3.3Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer]heeft
aangiftegedaan en – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Plaats delict: [adres]
Pleegdatum/tijd: tussen vrijdag 10 december 2021 om 00:30 uur en vrijdag 10 december 2021 om 03:45 uur
Het was de nacht van donderdag op vrijdag, van 9 op 10 december 2021.
[verdachte] woont op de [straatnaam 1] en [achternaam] is zijn achternaam.
[…]
In de woning van [verdachte] hebben we eerst gekletst.
Toen wilde hij gitaar spelen, maar de stereo werkte niet en toen merkte ik voor het eerst zijn agressieve kant. Toen schrok ik wel van die kant van hem.
[…]
Hij kwam naar mij toe en toen werd het fysieker. Al vrij snel raakte hij mijn vagina aan, maar daar was ik nog niet aan toe. Al vrij snel ging het grof en trok hij aan mijn haren en duwde hij mijn gezicht weg. Hij speelde de baas. Hij hield de achterkant van mijn hoofd vast en duwde mij naar achteren en trok mij naar voren. Ik merkte dat de sfeer grimmig was.
Hij had al eerder mijn rits open gedaan. Die stond dus open. Hij duwde mij op bed en hij deed zijn shirt en broek uit. Ik had nog niets gedaan. Ik droeg een body en een groene slip. Hij trok/schoof dat opzij aan de onderkant. Hij trok het opzij zodat mijn vagina beschikbaar was en stopte gelijk zijn piemel erin zonder condoom.
Met zijn vlakke hand sloeg hij mij meerdere malen in mijn gezicht. Op mijn wangen, bij mijn ogen, overal eigenlijk. Hij sloeg gewoon roekeloos. Hij schold mij ook de hele tijd uit. Dingen als; sletje, fucking hoer, vieze bitch, vies wijf. Gewoon vieze dingen.
Ik wilde niet op die manier seks hebben. Vanaf het eerste penetreren al niet. Ik had
geen zeggenschap. Alles wat ik zelf wilde bepalen werd door hem verboden.
Op het moment dat hij op mijn vagina sloeg en ongeveer na de vijfde klap heb ik er iets van gezegd; "stop dat doet pijn”.
Ik had geen macht over mijzelf, ik durfde niets. Toen pakte hij mij vast en deed mijn broek volledig uit en mijn sokken.
Dan weet ik nog dat hij mij van achteren nam, doggy. Mijn billen gingen er toen
echt aan. Hij ging daar echt hard op slaan. Ik kwam met mijn hoofd bij elke stoot een
beetje tegen de muur aan. Ik moest toen ook erg huilen. Hij reageerde niet. Ik denk zeker dat hij het kon horen. Één van de buren heeft ook iets gehoord en heeft later aangeklopt vanwege geluidsoverlast.
Ik begon te huilen, omdat ik het niet wilde en weg wilde. Ik heb nog geprobeerd hem weg te duwen.
[…]
Vanaf dat moment begon hij mij op mijn vagina te slaan, met zijn rechterhand en scheldend. Ik reageerde er niet op, ik was aan het huilen. Het waren harde klappen, het deed ook echt pijn en toen heb ik gezegd; "Stop, het doet pijn". Hij stopte niet.
Ik heb zijn hand, toen hij mij meerdere keren sloeg op mijn vagina, vast gepakt en weggeduwd, maar daarna sloeg hij mij weer. Hij probeerde zijn piemel weer in mij te krijgen maar dat lukte niet. Toen stopte hij een vinger in mijn anus.
Dat slaan op mijn vagina en die vinger in mijn anus, heb ik meerdere keren gezegd
dat ik het niet wilde en zijn hand weggehaald en zijn vinger eruit getrokken.
Met zijn ene hand sloeg hij op mijn vagina en met de andere hield hij mij vast.
Toen hij met zijn vinger in mijn anus ging hield hij met zijn andere hand mij vast.
[naam 1]heeft als getuige – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik lag in bed te slapen en midden in de nacht ging de telefoon. Ik weet nog dat
het 03:.. nog wat was, dat zag ik op de display van mijn klokje dus het was na 03:00
uur. Ik had [slachtoffer] overstuur aan de telefoon en ze was aan het huilen. Ze zei dat ik
haar nu moest komen halen.
Ze stond bij het [straatnaam 2] in Maastricht. Op de heenweg, vlak voor het
[straatnaam 2] zag ik een jongen lopen, donker gekleed. Ik dacht nog: 'zou die er iets mee te maken hebben'?
