ECLI:NL:RBLIM:2025:6300

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
ROE 25/1224
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting woning wegens grootschalige hennepplantage

Op 1 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker uit Geleen en de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen. De burgemeester had op 13 mei 2025 besloten om de woning van de verzoeker te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, na het aantreffen van 629 plantenbakken met hennepplanten en bijbehorende attributen in de woning. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er sprake was van een spoedeisend belang en de sluiting van de woning noodzakelijk werd geacht ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de omgeving. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de grootschalige en professionele hennepplantage die was aangetroffen. De verzoeker voerde aan dat de sluiting niet evenredig was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende redenen waren voor de sluiting, gezien de ernst van de situatie en de betrokkenheid van de verzoeker bij de aangetroffen hennepplantage. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de woning niet onevenredig was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 25/1224

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 juli 2025 in de zaak tussen

[naam] , uit Geleen, verzoeker,

(gemachtigde: mr. T.J.N. Hameleers),
en

de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen,

(gemachtigde: mr. P.M. Hellenbrand).

Inleiding

1. Bij besluit van 13 mei 2025 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester besloten de woning van verzoeker (de woning) op 22 mei 2025 te sluiten en voor de duur van drie maanden gesloten te houden op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De rechtbank heeft de burgemeester voorafgaand aan de zitting gevraagd of hij bereid is om in afwachting van de zitting en de uitspraak op de voorlopige voorziening geen uitvoering te geven aan het bestreden besluit. De burgemeester heeft daarmee ingestemd.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen op 19 juni 2025 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft.
2.1.
Het oordeel heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. Als verzoeker het niet eens is met de beslissing op het bezwaar (die door de burgemeester nu nog moet worden genomen), kan verzoeker daartegen op dat moment beroep instellen bij de rechtbank. De rechtbank mag in die (bodem)procedure anders oordelen over de zaak dan de voorzieningenrechter nu.
De feiten
3. De voorzieningenrechter is uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.
Verzoeker is eigenaar van de woning en woont op de eerste en tweede verdieping daarvan. Verzoeker verhuurde de ruimte van de woning op de begane grond aan een derde.
3.1.
De politie heeft op 4 februari 2025 onderzoek verricht naar en in de woning van verzoeker. Dit naar aanleiding van een melding inhoudende dat er een hennepgeur rond de woning hing, een positieve netmeting door de fraude-afdeling van Enexis Netbeheer B.V. en een door de politie verrichtte warmtemeting. De politie is vervolgens binnengetreden.
3.2.
In de woning heeft de politie 629 plantenbakken met stengels, droge plantenresten en hennepafval aangetroffen (met name op de begane grond, maar ook in het woongedeelte van verzoeker), hetgeen duidt op de kweek en (recente) oogst en verkoop van hennep. Daarnaast heeft de politie meerdere attributen aangetroffen, die (ook) in verband kunnen worden gebracht met (de kweek, oogst en verkoop van) hennep. Zo heeft de politie koolstoffilters (9 stuks) met verkleurde filterdoeken en afvoerbuizen (van de begane grond tot op de zolder) aangetroffen, alsook armaturen (41 stuks), assimilatielampen (41 stuks), snelheidsregelaars (6 stuks), aircleaners (2 stuks), slakkenhuizen (2 stuks), ventilatoren (7 stuks), OptiClimate (2 stuks), een luchtbevochtiger, water-, beluchting- en dompelpompen (2 stuks), hygro- ph-/ec- en thermometers (28 stuks), knipbenodigdheden (2 stuks), een weegschaal en sealapparaat. Daarnaast heeft de politie (oude) potgrond en groeimiddelen voor planten aangetroffen, inclusief notities met de cijfers één tot en met tien en daarachter getallen met de inhoudsmaat “ml”. Het is de politie ambtshalve bekend dat de kweekcyclus van hennepplanten tien weken betreft en dat er per week een aantal milliliter groeimiddel moet worden toegediend, zoals weergegeven op de notities. Op de plantenbakken en het vloerzeil was voorts kalkaanslag zichtbaar en op de muren een groene aanslag, wat gevormd wordt tijdens het kweekproces en de oogst van hennep, aldus de politie. Tot slot heeft de politie aangetroffen een blauwe propaanfles, bedoeld om aan te sluiten op kachels om zo ruimtes te verwarmen. De opslag van propaanflessen brengt ontploffingsgevaar met zich.
3.3.
Enexis Netbeheer B.V. heeft vervolgens nog een onderzoek ingesteld naar de hoeveelheid illegaal weggenomen energie ten behoeve van de hennepkwekerij. Enexis constateerde dat er illegale stroom is gebruikt voor in totaal twee kweken. De eerste kweek vond volgens de metingen plaats van 17 september 2024 tot en met 25 november 2024 en de tweede kweek vond plaats van 26 november 2024 tot en met 3 februari 2025.
3.4.
Op 17 april 2025 heeft de burgemeester verzoeker naar aanleiding daarvan in kennis gesteld van het voornemen om de woning te sluiten en verzoeker in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze kenbaar te maken. Verzoeker heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. De burgemeester heeft dan ook geen aanleiding gezien om van het voornemen af te wijken, zodat de burgemeester vervolgens het besluit tot sluiting van 13 mei 2025 heeft genomen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt en dit verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter komt tot het volgende voorlopig oordeel.
Is sprake van een spoedeisend belang?
4. De door verzoeker gevraagde voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor verzoeker niet kan wachten op een beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter moet dus eerst beoordelen of er in dit geval sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voldoende is gebleken van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker woont namelijk in de woning, waar hij in het geval van een sluiting gedurende een periode van drie maanden niet zal kunnen verblijven, terwijl hij (nog) niet over andere, passende huisvesting beschikt. De familie van verzoeker woont namelijk elders in Nederland, vanuit waar hij zijn werk als vrachtwagenchauffeur (tijdelijk) niet kan uitvoeren en dan hoogstwaarschijnlijk zal verliezen. Andere, passende woonruimte in de buurt kan verzoeker niet bekostigen.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
6. Verzoeker voert aan dat de burgemeester niet bevoegd is om tot sluiting van de hele woning over te gaan. De politie heeft de drugs en attributen namelijk met name aangetroffen op de begane grond van de woning, die verzoeker verhuurde aan een derde. Op de eerste en tweede verdieping van de woning, heeft de politie nagenoeg niets aangetroffen.
7. De voorzieningenrechter overweegt dat uit de bestuurlijke rapportage volgt dat er in de woning van verzoeker een grootschalige en professionele hennepplantage is aangetroffen met 629 plantenbakken met afgeknipte hennepplanten (-stengels, droge -plantenresten en hennepafval). Die stengels, droge plantenresten en hennepafval vormen een handelshoeveelheid drugs (van meer dan vijf planten). Uit de omschrijving in lijst II van de Opiumwet volgt immers dat elk deel van de hennepplant onder hennep in de zin van die wet wordt gerekend. Dat geldt dus ook voor stengels en hennepplantenresten. In specifiek het woongedeelte van verzoeker zijn ook hennepplantenresten aangetroffen, alsook afvoerbuizen. Gelet op wat er is aangetroffen, is de burgemeester dan ook bevoegd om tot sluiting van de gehele woning over te gaan. Een gedeeltelijke sluiting is dus niet aan de orde. Dat geldt te meer nu uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat er twee keer is geoogst in de periode van 17 september 2024 tot en met 25 november 2024 en van 26 november 2024 tot en met 3 februari 2025, zodat er (ook) op grond van andere feiten en omstandigheden aannemelijk is dat vanuit de woning drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
8. Verzoeker voert aan dat de sluiting van de woning niet noodzakelijk is. Er is namelijk (nog) niet gebleken van meldingen die gedaan zijn betreffende verdachte situaties en/of handel in verdovende middelen vanuit de woning. Bovendien blijkt niet dat er een loop naar het pand bestond. Er is ook geen sprake van een ernstig geval, noch van een in een kwetsbare wijk gelegen woning. Van een noodzaak tot bescherming van het woon- en leefklimaat en herstel van de openbare orde is dus ook geen sprake, terwijl bovendien nergens uit blijkt dat dat doel bereikt kan worden met een zichtbare sluiting. Dat doel kan wel worden bereikt met de verkoop van de woning, maar de sluiting staat daaraan in de weg.
9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de omgeving en het herstel van de openbare orde.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [1] volgt namelijk dat als uitgangspunt geldt dat als in een pand een handelshoeveelheid drugs (van meer dan vijf hennepplanten) wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat dat pand een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dat het pand een rol vervult binnen de keten van drugshandel levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd.
9.1.
In de woning van verzoeker heeft de politie een aanzienlijke handelshoeveelheid van 629 plantenbakken met afgeknipte hennepplanten (stengels en droge hennepplantenresten en -afval) aangetroffen, zodat wordt aangenomen dat de woning van verzoeker een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Woningsluiting is in beginsel dan noodzakelijk en ook een geschikt middel om de woning aan het drugscircuit te onttrekken. Dat geldt te meer als er sprake is van een ernstig geval, zoals dat in deze zaak ook aan de orde is. Het gaat immers om een grootschalige en professionele hennepplantage met 125,8 maal de toegestane hoeveelheid hennepplanten, op een (voor de buurt) onveilige wijze opgezet (onder meer) door de diefstal van water en elektriciteit. De politie heeft in de woning bovendien diverse attributen aangetroffen die duiden op de kweek, (recente) oogst en verkoop van hennep en uit de metingen van Enexis blijkt dat er sprake is geweest van een tweetal oogsten. [2] Verder is de woning van verzoeker (wel degelijk) gelegen is in een kwetsbare wijk, omdat er in de afgelopen zeven jaar 51 bestuurlijke rapportages zijn uitgebracht betreffende overtreding van artikel 13b van de Opiumwet, naar aanleiding waarvan de burgemeester 43 panden heeft gesloten en 8 waarschuwingen heeft afgegeven, zoals de burgemeester in het bestreden besluit heeft overwogen. De voorzieningenrechter ziet in de loutere betwisting van verzoeker daarvan geen aanleiding om daaraan te twijfelen. Een en ander versterkt de noodzaak tot sluiting van verzoekers woning nog verder.
