ECLI:NL:RBLIM:2025:5124

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
ROE 23/2020
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van WIA- en TW-uitkeringen wegens schending van de inlichtingenplicht door zorgverlener

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 28 mei 2025, wordt de beslissing van het Uwv om de uitkeringen van eiser, die op grond van de Wet WIA en de Toeslagenwet (TW) zijn ontvangen, met terugwerkende kracht te herzien en het teveel ontvangen bedrag terug te vorderen, beoordeeld. Eiser heeft inkomsten genoten uit werkzaamheden als zorgverlener voor de Stichting Pastorale Zorg en als vrijwilliger voor de Stichting Bethel Pinksterkerk, maar heeft deze inkomsten niet gemeld bij het Uwv. De rechtbank oordeelt dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden, waardoor het Uwv terecht de uitkeringen heeft herzien en teruggevorderd tot een bedrag van € 56.630,56 bruto. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard.

De rechtbank behandelt het procesverloop waarin het Uwv op 1 december 2022 besluiten heeft genomen om de uitkeringen van eiser te herzien over een periode van meerdere jaren, na een fraudemelding. Eiser heeft bezwaar aangetekend en beroep ingesteld tegen de besluiten van het Uwv. De rechtbank concludeert dat het Uwv voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiser op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht zonder dit te melden, en dat de terugvordering van de onverschuldigd betaalde uitkeringen gerechtvaardigd is. Eiser heeft niet aangetoond dat de werkzaamheden voor het Uwv bekend waren, en de rechtbank wijst de argumenten van eiser af. De rechtbank oordeelt dat het Uwv de terugvordering op een zorgvuldige manier heeft vastgesteld en dat de schatting van de inkomsten redelijk is.

De rechtbank beveelt het Uwv om het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden en veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiser. De uitspraak biedt inzicht in de verplichtingen van uitkeringsgerechtigden om inkomsten te melden en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/2020

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. L.C. van Kasteren),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (locatie Heerlen), het Uwv
(gemachtigden: mr. R. Boonstra en mr. E.C.H. Coenen).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de beslissing van het Uwv om de uitkeringen die eiser heeft ontvangen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en de Toeslagenwet (TW) over de periode van 1 juli 2017 tot 1 oktober 2021 met terugwerkende kracht te herzien en het teveel ontvangen bedrag aan uitkeringen terug te vorderen. De reden hiervoor is dat eiser inkomsten heeft genoten voor zijn activiteiten als zorgverlener voor de Stichting Pastorale Zorg en als vrijwilliger voor de Stichting Bethel Pinksterkerk, zonder daarvan melding te maken.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat eiser de inlichtingenplicht geschonden heeft en het Uwv terecht de uitkeringen op die grond heeft herzien en teruggevorderd tot een bedrag van € 56.630,56 bruto. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 1 december 2022 heeft het Uwv eisers recht op WIA-uitkering herzien over de periode van 1 januari 2017 tot en met 25 mei 2022. Met een tweede besluit van 1 december 2022 heeft het Uwv eisers recht op een toeslag herzien over dezelfde periode. Met het besluit van 2 december 2022 heeft het Uwv aan eiser meegedeeld dat hij € 63.763,56 bruto ten onrechte heeft ontvangen aan WIA- en TW-uitkering en dat hij dat bedrag moet terugbetalen. Met het besluit van 6 december 2022 is dit bedrag ingevorderd.
2.1.
Met het besluit van 21 juli 2023 (bestreden besluit 1) op het bezwaar van eiser heeft het Uwv de bezwaren deels gegrond verklaard. De terugvordering is daarbij op een lager bedrag vastgesteld.
2.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit 1. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
Op 31 mei 2024 heeft het Uwv een wijzigingsbesluit (bestreden besluit 2) genomen, dat meegenomen wordt in deze procedure. De terugvorderingsperiode is daarbij verkort en als gevolg daarvan is het terugvorderingsbedrag opnieuw op een lager bedrag vastgesteld.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 7 april 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt in dit beroep of het Uwv op goede gronden eisers recht op een WIA- en TW-uitkering met terugwerkende kracht heeft herzien en het ten onrechte ontvangen bedrag aan WIA- en TW-uitkering terecht heeft teruggevorderd. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Totstandkoming van de bestreden besluiten
4. Eiser was voorheen werkzaam als pastoraal werker voor gemiddeld 35,86 uur per week bij de gemeente Sittard-Geleen. Per 31 december 2012 zijn aan eiser een WIA-uitkering toegekend op grond van de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) en een toeslag op grond van de TW.
