ECLI:NL:RBLIM:2025:8534

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
C/03/307432 HA ZA 22-319
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht Waterschap bij wateroverlast en de effectiviteit van waterkerende maatregelen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, staat de zorgplicht van het Waterschap Limburg centraal. De eisende partij, het Waterschap, heeft in conventie gevorderd dat het voor recht wordt verklaard dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht door kosteloos waterkerende schotten aan te bieden ter bescherming van het koetshuis van de gedaagde partij, die eigenaar is van een kasteel nabij de Roer. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Waterschap op basis van de Omgevingsverordening Limburg verplicht is om te zorgen voor bescherming tegen wateroverlast door overstromingen, waarbij de inundatienorm van 1:100 geldt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aangeboden waterkerende schotten van minimaal 70 cm hoog, inclusief profielen en vochtwerende middelen, voldoende bescherming bieden tegen wateroverlast. De rechtbank heeft de vordering van de gedaagde partij in reconventie, die het Waterschap heeft aangesproken om een dijk rondom het kasteel aan te leggen, afgewezen. De rechtbank concludeert dat het Waterschap met de aangeboden maatregelen aan zijn zorgplicht heeft voldaan, en dat de gedaagde partij niet kan aanspraak maken op aanvullende maatregelen zoals de aanleg van een dijk. De gedaagde partij is veroordeeld in de proceskosten van het Waterschap.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/307432 / HA ZA 22-319
Vonnis van 3 september 2025
in de zaak van
WATERSCHAP LIMBURG,
te Roermond,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: het Waterschap,
advocaat: mr. H.X. Botter,
tegen
[gedaagde],
te [plaatsnaam] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. C.A. Offermans.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte overlegging nadere producties tevens houdende een eiswijziging in reconventie
- de akte overlegging nadere producties door het Waterschap
- de mondelinge behandeling van 7 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij door zowel het Waterschap als [gedaagde] spreekaantekeningen zijn overgelegd
- de akte overlegging nadere producties en wijziging van eis in conventie
- de antwoordakte van [gedaagde] met nadere producties
- de akte van het Waterschap.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is eigenaar van [kasteelnaam] , dat bestaat uit een kasteel met koetshuis, gelegen aan [adres] te [plaatsnaam] . Het kasteel en koetshuis liggen in de buurt van rivier de Roer en binnen het beheergebied van het Waterschap.
2.2.
Het Waterschap is op basis van een wettelijke zorgplicht gehouden om zich in te spannen dat woningen binnen zijn beheergebied worden beschermd tegen wateroverlast door overstroming. In de Omgevingsverordening Limburg (hierna: de Omgevingsverordening) wordt door middel van zogenaamde inundatienormen geregeld tegen welk overstromingsgevaar beschermd moet worden. Voor de locatie van het kasteel en het koetshuis geldt op grond van de Omgevingsverordening een maximaal toelaatbare kans op overstroming vanuit het oppervlaktewater (de Roer) van gemiddeld een keer in de honderd jaar (1:100).
2.3.
[gedaagde] heeft meerdere keren te maken gehad met wateroverlast door overstroming van de Roer. Met name in 2011 en 2021 hebben het kasteel en koetshuis in het water gestaan van de overstroomde Roer.
2.4.
In januari en februari 2014 hebben partijen overleg gehad over het treffen van (nood)maatregelen tegen wateroverlast in het kasteel en koetshuis als gevolg van overstroming van de Roer (productie 6 zijdens [gedaagde] ).
2.5.
In februari 2014 heeft het Waterschap projectplan “Maatregelen wateroverlast Roer” opgesteld (productie 7 zijdens [gedaagde] ). Als een van de voorgenomen structurele maatregelen wordt de aanleg van een dijk rondom het kasteel (op percelen van [gedaagde] , [naam X] en [naam Y] ) genoemd.
2.6.
