ECLI:NL:RBLIM:2025:8347

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
ROE 25/1722 en ROE 25/1721
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot woningsluiting op grond van artikel 13b Opiumwet en de beoordeling van de rechtmatigheid na tijdsverloop

In deze zaak gaat het om de sluiting van de huurwoning van eisers door de burgemeester van de gemeente Bergen op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester heeft besloten de woning voor zes maanden te sluiten na het aantreffen van verdovende middelen in de woning. Eisers, die samen met hun minderjarige zoon in de woning wonen, zijn het niet eens met dit besluit en hebben bezwaar gemaakt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het primaire besluit geschorst. Na een periode van negen maanden zonder verdere incidenten, oordeelt de voorzieningenrechter dat de sluiting van de woning niet langer een passend middel is om de beoogde doelen te bereiken. De nadelige gevolgen van de overtreding zijn inmiddels hersteld en er zijn geen meldingen van overlast meer geweest. De voorzieningenrechter verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit. De burgemeester wordt veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 25/1722 en ROE 25/1721
uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 augustus 2025 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

1.[naam] , uit Siebengewald, eiser

2)
[naam], uit Siebengewald, eiseres
gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. C.C. Haanappel),
en

de Burgemeester van de gemeente Bergen (L.), de burgemeester

(gemachtigde: mr. S.N.J. Kerkhoff).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het besluit van de burgemeester om eisers huurwoning voor zes maanden te sluiten. Eisers zijn het daar niet mee eens en voeren daartegen een aantal gronden aan. Aan de hand van deze gronden beoordeelt de voorzieningenrechter de rechtmatigheid van de sluiting.
1.1.
De voorzieningenrechter verklaart het beroep gegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tussen het aantreffen van de drugs en de voorziene sluiting van de woning ligt een periode van negen maanden. Dat er sprake is geweest van een ernstige overtreding van de Opiumwet, vormt op zichzelf geen toereikende grond voor een sluiting die pas negen maanden na de constatering daarvan wordt geëffectueerd. De mogelijkheid om een woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet is bedoeld als een herstelsanctie: de maatregel moet gericht zijn op beëindiging en voorkoming van een geconstateerde overtreding. In deze zaak zijn de nadelige gevolgen van de overtreding ter plaatse inmiddels door tijdsverloop hersteld. Bovendien is er in de tussenliggende periode niets meer gebeurd. Hierdoor is sluiting van de woning niet langer een passend middel om de gewenste doelen te bereiken. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 7 maart 2025 (het primaire besluit) heeft de burgemeester de woning van eisers gesloten voor de duur van zes maanden vanwege een overtreding van artikel 13b van de Opiumwet.
2.1.
Eisers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening [1] ingediend. Bij uitspraak van 25 april 2025 [2] heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en het primaire besluit geschorst tot twee weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar.
2.2.
Met het besluit van 8 juli 2025 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2.3.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter opnieuw verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de burgemeester.
2.5.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eisers daartegen. [3]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Relevante feiten en omstandigheden
3. Eisers wonen samen met hun minderjarige zoon in de (huur)woning.
3.1.
In 2024 zijn een achttal meldingen van buurtbewoners of andere betrokkenen binnengekomen bij de politie, waaronder vier MMA [4] -meldingen, inhoudende dat eiser zou handelen in verdovende middelen vanuit de woning. Naar aanleiding van deze meldingen heeft op 18 december 2024 een onderzoek plaatsgevonden in de woning door de politie onder leiding van een rechter-commissaris. Tijdens het onderzoek is in de woning het volgende aangetroffen: 45,8 gram hennep (softdrugs), een bus pepperspray, een ploertendoder, twee mobiele telefoons en € 1.245,- aan contant geld. Daarnaast is nog 4,8 gram cocaïne (harddrugs) en diverse lege ongevouwen ponypacks (voorzien van een sinterklaas logo) aangetroffen in eisers scooter, die voor de woning geparkeerd stond. De waarnemingen en conclusies die tijdens het politieonderzoek zijn gedaan, zijn opgenomen in een opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 7 januari 2025.