5. Op 25 maart 2019 heeft een sociaal rechercheur van de gemeente Sittard-Geleen een fraudemelding gedaan bij het Uwv: eiser zou op geld waardeerbare arbeid verrichten voor de Stichting Pastorale Zorg in Geleen. Hij zou betaald worden met gelden uit door de gemeente toegekende persoonsgebonden budgetten (pgb’s) in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Vervolgens is het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC) een onderzoek gestart hiernaar. In dat verband heeft een inspecteur van het Uwv een aantal hoorgesprekken gevoerd met eiser over zijn bemoeienis met (met name) de Stichting Pastorale Zorg. Daarnaast is eiser gevraagd informatie te verschaffen over mogelijke inkomsten via de Stichting Xonar, [stichting] en de Stichting Bethel Pinksterkerk.
6. De onderzoeksbevindingen van het Uwv zijn neergelegd in het rapport ‘Onderzoeksrapport Handhaving Inspectie’ van 19 november 2021. Op basis hiervan is het Uwv tot de conclusie gekomen dat eiser niet aan zijn inlichtingenplicht heeft voldaan. Hij heeft niet doorgegeven dat hij al vanaf de toekenning van de IVA- en TW-uitkering werkzaamheden heeft verricht voor de Stichting Pastorale Zorg, Stichting Xonar, de [stichting] en de Stichting Bethel Pinksterkerk. De ontvangen inkomsten heeft eiser vanaf 1 januari 2017 niet aan het Uwv doorgegeven. Daarop zijn de besluiten gevolgd van 1, 2 en 6 december 2022.
7. In bezwaar heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat van schending van de inlichtingenplicht geen sprake is geweest. De door eiser verrichte activiteiten waren bekend bij het Uwv. Verzekeringsarts Favoreel heeft daarvoor ook expliciet toestemming gegeven. Ook twee voormalige wethouders van de gemeente Sittard-Geleen waren op de hoogte van eisers vrijwilligersactiviteiten. Van de Stichting Xonar heeft eiser inderdaad een vergoeding ontvangen, maar het betrof een pleegzorgvergoeding vanwege de zorg voor zijn onder toezicht gestelde kleindochter. De activiteiten voor de [stichting] en de Stichting Pastorale Zorg betroffen onbezoldigde vrijwilligerswerkzaamheden. Daarover hebben de bestuursleden van deze stichtingen ook schriftelijke verklaringen opgesteld.
8. In bestreden besluit 1 heeft het Uwv de ontvangen pleegzorgvergoeding via de Stichting Xonar alsnog buiten beschouwing gelaten. Deze vergoeding is ten onrechte gekort op de WIA- en TW-uitkering over de periode 1 juli 2020 tot en met 30 april 2021. De korting van de gelden die eiser periodiek heeft ontvangen van de Stichting Bethel Pinksterkerk heeft het Uwv in stand gelaten. Eiser ontving € 200,- per maand als ‘vergoeding voor geestelijk werk’, terwijl de maximale vrijwilligersvergoeding (op dat moment) € 180,- per maand bedroeg. Het Uwv heeft de ontvangen vergoeding volledig als inkomen gekort. Ook de herziening en terugvordering van de WIA- en TW-uitkering wegens inkomsten uit werkzaamheden voor de Stichting Pastorale Zorg heeft het Uwv in dit bestreden besluit in stand gelaten. Op basis van de beschikbare gegevens over geldstromen, eisers eigen verklaringen en verklaringen van personen die zorg ontvingen via de Stichting Pastorale Zorg, heeft het Uwv geconcludeerd dat eiser van 1 juni 2017 tot en met 30 juni 2019 activiteiten als zorgverlener heeft verricht die in het economisch verkeer op geld waardeerbaar zijn. Omdat eiser geen administratie heeft overgelegd van zijn inkomsten, heeft het Uwv de hoogte van de inkomsten geschat. Daarbij heeft het Uwv aansluiting gezocht bij de inkomsten die de Stichting Pastorale Zorg heeft ontvangen uit aan haar cliënten toegekende pgb’s. Het terugvorderingsbedrag is na heroverweging in bezwaar vastgesteld op € 58.320,91 bruto.