Het Waterschap is niet overgegaan tot het aanleggen van deze dijk rondom het kasteel. Wel is een aantal keren een tijdelijke nooddijk aangelegd om het kasteel en koetshuis tegen overstroming te beschermen (2014, 2019 en 2020).
2.7.
Bij brief van 26 mei 2021 (productie 1 bij dagvaarding) heeft het Waterschap aan [gedaagde] laten weten dat het aanleggen van een nooddijk als tijdelijke oplossing niet meer past binnen zijn beleid. Het Waterschap heeft, om het koetshuis tegen overstroming te beschermen, gekozen voor waterkerende schotten. Deze schotten worden gratis beschikbaar gesteld en ook wordt gezorgd voor het monteren van profielen om de schotten in te plaatsen. De verantwoordelijkheid voor het tijdig plaatsen van de schotten, het beheer en onderhoud ervan komt bij [gedaagde] te rusten. Het Waterschap wil afspraken hierover vastleggen in een overeenkomst.
2.8.
[gedaagde] heeft onder andere in zijn e-mail van 15 juni 2021 (productie 2 van het Waterschap) en bij brief van zijn rechtsbijstandverlener van 9 maart 2022 (productie 4 van het Waterschap) aan het Waterschap te kennen gegeven dat hij niet instemt met de door het Waterschap gekozen oplossing. [gedaagde] vraagt het Waterschap om de aanleg van een dijk rond het kasteel in overweging te nemen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Na wijziging van eis vordert het Waterschap bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
  • Te verklaren voor recht dat het Waterschap door kosteloos waterkerende schotten met een hoogte van minimaal 70 centimeter permanente afdekroosters en vochtwerende producten ter beschikking te stellen alsmede door aan te bieden om kosteloos profielen en permanente afdekroosters te bevestigen heeft voldaan aan de op hem rustende zorgplicht, zoals onder meer uiteengezet in HR 9 oktober 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4240 (Bargerbeek) en in dit geval ingekleurd door de inundatienorm uit de Omgevingsverordening door voldoende inspanning te verrichten die van het Waterschap had mogen worden verwacht om het koetshuis aan [adres] te [plaatsnaam] , kadastraal bekend [kadastrale gegevens] , in overeenstemming te brengen met de geldende overstromingsnorm van 1:100 jaar,
  • Te verklaren voor recht dat het Waterschap sowieso niet aansprakelijk is voor de schade aan het koetshuis aan [adres] te [plaatsnaam] , kadastraal bekend [kadastrale gegevens] , voor zover die ontstaat door wateroverlast door overstromingen die zouden zijn voorkomen door het plaatsen van waterkerende schotten met een hoogte van minimaal 70 centimeter permanente afdekroosters en vochtwerende producten.
Subsidiair
  • [gedaagde] te gebieden om uiterlijk twee maanden na het vonnis medewerking te verlenen aan de bevestiging van de benodigde profielen en permanente afdekroosters aan het koetshuis aan [adres] te [plaatsnaam] , kadastraal bekend [kadastrale gegevens] , waar in ieder geval onder is begrepen het verlenen van de ongehinderde toegang tot het perceel en het koetshuis ten behoeve van deze werkzaamheden en de deurschotten met een hoogte van minimaal 70 centimeter, permanente afdekroosters en vochtwerende producten in ontvangst te nemen
  • [gedaagde] te veroordelen om aan het Waterschap te voldoen een direct opeisbare dwangsom van € 7.500,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] nalaat om te voldoen aan het hiervoor gevorderde,
  • [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding, onder bepaling dat [gedaagde] de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over deze kosten verschuldigd zal zijn wanneer hij deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zal hebben voldaan,
  • [gedaagde] te veroordelen in de nakosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, na betekening te vermeerderen met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, onder de bepaling dat [gedaagde] de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over deze kosten verschuldigd zal zijn wanneer hij deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zal hebben voldaan.
3.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.3.
