ECLI:NL:RBLIM:2025:6477

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
ROE 23/3730
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen geslachtsnaamswijziging van de zoon op verzoek van de moeder

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Rechtsbescherming, waarbij op verzoek van de moeder de geslachtsnaam van hun zoon is gewijzigd. De rechtbank heeft op 7 juli 2025 geoordeeld dat de staatssecretaris het verzoek van de moeder terecht heeft ingewilligd. Eiser was het niet eens met deze beslissing en voerde verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag voor de geslachtsnaamswijziging voldeed aan de criteria van het Besluit geslachtsnaamswijziging, aangezien de moeder de zorg voor de zoon had en de vader niet met de naamswijziging instemde. De rechtbank heeft de belangenafweging van de staatssecretaris als zorgvuldig beoordeeld en geconcludeerd dat het in het belang van de zoon is om de geslachtsnaam van de moeder te dragen. Eiser kreeg geen gelijk en het beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 23/3730

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 07 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. F.Y. Gans),
en
de staatssecretaris van Rechtsbescherming,voorheen de minister van Rechtsbescherming
(gemachtigde: mr. E. Spekreijse).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij], uit [woonplaats 2] , de moeder
(gemachtigde: mr. B.H.S. Brinkman).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de toewijzing van het verzoek van de moeder om de geslachtsnaam van de zoon van eiser en moeder te wijzigen van die van eiser naar die van haar. Eiser is het niet eens met die toewijzing. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van die beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de toewijzing van het verzoek.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de staatssecretaris terecht en op juiste gronden het verzoek van de moeder heeft ingewilligd. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. De moeder heeft op 30 maart 2023 bij de staatssecretaris een aanvraag ingediend voor een geslachtsnaamswijziging voor haar zoon. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 11 augustus 2023 ingewilligd. Daartegen heeft eiser bezwaar gemaakt. Met de beslissing op bezwaar van 7 november 2023 is de staatssecretaris bij de inwilliging van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De moeder heeft ook schriftelijk gereageerd op het beroep.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 14 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van de staatssecretaris en de gemachtigde van de moeder.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van de beslissing op bezwaar
3. Op [geboortedatum] 2012 is de zoon van eiser geboren. Eiser heeft hem erkend en bij de geboorteaangifte heeft zijn zoon zijn geslachtsnaam gekregen. Eisers zoon woont bij zijn moeder en wordt door haar verzorgd. Eiser heeft nooit op hetzelfde adres ingeschreven gestaan in de Basisregistratie Persoonsgegevens (hierna: de BRP) als zijn zoon.
3.1.
Moeder heeft (toen haar zoon nog jonger was dan twaalf jaar) bij de staatssecretaris een aanvraag ingediend om de geslachtsnaam van haar zoon te wijzigen naar haar geslachtsnaam. Eiser weigert daarmee in te stemmen.
3.2.
De staatssecretaris heeft de geslachtsnaam van de zoon op de aanvraag van moeder gewijzigd. Volgens de staatssecretaris voldoet de aanvraag aan de criteria van het Besluit geslachtsnaamswijziging. De zoon is gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vijf jaren onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag door de moeder verzorgd en opgevoed, zodat de aanvraag voor toewijzing in aanmerking komt. Dat de vader niet met de naamswijziging instemt is voor de staatssecretaris geen reden tot afwijzing, omdat de vader minder dan een vierde deel van de periode voorafgaand aan de verzorgingstermijn met zijn zoon in een gezinsverband heeft samengeleefd. In de belangenafweging geeft de staatssecretaris de doorslag aan de mogelijkheid van de zoon om zich te identificeren met zijn moeder en dus met het gezin waarvan hij in het dagelijks leven deel uitmaakt. De geslachtsnaamswijziging brengt bovendien geen wijziging met zich mee in de familierechtelijke betrekkingen tussen eiser en zijn zoon. Hij blijft zijn kind. De staatssecretaris begrijpt dat het verzoek voor eiser emoties teweegbrengt, maar deze kunnen niet aan de objectieve maatstaven van het Besluit geslachtsnaamwijziging worden getoetst.
Gronden van het beroep
4. Eiser stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat de aanvraag had moeten worden afgewezen omdat zijn zoon jonger dan twaalf jaar oud was ten tijde van de aanvraag, eiser uitdrukkelijk niet heeft ingestemd met het verzoek en de staatssecretaris hier terughoudend mee om zou moeten gaan. Verder betwist eiser dat is voldaan aan de uitzonderingsgrond. Dit is onvoldoende gemotiveerd en de staatssecretaris heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de feitelijke situatie. Ook stelt eiser dat er geen juiste belangenafweging heeft plaatsgevonden. Een wijziging van de geslachtsnaam is niet in het belang van zijn zoon.