9. Hangende het beroep heeft het Uwv op 31 mei 2024 met bestreden besluit 2 de herzienings- en terugvorderingsperiode, uitsluitend voor zover die ziet op de maandelijkse vergoeding die eiser ontving van de Stichting Bethel Pinksterkerk, beperkt tot de periode 1 juli 2017 tot 1 oktober 2021. De terugvordering wordt daardoor verlaagd met € 1.360,35 waardoor de terugvordering uiteindelijk € 56.630,56 bedraagt.
Het bestreden besluit 1 van 21 juli 2023 en het bestreden besluit 2 van 31 mei 2024
10. De rechtbank stelt vast dat bestreden besluit 2 een wijzigingsbesluit betreft ten aanzien van bestreden besluit 1. Om die reden merkt de rechtbank dit wijzigingsbesluit aan als een besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Omdat het besluit van 31 mei 2024 niet volledig tegemoet komt aan het beroep van eiser, is het beroep van rechtswege gericht tegen dit besluit. De rechtbank zal het beroep tegen bestreden besluiten 1 en 2 gezamenlijk beoordelen.
Het beoordelingskader voor herziening en terugvordering
11. Een besluit tot herziening en terugvordering van een uitkering is een belastend besluit, waarbij het aan het Uwv is om de nodige kennis over de relevante feiten te verzamelen. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden
voor herziening en terugvordering is voldaan in beginsel op het Uwv rust. Die last om informatie te verzamelen brengt mee dat het Uwv feiten moet aandragen die aannemelijk maken dat eiser in de periode van 1 januari 2017 tot en met 1 oktober 2021 inkomsten heeft ontvangen voor werkzaamheden voor heeft gewerkt bij Stichting Pastorale Zorg en Stichting Bethel Pinksterkerk, zonder dit bij het Uwv te melden. Als het Uwv dit aannemelijk maakt, dan ligt het op de weg van eiser om de onjuistheid daarvan met tegenbewijs aannemelijk te maken.
Het oordeel van de rechtbank over de activiteiten voor de Stichting Pastorale Zorg
Heeft eiser op geld waardeerbare werkzaamheden verricht voor de Stichting Pastorale Zorg?
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht voor de Stichting Pastorale Zorg. Bij de vraag of er sprake is van arbeid die in het economisch verkeer wordt verricht, komt betekenis toe aan de aard van de activiteiten en de omgeving waarbinnen die activiteiten worden verricht. [1]
13. Eiser stond ten tijde hier van belang in de registers van de Kamer van Koophandel ingeschreven als directeur van deze stichting. Uit de voorhanden zijnde stukken blijkt dat hij in die hoedanigheid namens de stichting een veelvoud aan zorgovereenkomsten heeft gesloten met cliënten die een pgb ontvingen. Daarnaast blijkt uit de werkstaten van die cliënten dat eiser in de hoedanigheid van zorgverlener zijn handtekening/paraaf heeft gezet voor de verrichte zorgwerkzaamheden. Dat eiser zorgwerkzaamheden heeft verricht, bijvoorbeeld het afleggen van huisbezoeken, de aanwezigheid bij gesprekken over cliënten en het begeleiden van cliënten, blijkt tot slot ook uit opgetekende verklaringen van cliënten met wie een zorgovereenkomst was gesloten.
14. Anders dan eiser heeft gesteld, kunnen deze werkzaamheden niet worden aangemerkt als vrijwilligerswerk waarvoor hij geen vergoeding kreeg en die hij niet hoefde te melden. Het Uwv stelt daarover terecht dat deze werkzaamheden zijn verricht in het economisch verkeer en daarmee het verkrijgen van geldelijk voordeel is beoogd, dan wel volgens de in het maatschappelijk verkeer geldende normen redelijkerwijs kon worden verwacht. Eiser heeft de onjuistheid van de conclusie van het Uwv ook niet aannemelijk gemaakt met tegenbewijs, berustend op objectieve en verifieerbare gegevens. Zo heeft eiser een verklaring overgelegd van de bestuursleden [naam 1] en [naam 2] van 11 oktober 2021, die hebben verklaard dat eiser onbetaald werkzaam is geweest op vrijwillige basis en dat er geen rechtstreekse betalingen aan hem zijn gedaan. Het al dan niet daadwerkelijk ontvangen van een vergoeding is bij op geld waardeerbare werkzaamheden (waarvan hier sprake is) echter niet van belang. [2] Die verklaring doet bovendien niet af aan de concrete bevindingen over de aard van die activiteiten (zie rechtsoverweging 12). De (verder niet onderbouwde) verklaring van eiser zelf dat hij op de werkstaten van cliënten zijn paraaf heeft gezet voor bepaalde werkzaamheden maar dat anderen dat werk hebben verricht, volstaat bij gebrek aan objectivering ook niet.