[gedaagde] vordert na wijziging van eis bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad het Waterschap te veroordelen om binnen een maand na dit vonnis, althans binnen een door de rechtbank redelijk geachte termijn, over te gaan tot het aanleggen van een dijk rondom [kasteelnaam] , althans het Waterschap te veroordelen tot het treffen van een zodanige permanente maatregel ter bescherming van [kasteelnaam] tegen overstromingen vanuit de Roer, welke maatregel de rechtbank geraden acht. Verder met veroordeling van het Waterschap in de proceskosten en nakosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
inleiding
4.1.
In dit geschil is aan de orde de vraag of het Waterschap voldoet aan zijn zorgplicht om het kasteel en het koetshuis tegen overstroming vanuit de Roer te beschermen, door waterkerende schotten van minimaal 70 cm hoog (inclusief profielen en vochtwerende middelen) voor het koetshuis ter beschikking te stellen (vordering in conventie) of dat hij gehouden is om een dijk rondom het kasteel en het koetshuis aan te leggen (reconventie).
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de primaire vordering in conventie kan worden toegewezen en de vordering in reconventie niet kan worden toegewezen. Dit oordeel is gebaseerd op de volgende overwegingen.
in conventie
De taak van het Waterschap
4.3.
Op grond van de Waterwet moet het Waterschap zich inspannen om te voorkomen dat huizen in zijn beheergebied te maken krijgen met wateroverlast (de zorgplicht).
De rechtbank stelt vast, en tussen partijen is niet in geschil, dat het kasteel en koetshuis zijn gelegen in een gebied waarvoor op grond van de Omgevingsverordening de zorgplicht geldt voor bescherming tegen wateroverlast als gevolg van overstromingen (vanuit de Roer) die tot gemiddeld 1 keer in de honderd jaar (1:100) voorkomen (de inundatienorm).
4.4.
Uit vaste rechtspraak [1] volgt dat de zorgplicht een inspanningsverplichting is en dat het Waterschap een zekere beleidsvrijheid toekomt bij de wijze waarop zij invulling geeft aan die zorgplicht. Dit mede gelet op de schaarse middelen die haar ter beschikking staan.
Maatregelen voor alleen het koetshuis
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat zowel het koetshuis als het kasteel in het water kunnen komen te staan bij overstromingen die vallen binnen de inundatienorm.
Partijen verschillen echter van mening of dat ook betekent dat het Waterschap maatregelen dient te nemen voor zowel het koetshuis als het kasteel.
4.6.
De rechtbank volgt het Waterschap in zijn standpunt dat op grond van de geldende inundatienorm alleen maatregelen nodig zijn om het koetshuis te beschermen tegen wateroverlast. Dit oordeel is gebaseerd op de volgende overwegingen.
4.7.
In de Omgevingsverordening (afdeling 3.1) staat als toelichting bij de normeringstabel voor wateroverlast opgenomen:

Daarbij is van belang dat:
  • de norm voor deze bebouwing alleen geldt voor water dat zich op straatniveau of hoger bevindt en over de begane grondvloer naar binnen stroomt. De norm geldt dus niet voor lager gelegen bebouwing, souterrains, kelders etc. Ook als het water vanaf een andere zijde dan de straatzijde het pand binnenstroomt wordt het straatniveau aangehouden. De norm geldt niet als deze bebouwing lager ligt dan het straatniveau aan de straatzijde;
  • we aannemen dat water pas over de begane grond naar binnen stroomt als het over de drempel(s) kan stromen. Drempel definiëren we als onderdorpel van een deurkozijn.
4.8.
Dit betekent dat het Waterschap maatregelen dient te nemen wanneer bij een overstroming die valt binnen de inundatienorm, water over de drempel van de begane grond naar binnen stroomt. Het overstromen van de kelder of souterrain valt daar niet onder.
4.9.