3.2.
De burgemeester heeft naar aanleiding van dit proces-verbaal van bevindingen besloten om de woning te sluiten voor de duur van zes maanden. De burgemeester stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat hij bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting ook noodzakelijk en evenredig is. Eisers kunnen zich hiermee niet verenigen. Zij vinden dat hun woning ten onrechte is gesloten.
Het toetsingskader
4. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd om een last onder bestuursdwang tot sluiting van een woning en het bijbehorende erf op te leggen, indien in een woning softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn.
4.1.
De burgemeester heeft op 27 oktober 2023 de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet (Damocles) van de burgemeesters van Mook en Middelaar, Gennep, Bergen en Venray (hierna: het beleid) vastgesteld. Op grond van dit beleid kan een woning onder bepaalde voorwaarden zonder voorafgaande waarschuwing worden gesloten onder meer als er sprake is van een ernstig geval. In het beleid is te lezen dat bij het aantreffen van een combinatie van meer dan 2 gram harddrugs én meer dan 10 gram softdrugs in een woning en/of daarbij behorende erven dit een ernstig geval oplevert. [5] Van een ernstig geval is ook sprake als er attributen worden aangetroffen die te relateren zijn aan drugshandel, zoals verpakkingsmaterialen, een weegschaal, wapens en/of versnijdingsmiddelen of grote sommen contant geld. [6] Indien zich een ernstig geval voordoet schrijft het beleid voor dat de woning bij het constateren van een eerste overtreding wordt gesloten voor een periode van zes maanden. [7]
4.2.
Als de burgemeester gebruik wil maken van zijn bevoegdheid om een woning op grond van artikel 13b, van de Opiumwet te sluiten, geldt daarvoor het beoordelings- en toetsingskader van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). Dat kader is beschreven in de uitspraken van 28 augustus 2019 [8] , 6 juli 2022 [9] en 16 juli 2025 [10] . Hierbij moet beoordeeld worden of de sluiting van de woning in het concrete geval geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is.
Bevoegdheid
5. Eisers hebben aangevoerd dat de aangetroffen verdovende middelen voor eigen gebruik bestemd waren en dat gelet hierop geen bevoegdheid tot sluiting bestaat. Eiser heeft een hardnekkige hennepverslaving en rookt meerdere grammen per dag. Ook de aangetroffen harddrugs waren volgens eisers voor eigen gebruik en deze waren bovendien niet in de woning aanwezig, maar in de scooter op straat.
5.1.
De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij softdrugs is er sprake van een handelshoeveelheid, als er meer dan 5 gram wordt aangetroffen, voor harddrugs ligt de grens voor een handelshoeveelheid bij 0,5 gram. Niet in geschil is dat 45,8 gram hennep is aangetroffen en 4,8 gram cocaïne. De hoeveelheid aangetroffen hennep en cocaïne is een overschrijding van de grens van 5 gram respectievelijk 0,5 gram. Een dergelijke overschrijding betekent dat er al sprake is van een handelshoeveelheid en dat is al voldoende om er vanuit te gaan dat de drugs bestemd waren voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het is dan aan eisers om aannemelijk te maken dat dit niet het geval is.
5.2.
Uit de door eisers overgelegde stukken van de huisarts blijkt dat eiser een wietverslaving heeft en dat hij sommige perioden grote hoeveelheden wiet rookt. Gelet op eisers problemen met wiet, is het goed mogelijk dat de aangetroffen hennep voor eigen gebruik bedoeld was. Eisers hebben aangevoerd dat de harddrugs (deels) voor eigen gebruik van eiser waren, maar hebben dit niet, althans onvoldoende, onderbouwd. Er zijn verder geen objectieve (medische) gegevens, die bevestigen dat eiser verslaafd is aan harddrugs of dit middel gebruikt. Daarnaast zijn er in de woning en in de scooter op het daarbij behorende erf attributen [11] gevonden, die duiden op drugshandel, en zijn er meerdere meldingen binnengekomen bij de politie, waaruit blijkt dat er gedeald werd vanuit de woning. Gelet hierop vindt de voorzieningenrechter het daarom aannemelijk dat eiser zich heeft beziggehouden met de handel in harddrugs. Het is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet met zekerheid te zeggen of dit ook opgaat voor de aangetroffen hennep. Het voorgaande betekent dat de burgemeester, anders dan eisers stellen, bevoegd is de woning te sluiten.
Geschiktheid
6. Eisers hebben aangevoerd dat het tijdsverloop tussen het constateren van de overtreding en het tijdstip van sluiting ertoe kan leiden dat een sluiting van de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet redelijkerwijs niet meer zal bijdragen aan het bereiken van de doelen die met een dergelijke sluiting worden gediend. Eisers verwijzen in dit verband naar de hiervoor al vermelde recente uitspraak van de Afdeling van 16 juli 2025. [12] Eisers stellen dat in hun geval sprake is van een dergelijk tijdsverloop en dat het sluiten van de woning geen geschikt middel meer is om enig doel te bereiken. Eisers menen dat de onrechtmatige situatie al is hersteld en dat niet is gebleken van overtredingen en/of overlast na 18 december 2024, de dag van het onderzoek in de woning. Eisers stellen zich dan ook op het standpunt dat een woningsluiting, negen maanden na constatering van de overtreding, ongeschikt is.
6.1.
De burgemeester stelt in het bestreden besluit – onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 8 december 2021(Yin Yang) [13] – dat vanaf de datum dat de sluiting oorspronkelijk zou zijn ingegaan tot nu, nog geen jaar is verstreken en dat hij dan ook niet opnieuw de noodzaak van de woningsluiting hoeft te beoordelen. De noodzaak tot sluiting mag nog steeds verwacht worden aanwezig te zijn, aldus eisers.
6.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de last onder bestuursdwang om een woning, waarin drugs worden gevonden, tijdelijk te sluiten een herstelsanctie is om een geconstateerde overtreding van de Opiumwet en de negatieve gevolgen daarvan te beëindigen en om verdere overtreding te voorkomen.
6.3.
Uit de al eerder vermelde uitspraak van de Afdeling van 16 juli 2025 blijkt dat tijdsverloop tussen enerzijds het constateren van de overtreding en anderzijds het tijdstip waarop de burgemeester ingevolge de besluitvorming tot sluiting overgaat, ertoe kan leiden dat het sluiten van de woning niet meer zal bijdragen aan het bereiken van de doelen, die met de sluiting worden gediend. Door tijdsverloop kan namelijk de situatie ontstaan dat de onrechtmatige situatie al is hersteld en de negatieve gevolgen al ongedaan zijn gemaakt. De burgemeester zal altijd in zijn besluitvorming moeten beoordelen of sluiting op het beoogde tijdstip, gelet op het tijdsverloop in samenhang bezien met de overige omstandigheden van het geval, een geschikt middel is en zo ja, of sluiting noodzakelijk is. Als de situatie is hersteld en de burgemeester daardoor zijn beoogde doelen niet meer kan bereiken, is sluiting niet langer geschikt. [14]
6.4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat op 18 december 2024 de verdovende middelen zijn aangetroffen in de woning. De woning is feitelijk nog niet gesloten geweest. Dit is voor een deel toe te schrijven aan de uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 april 2025 [15] , waarbij het primaire besluit werd geschorst en de burgemeester de woning niet mocht sluiten tot twee weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar. In het besluit op bezwaar (het bestreden besluit) in samenhang bezien met de correctiebrief van 9 juli 2025 heeft de burgemeester de sluiting van de woning bepaald op 16 september 2025. Dat is negen maanden na de overtreding van de Opiumwet c.q. het aantreffen van de verdovende middelen door de politie in de woning. De burgemeester heeft zich in het bestreden besluit – in navolging van het advies van de commissie bezwaarschriften van de gemeente Bergen – op het standpunt gesteld dat er in het geval van eisers sprake is van een ernstig geval. De woning van eisers speelt volgens de burgemeester een rol bij de handel van drugs, wat risico’s meebrengt voor de directe omgeving. De burgemeester heeft met de sluiting beoogd de bekendheid van de woning als drugspand weg te nemen en de loop naar het pand eruit te halen.