Heeft eiser bij het Uwv gemeld dat hij werkzaamheden verrichtte voor de Stichting Pastorale Zorg?
15. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de werkzaamheden voor de Stichting Pastorale Zorg bij het Uwv als bekend verondersteld mochten worden en dus op enig moment aan het Uwv zijn gemeld.
16. Anders dan eiser heeft gesteld, is niet gebleken dat de verzekeringsarts Favoreel - en daarmee het Uwv - bekend zou zijn geweest met eisers werkzaamheden voor de Stichting Pastorale Zorg. Onder de voorhanden zijnde stukken bevindt zich een rapport van deze verzekeringsarts van 12 juni 2012, maar daarin staat over de werkzaamheden voor de Stichting Pastorale Zorg niets. In een rapport van arbeidsdeskundige Claessens van 30 januari 2013 staat weliswaar dat eiser “in overleg met de verzekeringsarts” af en toe nog pastorale werkzaamheden (stervensbegeleiding) doet “binnen een van de Zuid-Limburgse ziekenhuizen”, maar daarvan heeft het Uwv terecht gesteld dat de thans in geding zijnde werkzaamheden voor de Stichting Pastorale Zorg niet kwalificeren als dergelijke beperkte pastorale werkzaamheden. Ook is niet gebleken dat de in geding zijnde werkzaamheden de werkzaamheden betroffen die volgens eiser bij de voormalige wethouders van Sittard-Geleen bekend waren, nog daargelaten dat de rechtbank niet ziet hoe mogelijke wetenschap bij die voormalige wethouders betekent dat ook het Uwv ermee bekend was of had moeten zijn.
17. Uit het voorgaande volgt dat het Uwv terecht het standpunt heeft ingenomen dat eiser de op hem rustende inlichtingenverplichting, als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de Wet WIA, niet is nagekomen door werkzaamheden voor de Stichting Pastorale Zorg niet bij het Uwv te melden. Het had eiser redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat deze van invloed konden zijn op zijn recht op dan wel de hoogte van zijn WIA-uitkering en de toeslag.
De terugvordering
18. Het Uwv is gehouden om het, als gevolg van het niet melden van de werkzaamheden voor de Stichting Pastorale Zorg en de daarvoor ontvangen inkomsten, ten onrechte betaalde bedrag aan uitkeringen terug te vorderen. Het Uwv kan alleen afzien van terugvordering als daarvoor dringende redenen bestaan.
19. Volgens vaste rechtspraak is, in een geval waarin een uitkeringsgerechtigde heeft nagelaten opgave te doen van zijn werkzaamheden en van de gewerkte uren zelf ook geen registratie heeft bijgehouden, aanvaardbaar dat het Uwv een schatting maakt van de omvang van die werkzaamheden. Het risico dat die schatting ten nadele van betrokkene uitvalt komt voor diens rekening en risico, mits het Uwv voldoende en zorgvuldig onderzoek heeft verricht om tot een vaststelling te komen die de werkelijkheid zo dicht mogelijk benadert. [3]
20. Omdat eiser, ondanks het verzoek daartoe, geen financiële administratie van de Stichting Pastorale Zorg heeft overgelegd, heeft het Uwv de inkomsten van eiser op grond van zijn werkzaamheden bij de Stichting Pastorale Zorg over de periode van 1 juni 2017 tot en met 30 juni 2019 geschat. Daarbij is uitgegaan van de bedragen die op grond van de pgb’s aan de Stichting Pastorale Zorg zijn betaald. Omdat eiser geen inzicht heeft verschaft in de hoogte van de kosten die de Stichting Pastorale Zorg heeft moeten maken, heeft het Uwv bij de schatting geen rekening gehouden met deze kosten.
