloze vloeren, veiligheidsvoorzieningen, zoals handgrepen en steunen, en een inloopdouche. Verzoekster heeft aangegeven dat zij geen vervangende woonruimte kan vinden (en bekostigen), die bij haar medische situatie past. Ook kan zij niet terecht bij haar familie (en kennissen), niet alleen omdat haar kinderen fulltime werken en in diensten, maar ook omdat hun woningen niet geschikt zijn en zijn aangepast aan haar fysieke beperkingen. Het is dus voor verzoekster (door haar gezondheid) moeilijker om elders vervangende passende woonruimte te vinden en niet is gebleken dat verzoekster een mogelijke passende verblijfplaats tot haar beschikking heeft. De burgemeester heeft in zijn verweerschrift gewezen naar de mogelijkheden van vervangende woonruimte. Daarbij heeft hij onder andere gekeken naar huurhuizen in de redelijke nabijheid van verzoeksters woning, zowel in de sociale huursector als de vrije sector en antikraak. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat deze woningen, die de burgemeester heeft aangedragen als mogelijkheden voor vervangende woonruimte, niet passend zijn voor verzoekster, omdat deze woningen niet het karakter hebben van een seniorenwoning met de daarbij bijbehorende voorzieningen, zoals hiervoor omschreven. De burgemeester heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter in zijn besluitvorming dan ook onvoldoende aandacht gehad voor dit aspect.
7.5.
Daarnaast is uit overgelegde correspondentie gebleken dat ZOwonen (de verhuurder van de woning) de huurovereenkomst met verzoekster wil ontbinden. De kans is groot dat een woningsluiting permanente gevolgen zal hebben voor verzoekster. Deze gevolgen zullen voor verzoekster ingrijpend zijn, gelet op haar gezondheid. Op zitting is echter aannemelijk gemaakt van de zijde van verzoekster dat er ruimte is voor discussie met ZOwonen in het geval haar zoon de woning verlaat en de burgemeester niet overgaat tot woningsluiting. ZOwonen is dan misschien bereid de huurovereenkomst niet te ontbinden. Verder heeft verzoekster op de zitting toegezegd de maatregel te treffen om haar zoon het huis uit te zetten.
7.6.
Tot slot is desgevraagd tijdens de zitting gebleken dat er sinds het politieonderzoek op 18 september 2024 geen signalen over (drugs)overlast vanuit de woning of verstoring van de openbare orde meer heeft plaatsgevonden.
7.7.
Gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, en met name ook het feit dat verzoekster geen verwijt kan worden gemaakt van de overtreding, is de voorzieningenrechter van oordeel dat een woningsluiting van drie maanden niet evenwichtig is en onvoldoende door de burgemeester is gemotiveerd waarom niet kon worden volstaan met het opleggen van een waarschuwing, eventueel met de voorwaarde dat de zoon van verzoekster niet meer in de woning mag wonen en zich in de Basisregistratie Personen moet laten uitschrijven op het adres van de woning. Het bestreden besluit is dus op het punt van de evenwichtigheid onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd, zodat het bezwaar van verzoekster kans van slagen heeft.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dan ook toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar. Dat betekent dat de woning voorlopig open mag blijven.
8.1.
De burgemeester moet ook het door verzoekster betaalde griffierecht vergoeden en de door haar gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een gewicht van 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- schorst het bestreden besluit tot zes weken na het bekendmaken van het besluit op bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 194,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoekster;
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 9 april 2025.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Meld Misdaad Anoniem.
2.Zie randnummer 20 van het beleid en de handhavingsmatrix.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916 en ECLI:NL:RVS:2022:1910.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 13 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4612.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 31 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:377.
7.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.