Toen vertelde ze me dat ze met een jongen aan de praat was geraakt en de avond mee had doorgebracht. Ze is meegegaan naar zijn huis. In het begin nog normaal, maar daarna werd hij handtastelijk en steeds dwingender, later agressief en gooide hij haar neer. Hij trok haar kleren uit. Ze had een paar keer gezegd dat ze dat niet wilde. Hij was door gegaan, hij was steeds agressiever geworden en hij was heel sterk dus ze kon zich niet goed verzetten. Hij is toen toch bij haar binnen gekomen, gepenetreerd. Uiteindelijk is ze van hem weg kunnen gaan.
Toen heeft ze mij gebeld. Toen ik met [slachtoffer] in de auto wegreed liep die jongen daar weer. Ik vroeg aan haar of dat die jongen was en [slachtoffer] reageerde: "rij door, rij door, rij door". Ze was bang dat ik ging stoppen.
Ze was overstuur en in paniek. Ze was verdrietig en ik dacht dat er iets ergs was gebeurd. Ik had haar nog nooit zo gehoord. Paniek en een bibberende stem.
Ik zag aan haar gezicht dat ze bang was. Ze deed alsof ze achtervolgt werd, ze stapte heel snel in de auto.
Ze had een paar keer gezegd dat ze dat niet wilde. Dat hij haar moest laten
gaan en dat hij moest stoppen. Dat hij moest stoppen heeft ze letterlijk tegen mij
gezegd. Hij ging door. Ze heeft hem ook geprobeerd weg te duwen. Hij hield haar vast en ging door.
Die nacht nog zag ik een rode plek op haar wang. En toen liet [slachtoffer] ook haar bil zien. Op de bil had ze een flinke rode plek. En haar bovenarm had ook een rode plek.
In het
letselrapportagevan forensisch arts M. Nysten staat – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Datum onderzoek: 12-12-2021
Betrokkene: [slachtoffer]
Er is sprake van enkele onderhuidse bloeduitstortingen en striemen aan het hoofd, de linkerarm, de linker bil en het rechter been.
Enkele van deze letsels, zoals de roodheid aan de achterkant van de nek, de bloeduitstortingen aan de linkerarm, de billen en het rechterbeen zijn waarschijnlijker toegebracht van aard dan accidenteel van aard.
De door betrokkene gemelde toedracht kan een passende verklaring vormen voor de beschreven letsels.
In
bijlage 2bij het verhoor van getuige [naam 2] staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Bericht van verzender (de rechtbank begrijpt [naam 2] ) naar [slachtoffer] op 10 december 2021 om 01:08 uur: ‘Ben jij oke daar?’
Bericht van [slachtoffer] naar verzender op 10 december 2021 om 03:24 uur: ‘Nee’
Bericht van [slachtoffer] naar verzender op 10 december 2021 om 03:24 uur: ‘Helemaal niet’
Bericht van [slachtoffer] naar verzender op 10 december 2021 om 03:26 uur: ‘Sta op straat’
Bericht van [slachtoffer] naar verzender op 10 december 2021 om 03:49 uur: ‘Het was echt een tyfusMongool’
Bericht van [slachtoffer] naar verzender op 10 december 2021 om 03:49 uur: ‘Heb geprobeerd om bij mensen nog binnen te komen en nu maar mama gebeld’
Bericht van [slachtoffer] naar verzender op 10 december 2021 om 03:49 uur: ‘Ze komt me ophalen’.
De
verdachteheeft bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[slachtoffer] en ik hebben in de nacht van 9 op 10 december 2021 seks gehad.
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank het volgende voorop.
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat het de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de feiten en omstandigheden die door die aangever/getuige worden genoemd op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad staat hier echter tegenover dat, met name in zedenzaken, een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met geloofwaardige verklaringen van het slachtoffer toch het volgens de wet vereiste minimum aan bewijs kan opleveren.
De vraag of voldoende steunbewijs aanwezig is, is afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval. Wel zijn hiervoor in de jurisprudentie enige regels geformuleerd. Zo moet het steunbewijs ‘voldoende steun’ geven aan de verklaring van de getuige. Dit betekent dat het steunbewijs op relevante wijze in verband moet staan met de inhoud van de verklaring van de getuige. Het steunbewijs mag in beginsel niet afkomstig zijn van dezelfde bron, in die zin dat als steunbewijs zou kunnen worden gebruikt de verklaring van een ander aan wie de getuige heeft verteld wat hem of haar is overkomen. Een dergelijke
de auditu-verklaring levert op zichzelf niet voldoende steunbewijs op. Wel kunnen bepaalde waarnemingen die de
de auditu-getuige persoonlijk heeft gedaan, voldoende steunbewijs opleveren. Ook kunnen eigen waarnemingen van getuigen, die weliswaar niet het kernverwijt, bijvoorbeeld de verweten seksuele handelingen, bevestigen, binnen de context van de gebeurtenissen voldoende zelfstandig onderscheidend zijn om als objectief gegeven in combinatie met andere omstandigheden een rol van betekenis te kunnen spelen als steunbewijs naast de verklaring van het slachtoffer.
