ECLI:NL:RBLIM:2025:6037

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
ROE 24/4403
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.R.N. Crombaghs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen afwijzing subsidieaanvraag door Stichting Theatercollectief Het Geluid

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 25 juni 2025, wordt de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van Stichting Theatercollectief Het Geluid tegen de afwijzing van een subsidieaanvraag behandeld. De stichting had een aanvraag voor productiesubsidie ingediend, welke op 3 juli 2024 door het bestuur van het Fonds Podiumkunsten werd afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft de stichting bezwaar gemaakt, maar het bestuur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank beoordeelt de beroepsgronden van de stichting en komt tot de conclusie dat het bestuur terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De stichting had het bezwaarschrift per post op 17 augustus 2024 verzonden, en via elektronische weg op 20 augustus 2024, beide na de wettelijke termijn van zes weken. De rechtbank stelt vast dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding is, ondanks de argumenten van de stichting dat een administratief medewerker verantwoordelijk was voor de indiening. De rechtbank benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de stichting zelf is om tijdig bezwaar aan te tekenen. De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond is, en dat de stichting geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/4403

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2025 in de zaak tussen

Stichting Theatercollectief Het Geluid , uit Maastricht , eiseres

(gemachtigde: mr. N.A. Rijsterborgh),
en

het bestuur van het Fonds Podiumkunsten , het bestuur

(gemachtigden: M. de Ridder en A. Brax-Hoven ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de niet-ontvankelijkheidsverklaring van het bezwaar van eiseres. Eiseres heeft een subsidie aangevraagd en deze aanvraag is afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft eiseres bezwaar gemaakt. Het bestuur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres het bezwaarschrift buiten de wettelijke bezwaartermijn heeft ingediend. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het bestuur terecht tot het besluit is gekomen om het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk te verklaren. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor productiesubsidie. Het bestuur heeft deze aanvraag met het besluit van 3 juli 2024 afgewezen.
4. Tegen deze afwijzing heeft eiseres bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 10 september 2024 heeft het bestuur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
5. De rechtbank heeft het beroep op 20 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het bestuur.

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader
6. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden.
7. Een bezwaarschrift dat per post wordt verzonden, dient vóór het verstrijken van de bezwaartermijn te worden verzonden en mag niet later dan een week na het verstrijken van deze termijn bij de bevoegde instantie aankomen. Indien het bezwaarschrift per elektronische weg wordt verzonden, moet het binnen de bezwaartermijn door het bevoegd bestuursorgaan zijn ontvangen. [3] Bezwaar indienen via de elektronische weg kan alleen voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg geopend is. [4]
8. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft een niet-ontvankelijkheidsverklaring van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift achterwege als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener (eiseres) in verzuim is geweest. Het is vaste jurisprudentie dat sprake kan zijn van een verschoonbare termijnoverschrijding indien sprake is van bijzondere omstandigheden, als gevolg waarvan de termijnoverschrijding niet aan de indiener kan worden toegerekend. Bij bijzondere omstandigheden kan het gaan om persoonlijke omstandigheden, bijvoorbeeld psychisch onvermogen, ernstige ziekte of ongeval van de indiener of ziekte of overlijden van diens naasten, of om externe omstandigheden, bijvoorbeeld een natuurramp, een besmettelijke dierziekte op het bedrijf of een brand in de woning of in een bedrijfspand. [5]

Is het bezwaarschrift te laat ingediend?

9. Het bestuur heeft op 3 juli 2024 het besluit bekend gemaakt op de voorgeschreven wijze aan eiseres. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift liep dan tot 14 augustus 2024.
10. Eiseres heeft het bezwaarschrift per post verzonden op 17 augustus 2024. Via de elektronische weg heeft eiseres het bezwaarschrift op 20 augustus 2024 verzonden. Het bezwaarschrift is zowel per post als via de elektronische weg niet tijdig ingediend.
11. Eiseres heeft op 13 augustus 2024 een poging gedaan om het bezwaarschrift via elektronische weg te versturen. Eiseres heeft het bezwaarschrift echter verstuurd naar een ander, niet-bestaand e-mailadres. Eiseres stelt dat er bij het ‘plakken en kopiëren’ van het e-mailadres een deel is weggevallen. Dat deze poging niet is geslaagd, ligt in de risicosfeer van eiseres en telt niet als tijdige verzending. Het had op de weg van eiseres gelegen om het e-mailadres nauwkeurig te controleren voor de verzending. De beroepsgronden die eiseres specifiek aanvoert tegen de vraag of de elektronische weg voor het indienen van bezwaar al dan niet is opengesteld, behoeven, gelet op het voorgaande, geen bespreking meer.
Is het schriftelijk te laat indienen van het bezwaar verschoonbaar?
12. Eiseres stelt dat er weliswaar sprake is van een termijnoverschrijding, maar dat deze verschoonbaar moet worden geacht. De bijzondere omstandigheden zijn gelegen in het feit dat eiseres de opdracht, om het bezwaarschrift tijdig in te dienen, heeft gegeven aan een administratief medewerker binnen haar stichting. Deze administratief medewerker heeft een bepaalde afstand tot de arbeidsmarkt. Deze administratief medewerker heeft fouten in de opmaak geconstateerd en heeft de drang ondervonden om deze fouten te corrigeren. Hierdoor is het bezwaarschrift niet binnen de bezwaartermijn per post verzonden. Eiseres geeft aan dat de administratief medewerker altijd goed werkt en betrouwbaar is, dat dit de eerste keer is dat zij een bezwaarschrift te laat indient en dat de administratief medewerker de postzegel al eerder had aangeschaft. Ter zitting geeft eiseres aan dat zij zich in een drukke periode bevond en daardoor de administratief medewerker niet heeft kunnen controleren op het tijdig indienen van het bezwaarschrift.
13. Naar het oordeel van de rechtbank kan eiseres worden verweten dat de bezwaartermijn is overschreden. De rechtbank acht het hierbij van belang dat het gaat om een stichting die al vaker bezwaar heeft ingediend en dus op de hoogte is van de fatale termijnen. Om die reden is eiseres niet geheel ondeskundig met het indienen van een bezwaarschrift en is zij ook op de hoogte van de consequenties van een te laat ingediend bezwaarschrift. Daarnaast ziet artikel 6:11 van de Awb op gevallen waarin de belanghebbende (in dit geval: eiseres) redelijkerwijs niet in staat was tegen een besluit tijdig een rechtsmiddel aan te wenden (in dit geval: bezwaar te maken) en daarvan is in dit geval geen sprake. Dat eiseres opdracht heeft gegeven aan een administratief medewerker binnen haar stichting en deze medewerker het bezwaarschrift niet binnen de bezwaartermijn per post heeft verzonden is onvoldoende om de te late indiening verschoonbaar te achten. Het is de verantwoordelijkheid van eiseres om binnen de bezwaartermijn op de juiste manier bezwaar aan te tekenen. Het had op de weg van eiseres gelegen om de termijn voor het maken van bezwaar in de gaten te houden of een derde in te schakelen om haar belangen in deze kwestie te behartigen.
14. De ter zitting aangevoerde uitspraken van eiseres [6] maken het oordeel van de rechtbank niet anders. In deze zaken ligt de verwijtbaarheid van het te laat indienen van het bezwaar bij een derde, en niet bij eiseres zelf.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Het bestuur heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaart. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R.N. Crombaghs, rechter, in aanwezigheid van F.G.A. Claessen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2025. .
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 25 juni 2025.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 2:15, eerste lid, van de Awb.
5.zie bijvoorbeeld: ECLI:NL:CBB:2024:31.