21. Eiser stelt in beroep dat geen inkomen aan hem zélf is uitbetaald, maar die grond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv voldoende heeft toegelicht waarom daarvoor is aangesloten bij de pgb’s die aan de Stichting Pastorale Zorg zijn uitbetaald. Zoals gezegd was eiser directeur van de Stichting Pastorale Zorg. Hij had met een bankpasje van de Stichting Pastorale Zorg, dat enkel op zijn naam stond, toegang tot de bankrekening van de stichting, die door eiser volgens de af- en bijschrijvingen zowel voor zakelijke als privédoeleinden werd gebruikt. Daarbij is van belang dat eiser onder meer geen enkele verklaring – laat staan een verifieerbare onderbouwing – heeft gegeven voor de contante opnames van de rekening van de Stichting Pastorale Zorg van bijna € 100.000,-. Het Uwv heeft de inkomsten van de Stichting Pastorale Zorg daarom op goede gronden aan eiser toegerekend. [4]
22. De rechtbank vindt verder de schatting door het Uwv zorgvuldig en redelijk. De argumenten van eiser op de zitting dat destijds sprake was van een niet-professionele organisatie en dat uit de door hem te goeder trouw overgelegde bankafschriften van de Stichting Pastorale Zorg “in grote lijnen” blijkt wat de kosten waren - zoals betalingen aan vrijwilligers, huurkosten van accommodatie en energiekosten - leiden de rechtbank niet tot een ander oordeel. Van een deugdelijke, controleerbare administratie is ook hiermee immers geen sprake, terwijl het aan eiser is om de door hem gestelde financiële situatie inzichtelijk te maken. Het is overigens ook niet aan de rechtbank om – bij gebrek aan een administratie – dan uit de bankafschriften (waarnaar in algemene zin wordt verwezen) die financiële administratie en daarmee het financiële inzicht af te leiden, bijvoorbeeld door te achterhalen waaraan het geld is uitgegeven dan wel welke kosten zijn gemaakt. Daarom ziet de rechtbank ook geen aanleiding om de door eiser in beroep voorgestane berekening van de inkomsten te volgen, waarbij is uitgegaan van het in 2020 aantal uren verrichte zorg (565,5 uren) en een uurtarief van € 15,34.
23. Uit het voorgaande volgt dat het Uwv terecht is overgegaan tot terugvordering van de onverschuldigd betaalde WIA-uitkering en toeslag in de periode 1 juni 2017 tot en met 30 juni 2019. Tegen de uitkomst van de door het Uwv gehanteerde berekening daarvan zijn als zodanig geen gronden aangevoerd. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van het terugvorderingsbedrag, voor zover dat ziet op de werkzaamheden voor de Stichting Pastorale Zorg.
Het oordeel van de rechtbank over de activiteiten voor de Stichting Bethel Pinksterkerk
24. Vast staat dat eiser actief is geweest voor de Stichting Bethel Pinksterkerk. Dat blijkt ook uit de verklaring van de voorzitter en secretaris van die stichting van 25 juli 2022: eiser heeft pastorale werkzaamheden uitgevoerd en geassisteerd bij ‘overige kerkzaken’. Hij heeft daarvoor geen ‘bezoldiging’ ontvangen maar wel een onkostenvergoeding van € 50,- per week.
25. Naar het oordeel van de rechtbank had eiser in het kader van de inlichtingenplicht aan het Uwv moeten melden dat hij die activiteiten verrichtte. Dat heeft eiser nagelaten, terwijl hij redelijkerwijs had kunnen weten dat hij bij het Uwv had moeten melden dat hij vrijwilligerswerk deed.
26. Tussen partijen staat ter discussie of de vergoeding die eiser ontving als inkomen moet worden aangemerkt en daarom op de WIA-uitkering en de toeslag gekort moet worden.
27. Het is toegestaan om een vergoeding te ontvangen voor vrijwilligerswerk naast een uitkering van het Uwv. Deze vergoeding is echter wel aan een maximum gebonden. Als de vergoeding hoger is dan het maximumbedrag, dan ziet het Uwv het niet meer als vrijwilligerswerk maar als betaald werk dat op de uitkering in mindering moet worden gebracht. Het Uwv sluit daarbij aan bij de fiscale regels die de Belastingdienst stelt bij de belastbaarheid van vergoedingen voor vrijwilligerswerk. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv dat op deze manier kon beoordelen.