Geloofwaardigheid aangeefster
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster geloofwaardig. Aangeefster heeft gedetailleerd en op hoofdlijnen consistent verklaard. Zij heeft de seksuele handelingen die tussen hen plaatsvonden, met inbegrip van haar eigen aandeel daarin, in detail beschreven. Haar aangifte op 21 december 2021, het informatief gesprek zeden en haar verklaring bij de rechter-commissaris op 29 mei 2024 komen in essentie met elkaar overeen. De inconsistenties waarop de raadsman heeft gewezen, zijn niet van dien aard dat daarom aan de betrouwbaarheid van de verklaringen moet worden getwijfeld. Verder draagt aan de geloofwaardigheid van aangeefster bij dat zij ook aan haar moeder direct heeft verteld dat zij tegen haar wil seks heeft gehad, dat ze een paar keer heeft gezegd dat ze niet wilde, dat hij haar moest laten gaan en dat hij moest stoppen, en dat ze heeft geprobeerd om hem weg te duwen. Ook heeft aangeefster dezelfde nacht naar haar vriendin [naam 2] geappt dat het niet ‘oke’ was, en dat de verdachte een ‘tyfusmongool’ is. Voorts heeft haar moeder verklaard over de hevige gemoedstoestand waarin de aangeefster verkeerde toen zij haar belde. Ook dit ondersteunt de verklaringen van aangeefster en past niet bij de verklaring van de verdachte dat de seks vrijwillig en plezierig was.
Dwang, opzet
Voor een bewezenverklaring van ‘dwang’ in de zin van artikel 242 (oud) van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat het geweld en/of de andere feitelijkheden voor degene die eraan blootstaat, leidt tot het ondergaan van wat zij of hij zonder dat geweld of die feitelijkheden niet zou hebben laten gebeuren. Van ‘dwingen’ kan ook sprake zijn als het slachtoffer zich door het onverhoedse (in betekenis van onverwachte) van het handelen van de verdachte daartegen niet heeft kunnen verzetten of in het geval dat nadat de seksuele handelingen aanvankelijk zonder dwang zijn aangevangen, het slachtoffer door geweld of een andere feitelijkheid wordt gedwongen tot voortzetting daarvan. Ten slotte is slechts aan ‘dwingen’ voldaan indien het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte – dat in ‘dwingen’ besloten ligt – mede omvat dat de verdachte het slachtoffer handelingen, die bestaan of mede bestaan uit seksueel binnendringen, doet ondergaan tegen zijn of haar wil. Of die dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
Uit zowel de aangifte als de verklaring van de verdachte komt naar voren dat de seks aanvankelijk vrijwillig en met instemming van de aangeefster plaatsvond. In de loop van de seks krijgt deze echter een steeds gedwongener karakter. Ofschoon aangeefster blijkens haar verklaringen de seks vanaf het begin als dwingend heeft ervaren, kan op basis van de bewijsmiddelen niet worden vastgesteld dat de verdachte hierop van meet af aan (voorwaardelijk) opzet had. Vanaf het moment dat hij aangeefster meermalen op haar vagina had geslagen en herhaaldelijk een vinger in haar anus had geduwd, en aangeefster duidelijk verbaal en non-verbaal te kennen had gegeven dat zij dit niet wilde en dat dit pijn deed, moet voor de verdachte duidelijk zijn geweest dat zij niet langer instemde met de seksuele handelingen. Door desondanks door te gaan en haar vast te pakken, te slaan, uit te schelden en ‘doggy’ te penetreren waarbij haar hoofd zo hard de muur raakte dat zij hieraan een blauwe plek overhield, heeft de verdachte minstgenomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aangeefster daarmee heeft ‘gedwongen’ in de zin van artikel 242 van het Wetboek van strafrecht om de daarin omschreven handelingen tegen haar zin verder te ondergaan.
De rechtbank acht aldus het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Voorwaardelijk verzoek raadsman
De raadsman heeft de rechtbank voorwaardelijk, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, verzocht om opdracht te geven het script van het toneelstuk ‘ [naam toneelstuk] ’ (en andere daarmee samenhangende correspondentie) aan het dossier toe te voegen.
De rechtbank acht toevoeging van de gevraagde stukken niet noodzakelijk voor de beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering, en wijst het verzoek af.