Oordeel van de rechtbank
5. De geslachtsnaam van een persoon kan op zijn verzoek of op verzoek van zijn wettelijk vertegenwoordiger worden gewijzigd. [1] In het Besluit geslachtsnaamwijziging is geregeld onder welke voorwaarden een dergelijk verzoek kan worden toegewezen. [2] Is een kind jonger dan twaalf jaar, dan kan het verzoek voor toewijzing in aanmerking komen, als het strekt tot wijziging van de naam in de geslachtsnaam van de ouder die het kind vijf aaneengesloten jaren heeft opgevoed en verzorgd. [3]
5.1.
In beginsel moet een verzoek om naamswijziging worden afgewezen als de andere ouder niet met de wijziging instemt. Als verzoeker evenwel aantoont, dat de weigerende ouder niet met het kind heeft samengeleefd gedurende ten minste een vierde deel van de periode voorafgaand aan het genoemde tijdvak van vijf jaar, kan afwijzing achterwege blijven. [4] In dat geval is het verantwoord om het familie- en gezinsleven van de verzoeker met het kind te laten prevaleren boven dat van de ouder die weigert in te stemmen met de verzochte naamswijziging. [5] Dat betekent niet dat de staatssecretaris zonder meer verplicht is tot toewijzing van het verzoek; de staatssecretaris moet alle relevante feiten en rechtstreeks betrokken belangen betrekken, waarbij het belang van het kind zwaar weegt. [6] De omstandigheden die ertoe hebben geleid dat het kind bij de moeder woont en met de vader weinig contact heeft, kunnen niet worden meegewogen. [7]
5.2.
Bij de beoordeling of de ouder gedurende een vierde deel van de periode voorafgaand aan de opvoedings- en verzorgingstermijn niet met het kind heeft samengeleefd, moet volgens vaste rechtspraak [8] worden uitgegaan van de gegevens in de BRP, tenzij de partij die stelt dat niet van de BRP kan worden uitgegaan hiervoor tegenbewijs levert. Hierin is eiser niet geslaagd. De enkele stelling dat hij samen met moeder en zijn zoon na diens geboorte anderhalf jaar heeft samengewoond - hetgeen door moeder overigens wordt betwist - is daartoe onvoldoende nu deze stelling niet is onderbouwd met verifieerbare stukken. Daarbij merkt de rechtbank op dat contact (op regelmatige basis) onvoldoende is: er moet onder andere sprake zijn van het mede dragen van de verantwoordelijkheid van de verzorging en opvoeding van het kind. [9] In zoverre heeft de staatssecretaris terecht vastgesteld dat aan de formele voorwaarden is voldaan.
5.3.
Ook is de rechtbank van oordeel dat de belangenafweging door de staatssecretaris zorgvuldig is verricht. Er wordt terecht een doorslaggevende betekenis toegekend aan de belangen van de zoon. Tussen de vader en zoon is niet of nauwelijks in gezinsverband aantoonbaar samengeleefd. De staatssecretaris is er dus terecht van uitgegaan dat het in het belang van de zoon is dat deze de naam draagt van de moeder met wie hij een bestendige gezinssituatie heeft. [10] De overweging dat de zoon zich door de naamswijziging kan identificeren met het gezin waarvan hij deel uitmaakt, is op goede gronden doorslaggevend geacht en in het licht van de omstandigheden van het geval begrijpelijk. Anders dan eiser stelt ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de staatssecretaris het belang van de moeder boven dat van de zoon heeft gesteld. Tot slot is terecht opgemerkt dat de naamswijziging niet afdoet aan de rechten die voor de eiser aan het vaderschap zijn verbonden. Dat het voor eiser een symbolische waarde heeft dat zijn zoon zijn achternaam draagt, doet aan het voorgaande niet af.
5.4.
Het bestreden besluit is dan ook goed gemotiveerd, zorgvuldig voorbereid en geeft blijk van een redelijke weging van belangen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, in aanwezigheid van B.A.E.I. van Hooff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 07 juli 2025.
De rechter is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 07 juli 2025.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 1:7, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.
2.Zie artikel 1:7, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek
3.Zie artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a in samenhang met het tweede lid van het Besluit geslachtsnaamwijziging
4.Zie artikel 3, vierde lid, onder d, sub 2°, van het Besluit geslachtsnaamwijziging.
5.Staatsblad 2004, 100, Nota van Toelichting bij de wijziging van het Besluit geslachtsnaamwijziging.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 augustus 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY5895.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT7420.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2722, en 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2075.
9.Vergelijk wat is overwogen onder 3.2 in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2937.
10.Zie wat is overwogen onder 5 in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2015.