28. De rechtbank volgt het Uwv in het standpunt dat eiser niet met objectieve gegevens heeft onderbouwd dat de maandelijkse vergoeding uitsluitend een onkostenvergoeding betrof en daarom niet als inkomen gekort had mogen worden. De hiervoor genoemde verklaring van de voorzitter en secretaris van de Stichting Bethel Pinksterkerk is hiervoor niet voldoende. Deze verklaring strookt ook niet met de mededeling op de bijschrijvingen op eisers bankrekening dat het een “vergoeding voor geestelijk werk” betrof. Het Uwv heeft daarom terecht de WIA- en TW-uitkering herzien en het als gevolg daarvan ten onrechte ontvangen bedrag teruggevorderd. De rechtbank vindt het een redelijk uitgangspunt dat het Uwv bij de berekening van het terugvorderingsbedrag is uitgegaan van de maximaal toegestane vrijwilligersvergoeding (zoals deze gold in de kalenderjaren waarop de terugvordering ziet [5] ), dat vervolgens de volledige vergoeding als inkomsten is aangemerkt en dat over de gehele terugvorderingsperiode (zoals uiteindelijk vastgesteld in het wijzigingsbesluit van 31 mei 2024) is uitgegaan van ontvangen inkomsten van € 200,- per maand. Tegen de uitkomst van de berekening daarvan zijn als zodanig ook geen gronden aangevoerd. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van het terugvorderingsbedrag, voor zover dat ziet op de werkzaamheden voor Stichting Bethel Pinksterkerk.

Conclusie en gevolgen

29. Het beroep van eiser is ongegrond. Dat betekent dat hij geen gelijk krijgt. Het Uwv heeft terecht de uitkeringen herzien en teruggevorderd tot een bedrag van € 56.630,56. Eiser heeft niet gesteld dat sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien.
30. Nu het Uwv pas nadat beroep was ingesteld ten gunste van eiser in bestreden besluit 2 de terugvorderingsperiode heeft bekort die ziet op de activiteiten voor de Stichting Bethel Pinksterkerk, moet het Uwv wel het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden. Ook moet het Uwv daarom de proceskosten vergoeden, voor zover deze de oorspronkelijke terugvorderingsperiode betreffen. De rechtbank stelt deze vergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiser van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, voorzitter, en mr. J.M.E. Derks en
mr. C.L.G.F.H. Albers, leden, in aanwezigheid van mr. R.G. Cremers, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 28 mei 2025.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Op grond van artikel 27, eerste lid, van de Wet WIA verstrekt de verzekerde die een aanvraag heeft ingediend of een recht heeft op een uitkering op grond van deze wet op verzoek of uit eigen beweging zo spoedig mogelijk alle informatie, waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kan zijn op het recht op uitkering, de hoogte van de uitkering of de betaling van de uitkering, waaronder mede is begrepen informatie in het kader van re-integratie, aan het Uwv.
In artikel 61 van de Wet WIA is bepaald op welke wijze inkomen in mindering wordt gebracht op een WIA-uitkering. In dit artikel is vermeld dat bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder inkomen als bedoeld in dit artikel wordt verstaan.
Op grond van artikel 77, eerste lid, van de Wet WIA wordt een uitkering die op grond van deze wet onverschuldigd is betaald en hetgeen als gevolg van een beschikking als bedoeld in artikel 76 door het Uwv onverschuldigd is betaald of verstrekt door het Uwv teruggevorderd.
Toeslagenwet
Op grond van artikel 12 van de TW zijn degene die aanspraak maakt op toeslag, zijn echtgenoot, of zijn wettelijk vertegenwoordiger, alsmede de instelling aan welke ingevolge artikel 22 toeslag wordt uitbetaald, verplicht aan het Uwv op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen waarvan hem of haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op toeslag, de hoogte van de toeslag, het geldend maken van het recht op toeslag of op het bedrag van de toeslag dat wordt betaald.
Ingevolge artikel 11a, eerste lid, van de TW, herziet UWV een besluit of trekt hij dat in:
a. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 12, 12a, eerste lid, aanhef en onderdeel b, of 13 heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van toeslag;
b. indien anderszins de toeslag ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
c. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 12, 12a, eerste lid, aanhef en onderdeel b, of 13 ertoe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog recht op toeslag bestaat.
Ingevolge artikel 20 van de TW wordt de toeslag die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 11a of 14 onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, door het Uwv teruggevorderd.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:474.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 mei 2019, ECLI:N:CRVB:2019:1678.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:145.
4.Zie ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1154.
5.In 2019 bedroeg deze € 170,- per maand, in 2020 en 2021 € 180,- per maand.