Het Waterschap heeft voldoende gemotiveerd gesteld dat de begane grond van het kasteel zodanig hoog is gelegen dat die niet overstroomt bij een overstroming die valt binnen de inundatienorm. De omstandigheid dat [gedaagde] als gevolg van de overstromingen in 2011 en 2021 schade heeft geleden aan het kasteel maakt dat niet anders. Uit het door [gedaagde] overgelegde schaderapport van Eff Eff Bouwpathologie [2] volgt namelijk dat in 2011 alleen het souterrain is ondergelopen. Uit het rapport van Polygon [3] volgt dat in 2021 de kelder van het kasteel onder water is komen te staan. Hiervoor hoeft het Waterschap echter (zoals uit de Omgevingsverordening volgt) geen bescherming te bieden. Niet is gebleken dat bij deze overstroming in 2021 water is binnengedrongen op de begane grond van het kasteel en dat het een overstroming betrof die gemiddeld niet meer dan één keer in de honderd jaar voorkomt.
de aangeboden middelen voor het koetshuis zijn passend4.10. De rechtbank is van oordeel dat het Waterschap (bij wijziging van eis) voldoende heeft onderbouwd dat zij met de aangeboden waterkerende aluminium deurschotten van minimaal 70 cm hoog (inclusief profielen aan de kozijnen en gevels) en aanvullende vochtwerende middelen [4] , een voldoende bescherming biedt tegen het onderlopen van het koetshuis bij overstromingen vanuit de Roer die vallen binnen de inundatienorm van 1:100. Dit oordeel is gebaseerd op de volgende overwegingen.
4.11.
Het Waterschap heeft de geschiktheid van waterkerende schotten om water buiten de deur te houden voldoende onderbouwd door overlegging van informatiefolders [5] over het gebruik van waterkerende schotten. In die folders adviseren de overheid (Provincie Limburg, de Limburgse gemeenten en het Rijk) en waterschappen het gebruik van waterkerende schotten om te voorkomen dat bij een overstroming water via bijvoorbeeld een deur het huis binnenstroomt. [gedaagde] heeft weliswaar twijfels geuit over de effectiviteit van waterkerende schotten, maar nagelaten die twijfels deugdelijk te onderbouwen. [gedaagde] heeft slechts enkele passages geciteerd uit een memo van Deltares [6] over de resultaten van een vragenlijst die is ontwikkeld door onderzoekers van het Instituut voor Milieuvraagstukken. Hieruit blijkt niet dat waterschotten ongeschikt zijn om het water te keren. De conclusies in het memo zijn te algemeen. Zo worden de sterkte en effectiviteit van zandzakken en waterkerende schotten gezamenlijk besproken zodat niet duidelijk is op welk middel de bevindingen betrekking hebben. Evenmin wordt duidelijk of de ondervonden wateroverlast het gevolg is van het onvoldoende sterk zijn of van een te lage waterkering.
De door Acquastop verstrekte informatie [7] dat waterkerende schotten bij het koetshuis geen oplossing bieden, rechtvaardigt evenmin de conclusie dat waterkerende schotten niet werken. Volgens Acquastop komt het water namelijk niet binnen waar waterkerende schotten zijn geplaatst, maar op andere plaatsen zoals via de fundering, onder raam- en deurdorpels en door de gevel. Dat heeft echter met de bouwkundige staat van het gebouw te maken en niet met de werking van het waterkerende schot.
4.12.
Het Waterschap heeft met een memo van hydroloog Deckers [8] nader onderbouwd dat bij een overstroming die valt binnen de inundatienorm van 1:100 het water een stand bereikt tot 45 cm boven het maaiveld bij het koetshuis. Een waterkerend schot van 50 cm is dan voldoende om wateroverlast door instroming via de deur te voorkomen.
