Totstandkoming van het bestreden besluit
7. Bij brief van 27 november 2023, aangevuld bij brief van 9 januari 2024, hebben drie van de vier derde-partijen (hierna: de verzoekers om handhaving) verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik van de percelen aan de [adres] in Schinnen ten behoeve van een hondenpension en het hier oprichten van gebouwen en bouwwerken, de opslag van materialen en de stalling van voertuigen zonder een omgevingsvergunning. De percelen zijn kadastraal bekend als Schinnen, sectie C, nummers 4613, 993, 994 en 979. Eiser en [naam] zijn eigenaar van deze gronden.
8. De derde-partijen wonen aan [adres] met huisnummers 5, 7A, 8A en 8C in Schinnen. Hun woningen liggen op een afstand van ongeveer 120 meter van het dichtstbijzijnde perceel van eiser en de percelen waarop deze woningen staan op ongeveer 60 tot 70 meter.
9. Verweerder heeft bij brief van 19 maart 2024 de verzoekers om handhaving bericht voornemens te zijn om het verzoek om handhaving af te wijzen. Bij besluit van 14 mei 2024 heeft verweerder het verzoek afgewezen. Daarbij heeft verweerder gemotiveerd dat voor het hondenpension geen milieuvergunning is vereist en dat ook geen sprake is van overtreding van de milieuregels. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van het gebruik en de bouwwerken binnen en buiten ‘de rode contour’ vanwege een belangenafweging niet wordt gehandhaafd. Voor handhaving binnen die contour heeft verweerder aangegeven dat gerechtvaardigd vertrouwen zich daartegen verzet. Daarbij verwijst verweerder naar een door hem verstuurde brief van 21 maart 2022 waarin wordt aangegeven dat binnen ‘de rode contour’ geen handhaving meer mogelijk is. Voor handhaving buiten die contour heeft verweerder aangegeven dat een principebesluit is genomen om de locatie te herbestemmen ten behoeve van de bouw van één woning en dat aan de eigenaar de mogelijkheid is geboden om hiervoor een omgevingsvergunning aan te vragen.
10. Op 30 april 2024 heeft een toezichthouder van de Omgevingsdienst Zuid-Limburg een milieucontrole uitgevoerd. Tijdens deze controle heeft eiser aangegeven dat hij in de zomerperiode gedurende drie maanden gemiddeld 30 honden houdt.
11. Op 10 september 2024 heeft een toezichthouder van de gemeente ook een controle ter plaatse uitgevoerd. Deze controle is uitgevoerd om na te gaan in hoeverre de situatie ten opzichte van een eerdere controle op 7 april 2021 is gewijzigd. Uit de controle op
10 september 2024 is gebleken dat de bebouwde situatie grotendeels ongewijzigd is gebleven. De wijzigingen die wel hebben plaatsgevonden zien op het verplaatsen van een tent en een camper, het verwijderen van een propaantank en het bouwen van een nieuwe schuilgelegenheid op het kadastrale perceel, sectie C, nummer 979.
12. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het door de derde-partijen ingediende bezwaar gegrond verklaard, de afwijzing van het handhavingsbesluit herroepen, het handhavingsverzoek alsnog toegewezen en gelijktijdig aan eiser een last onder dwangsom opgelegd. Daarbij heeft verweerder het bezwaar van [naam] , die geen verzoek om handhaving heeft ingediend, ook gegrond verklaard. Verweerder is van mening dat zij als eigenaar van een perceel dat direct grenst aan het perceel van eiser belanghebbende is en om die reden bezwaar kon maken tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek.
13. Bij de opgelegde last onder dwangsom heeft verweerder gemotiveerd dat uit controles en gesprekken met eiser is gebleken dat op de onderhavige percelen tijdens de zomermaanden een hondenpension wordt gerund, dat eiser er deels woont, dat eiser onderkomens en/of kampeermiddelen heeft geplaatst en dat er buitenopslag plaatsvindt van brandhout en ijzer. Dit is in strijd met het – ten tijde van het bestreden besluit geldende – bestemmingsplan “Buitengebied Schinnen” (hierna: het bestemmingsplan), vastgesteld op 14 maart 2013, dat aan het perceel de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ heeft toegekend, in samenhang met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). Ook is gebleken dat er gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zonder omgevingsvergunning zijn gebouwd en/of in stand gelaten. Dit is in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wabo en artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo.
14. In de last onder dwangsom heeft verweerder eiser gelast om alle illegale gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde (inclusief kelder), zoals nader omschreven in de controlerapporten van 20 mei 2021 (datum controles 30 oktober 2020 en 7 mei 2021) en
24 september 2024 (datum controle 10 september) voor 19 mei 2025 te (laten) verwijderen en verwijderd te houden en het ook in de last omschreven illegale gebruik van de gronden en bouwwerken te staken en gestaakt te houden. Met dat laatste wordt in ieder geval gedoeld op het gebruik van gronden en bouwwerken voor een hondenpension, bewoning, de stalling van onderkomens en/of kampeermiddelen en de buitenopslag van brandhout en oud ijzer. Als ten aanzien van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet binnen de begunstigingstermijn aan de last is voldaan, wordt een dwangsom van € 15.000,- per week of een deel van de week met een maximum van € 60.000,- verbeurd. Voor het illegale gebruik van gronden en/of bouwwerken geldt een dwangsom van € 7.500,- per week met een maximum van € 30.000,-.
15. Verweerder heeft bij e-mail van 20 mei 2025 de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na de uitspraak van de voorzieningenrechter.