Is sluiting van de woning evenredig?
10. Verzoeker voert -tot slot- aan dat de woningsluiting niet evenredig is. Verzoeker was namelijk niet op de hoogte van de aanwezigheid van de aangetroffen zaken, verzoeker kent de wel daarbij betrokken personen ook niet en hij heeft ook geen daarmee verband houdende antecedenten. Daarnaast kan verzoeker (met zijn katten) geen andere, passende woonruimte betrekken. Verzoeker beschikt daarover namelijk niet en kan daarover ook niet beschikken. Verzoeker heeft namelijk onvoldoende financiële middelen en bovendien aanzienlijke schulden (aan WML en Enexis). Verzoeker kan wellicht bij familie verblijven, maar die wonen elders in Nederland, waardoor verzoeker zijn werk als vrachtwagenchauffeur vanuit Echt niet kan uitvoeren en dus zal verliezen. De burgemeester had op grond van die omstandigheden moeten volstaan met een waarschuwing dan wel een voorwaardelijke en/of gedeeltelijke sluiting, althans die omstandigheden tenminste (nader) moeten onderzoeken en moeten meewegen in het sluitingsbesluit, waaronder verzoekers alternatieve huisvestingsmogelijkheden. Dat heeft de burgemeester nagelaten.
11. Als de burgemeester bevoegd is een woning te sluiten en die sluiting ook noodzakelijk is, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn (onder andere) de verwijtbaarheid en de eventuele bijzondere binding met het pand van belang. [3] Tot slot moeten de nadelige gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden.
11.1.
De voorzieningenrechter vindt de woningsluiting niet onevenredig en overweegt in dat verband dat er geen sprake is van een situatie waarin verzoeker helemaal geen verwijt kan worden gemaakt. De voorzieningenrechter vindt het namelijk niet aannemelijk dat verzoeker in het geheel niet betrokken, althans niet op de hoogte was van de in de woning aangetroffen zaken en dat heeft verzoeker op de zitting ook erkend. In het woongedeelte van verzoeker (op de eerste en tweede verdieping van de woning) werden ook hennepplantenresten aangetroffen en vanuit de begane grond, vía de door verzoeker bewoonde eerste en tweede verdieping van de woning, liepen de afvoerbuizen naar buiten, die -zoals de voorzieningenrechter ter zitting heeft begrepen- werden aangelegd op het moment dat verzoeker in de woning was en waarover verzoeker naar eigen zeggen “verhaal is gaan halen”. Vervolgens is verzoeker bekend geraakt met de hennepplantage.
11.2.
De voorzieningenrechter kan het zich wel voorstellen dat het voor verzoeker (met katten) lastig is om andere, passende woonruimte (in de buurt) te vinden, maar daarvoor kunnen inspanningen worden verricht en kan contact worden opgenomen met de burgemeester. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat verzoeker daartoe al enige (vergeefse) pogingen heeft ondernomen. Wel heeft de burgemeester ter zake al enige acties ondernomen, zo blijkt uit het door de burgemeester op de zitting overgelegde woningaanbod, waaronder een woonruimte van slechts € 230,00 per maand. Dat verzoeker daarvoor onvoldoende financiële middelen en (opeisbare) schulden heeft, waardoor hij een dergelijke of andere woonruimte voor de duur van drie maanden niet kan bekostigen, heeft hij (ook) niet voldoende onderbouwd, zodat daarvan niet kan worden uitgegaan. Uit enkel het financieel jaaroverzicht van verzoeker kan namelijk niet worden afgeleid wat zijn inkomsten en uitgaven zijn en welke financiële ruimte hij dan nog heeft.
11.3.
De voorzieningenrechter overweegt verder nog dat een waarschuwing of (gedeeltelijke) voorwaardelijke sluiting van de woning in dit geval ook niet aan de orde is. In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet [4] is weliswaar in algemene zin vermeld dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Uit vaste Afdelingsuitspraken blijkt echter dat dit moet worden beschouwd als een uitgangspunt, waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken. Zoals reeds in rechtsoverweging 9.1. is overwogen, is er hier sprake van een ernstig geval.
11.4.
Verzoeker heeft -tot slot- ook geen andere bijzondere omstandigheid gesteld, die de woningsluiting onevenredig maken en daarvan is de voorzieningenrechter ook niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af. Dat betekent dat de burgemeester de woning van verzoeker in afwachting van de beslissing op bezwaar niet (meer) open hoeft te houden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling van verzoeker bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.W.M. Heyman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Mellendijk-Leinders, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2025.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 1 juli 2025.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 3 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1333.
2.Zie daarover de uitspraak van de Afdeling van 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:148.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 3 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1333.
4.Kamerstukken II 2005/06, 30515, nr. 3, blz. 8 en Kamerstukken II 2006/07, 30515, nr. 6, blz. 1 en 2.