De rechtbank volgt [gedaagde] niet in zijn verweer dat het memo niet bruikbaar is omdat het afkomstig is van een hydroloog in dienst van het Waterschap. De hydroloog maakt namelijk helder aan de hand van welke verifieerbare gegevens en op welke wijze hij tot zijn conclusie komt. [gedaagde] heeft zijn verweer dat de gebruikte gegevens onjuist of ongeschikt zijn onvoldoende onderbouwd. Met name heeft [gedaagde] niet onderbouwd dat het door de hydroloog gebruikte rekenmodel uit 2013 is verouderd (ofwel dat er een recenter afwijkend model is) en dat het gebruikte hoogtebestand ondeugdelijk (verouderd) is. [gedaagde] verwijst alleen maar naar een e-mail [9] van de heer Klein van Witteveen+Bos Raadgevende ingenieurs, waarin de heer Klein schrijft dat de maaiveldhoogte volgens hem lager is dan Deckers stelt (NAP +28,3 m in plaats van NAP +28,45) waardoor schotten hoger moeten zijn dan 50 cm, eerder 80 cm.
Deze stelling wordt door Klein in tegenstelling tot Deckers, niet onderbouwd. Los daarvan zijn de na wijziging van eis door het Waterschap aangeboden waterkerende schotten van 70 cm ook hoog genoeg indien van de door Klein genoemde hoogte wordt uitgegaan. Tussen de hoogtes bestaat een verschil van 15 cm. Indien dit verschil wordt opgeteld bij de door Deckers genoemde waterstand van 45 cm, dan wordt een waterstand bereikt van 60 cm. De waterkerende schotten zijn dan nog 10 cm hoger.
4.13.
Het Waterschap heeft als aanvullende maatregel impregneermiddel aangeboden om de muren van het koetshuis te behandelen. Niet in geschil is, en uit informatie van Remmers [10] volgt, dat muren waterwerend gemaakt kunnen worden met een impregneermiddel, zodat water niet meteen de muur in kan trekken. De gevel wordt niet 100% waterdicht maar zeker wel waterafstotend. Ook hier wordt echter gewaarschuwd dat bouwtechnische tekortkomingen (scheuren, slechte voegen, slechte aansluitingen en optrekkend vocht) moeten worden opgelost.
4.14.
[gedaagde] heeft onvoldoende gemotiveerd bestreden dat het impregneren van de muren onvoldoende is om te beschermen tegen wateroverlast bij een inundatienorm van 1:100. Door hem is informatie gevraagd voor een situatie vergelijkbaar met de overstroming van 2021, waarbij de door hem genoemde waterstand (70 cm tegen de gevel) hoger was dan bij de inundatienorm van 1:100 (45 cm) en waarbij de gevel langer in het water heeft gestaan. De verkregen informatie ziet dus op een andere situatie zodat deze geen toepassing heeft voor het door het Waterschap te bieden beschermingsniveau.
in reconventie
4.15.
Nu de vordering in conventie zal worden toegewezen betekent dit dat de vordering in reconventie dient te worden afgewezen. Het Waterschap heeft immers zoals hiervoor overwogen met de aangeboden maatregelen voldaan aan haar zorgplicht, zodat de vordering in reconventie reeds hierom dient te worden afgewezen
4.16.
Voor zover [gedaagde] bedoelt te stellen dat het Waterschap, ondanks dat zij voldaan heeft aan haar zorgplicht, op grond van het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel toch dient over te gaan tot het aanleggen van een dijk rondom het kasteel en het koetshuis overweegt de rechtbank als volgt. Het Waterschap heeft de aanleg van een dijk rondom het kasteel en het koetshuis opgenomen in een ontwerpbesluit van 2014 als een van de maatregelen tegen wateroverlast van de Roer. Vanwege de vele ingediende zienswijzen tegen de voorgenomen wijze van realisering van de dijk rondom het kasteel, waaronder ook een zienswijze van [gedaagde] zelf waarbij hij tevens aanspraak maakt op een vergoeding voor het aanleggen van een dijk op zijn perceel, heeft het Waterschap vervolgens een nieuw ontwerpbesluit genomen met daarin alleen de korte variant die niet over het perceel van [gedaagde] gaat. [gedaagde] heeft geen zienswijze ingediend tegen het nieuwe ontwerpbesluit en evenmin beroep ingesteld tegen het besluit waarbij de aanleg van alleen de korte variant mogelijk werd gemaakt. Nu door [gedaagde] geen gebruik is gemaakt van de met voldoende waarborgen omklede administratiefrechtelijke rechtsgang die tegen het besluit openstond, dient de burgerlijke rechter ervan uit te gaan dat dat besluit zowel wat zijn wijze van tot stand komen als wat zijn inhoud betreft in overeenstemming is met de desbetreffende wettelijke voorschriften en algemene rechtsbeginselen. In beginsel moet derhalve uitgegaan worden van de onaantastbaarheid — de formele rechtskracht — van het besluit (HR 16 mei 1986, NJ 1986, 723 (Heesch/Van de Akker). Een uitzondering hierop kan zich voordoen – kort samengevat – als de overheid de onrechtmatigheid van het besluit heeft erkend (hetgeen hier niet aan de orde is), of als het de burger niet verweten kan worden geen beroep te hebben ingesteld. Nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] hiervan geen verwijt kan worden gemaakt is de rechtbank van oordeel dat het besluit onaantastbaar is en ziet zij geen ruimte om de rechtmatigheid daarvan te toetsen.
in conventie en in reconventie
slotsom
4.17.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de in conventie door het Waterschap primair gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is en de door [gedaagde] in reconventie gevorderde aanleg van een dijk dient te worden afgewezen.
4.18.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij zowel in conventie als in reconventie worden veroordeeld in de proceskosten en nakosten aan de zijde van het Waterschap.
4.19.
De proceskosten van het Waterschap in conventie worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
127,43
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.842,00
(3 punten × € 614,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.784,43
4.20.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.21.
De proceskosten (inclusief nakosten) van het Waterschap in reconventie worden begroot op:
- salaris advocaat
614,00
(2 punten × factor 0,5 × € 614,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
753,00
4.22.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat het Waterschap door kosteloos waterkerende schotten met een hoogte van minimaal 70 centimeter, permanente afdekroosters en vochtwerende producten ter beschikking te stellen alsmede door aan te bieden om kosteloos profielen en permanente afdekroosters te bevestigen heeft voldaan aan de op hem rustende zorgplicht, zoals onder meer uiteengezet in HR 9 oktober 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4240 (Bargerbeek) en in dit geval ingekleurd door de inundatienorm uit de Omgevingsverordening door voldoende inspanning te verrichten die van het Waterschap had mogen worden verwacht om het koetshuis aan [adres] te [plaatsnaam] , kadastraal bekend [kadastrale gegevens] , in overeenstemming te brengen met de geldende overstromingsnorm van 1:100 jaar,
5.2.
verklaart voor recht dat het Waterschap niet aansprakelijk is voor de schade aan het koetshuis aan [adres] te [plaatsnaam] , kadastraal bekend [kadastrale gegevens] , voor zover die ontstaat door wateroverlast door overstromingen die zouden zijn voorkomen door het plaatsen van waterkerende schotten met een hoogte van minimaal 70 centimeter permanente afdekroosters en vochtwerende producten.
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.784,43, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 753,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.J.C.A. Roeffen en in het openbaar uitgesproken op
3 september 2025.
CB

Voetnoten

1.Zie onder andere ECLI:NL:GHSHE:2020:2756
2.productie 46 zijdens [gedaagde]
3.productie 53 zijdens [gedaagde]
4.Als vochtwerende middelen worden impregneermiddelen voor de muren en afdekroosters aangeboden.
5.Producties 12 tot en met 14 zijdens het Waterschap
6.Productie 50 zijdens [gedaagde]
7.Productie 37 zijdens [gedaagde]
8.Productie 11 zijdens het Waterschap
9.Productie 55 zijdens [gedaagde]
10.Productie 40 zijdens [gedaagde]