6.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door de burgemeester genoemde redenen na negen maanden niet voldoende zijn om tot sluiting van de woning over te gaan. De ernst van de overtreding alleen is daarvoor onvoldoende. Verder zijn er geen meldingen van overlast meer geweest na 18 december 2018, die zouden kunnen wijzen op handel vanuit de woning. Nu de sluiting van de woning pas negen maanden na het constateren van de overtreding plaats vindt en in de tussentijd niets meer is gebeurd, kan worden aangenomen dat de situatie ter plaatse inmiddels is hersteld en de negatieve gevolgen van de overtreding zijn weggenomen. De bekendheid van de woning als drugspand en de mogelijke rol van de woning in het criminele circuit zijn, zo heeft het tijdsverloop uitgewezen, niet langer aan de orde. Hierdoor is sluiting van de woning naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet langer een passend middel om de beoogde doelen te bereiken. Een minder ingrijpend middel dan woningsluiting, zoals het opleggen van een last onder dwangsom of het geven van een waarschuwing, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geschikter. Het betoog van eisers slaagt.
6.6.
Uit het voorgaande volgt al dat het beroep gegrond is. Het is niet nodig om de overige beroepsgronden te bespreken. De voorzieningenrechter zal dit wel nog doen – zij het vrij kort – ten aanzien van de belangen van het minderjarig kind van eisers.
6.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester in het kader van de evenwichtigheid van de woningsluiting de nadelige gevolgen daarvan voor het minderjarig kind in het bestreden besluit onvoldoende heeft meegewogen in de belangenafweging. Op zitting is gebleken – en door de burgemeester wordt erkend – dat het heel lastig is om vervangende woonruimte te vinden in Siebengewald en omgeving. Daar komt nog bij dat het budget van eisers beperkt is. Ook is de voorzieningenrechter van oordeel dat het minderjarig kind van eisers, gelet op zijn leerproblematiek, op de school in Siebengewald moet blijven, omdat hij daar intensief wordt begeleid en hij daar baat bij heeft. De door de burgemeester voorgestelde alternatieven (voorbeelden) voor tijdelijk onderkomen (gevoegd als bijlage bij het bestreden besluit), kwalificeren naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet als geschikte woonruimte. Het betreft bijvoorbeeld kamerverhuur en anti-kraak woningen die in sommige gevallen bovendien te ver weg zijn van de school in Siebengewald. Het wisselen van basisschool als gevolg van een verhuizing buiten de regio zou negatieve effecten hebben op het kind. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van de burgemeester bij sluiting van de woning (inmiddels) minder zwaar weegt dan het belang van het kind om naar zijn eigen vertrouwde school te kunnen blijven gaan.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd en het primaire besluit wordt herroepen, zodat de grondslag voor een woningsluiting vervalt. Nu is beslist op het beroep van eisers, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter zal daarom het verzoek om voorlopige voorziening van eisers afwijzen.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de burgemeester het griffierecht in beide zaken aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.721,- omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend, een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen (andere) kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 388,- (2 x € 194,-) aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 2.721,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.W.M. Heyman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 26 augustus 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Verzoek bekend onder zaaknummer ROE 25/660.
3.Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
4.Meld Misdaad Anoniem.
5.Zie hoofdstuk 7, artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van het beleid.
6.Zie hoofdstuk 7, artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, van het beleid.
7.Zie hoofdstuk 7, artikel 2, eerste lid, van het beleid.
11.Zoals een bus pepperspray, een ploertendoder, twee mobiele telefoons, € 1.245,- aan contant geld en lege ongevouwen ponypacks.
12.Zie noot 10.
14.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van eveneens 16 juli 2025 met ECLI-nummer: ECLI:NL:RVS:2025:2923.
15.Zie noot 2.