3.4.Op 17 april 2025 heeft de burgemeester verzoeker naar aanleiding daarvan in kennis gesteld van het voornemen om de woning te sluiten en verzoeker in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze kenbaar te maken. Verzoeker heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. De burgemeester heeft dan ook geen aanleiding gezien om van het voornemen af te wijken, zodat de burgemeester vervolgens het besluit tot sluiting van 13 mei 2025 heeft genomen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt en dit verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter komt tot het volgende voorlopig oordeel.
Is sprake van een spoedeisend belang?
4. De door verzoeker gevraagde voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor verzoeker niet kan wachten op een beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter moet dus eerst beoordelen of er in dit geval sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voldoende is gebleken van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker woont namelijk in de woning, waar hij in het geval van een sluiting gedurende een periode van drie maanden niet zal kunnen verblijven, terwijl hij (nog) niet over andere, passende huisvesting beschikt. De familie van verzoeker woont namelijk elders in Nederland, vanuit waar hij zijn werk als vrachtwagenchauffeur (tijdelijk) niet kan uitvoeren en dan hoogstwaarschijnlijk zal verliezen. Andere, passende woonruimte in de buurt kan verzoeker niet bekostigen.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
6. Verzoeker voert aan dat de burgemeester niet bevoegd is om tot sluiting van de hele woning over te gaan. De politie heeft de drugs en attributen namelijk met name aangetroffen op de begane grond van de woning, die verzoeker verhuurde aan een derde. Op de eerste en tweede verdieping van de woning, heeft de politie nagenoeg niets aangetroffen.
7. De voorzieningenrechter overweegt dat uit de bestuurlijke rapportage volgt dat er in de woning van verzoeker een grootschalige en professionele hennepplantage is aangetroffen met 629 plantenbakken met afgeknipte hennepplanten (-stengels, droge -plantenresten en hennepafval). Die stengels, droge plantenresten en hennepafval vormen een handelshoeveelheid drugs (van meer dan vijf planten). Uit de omschrijving in lijst II van de Opiumwet volgt immers dat elk deel van de hennepplant onder hennep in de zin van die wet wordt gerekend. Dat geldt dus ook voor stengels en hennepplantenresten. In specifiek het woongedeelte van verzoeker zijn ook hennepplantenresten aangetroffen, alsook afvoerbuizen. Gelet op wat er is aangetroffen, is de burgemeester dan ook bevoegd om tot sluiting van de gehele woning over te gaan. Een gedeeltelijke sluiting is dus niet aan de orde. Dat geldt te meer nu uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat er twee keer is geoogst in de periode van 17 september 2024 tot en met 25 november 2024 en van 26 november 2024 tot en met 3 februari 2025, zodat er (ook) op grond van andere feiten en omstandigheden aannemelijk is dat vanuit de woning drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
8. Verzoeker voert aan dat de sluiting van de woning niet noodzakelijk is. Er is namelijk (nog) niet gebleken van meldingen die gedaan zijn betreffende verdachte situaties en/of handel in verdovende middelen vanuit de woning. Bovendien blijkt niet dat er een loop naar het pand bestond. Er is ook geen sprake van een ernstig geval, noch van een in een kwetsbare wijk gelegen woning. Van een noodzaak tot bescherming van het woon- en leefklimaat en herstel van de openbare orde is dus ook geen sprake, terwijl bovendien nergens uit blijkt dat dat doel bereikt kan worden met een zichtbare sluiting. Dat doel kan wel worden bereikt met de verkoop van de woning, maar de sluiting staat daaraan in de weg.
9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de omgeving en het herstel van de openbare orde.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling)volgt namelijk dat als uitgangspunt geldt dat als in een pand een handelshoeveelheid drugs (van meer dan vijf hennepplanten) wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat dat pand een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dat het pand een rol vervult binnen de keten van drugshandel levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd.