3.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 en feit 2 bewijsmiddelenoverzicht
Aangever [slachtoffer 1](hierna: [slachtoffer 1] ) heeft aangifte gedaan en heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik doe aangifte tegen voor mij onbekende personen. […] Het geweld bestond uit het snijden met een kapmes door de verdachte in de richting van mij. Ik heb […] ook letsel opgelopen in de vorm van een snee in mijn linkerhand. Verder heb ik pijn aan mijn linkerelleboog. […] Mijn verwonding is gehecht met 7 hechtingen. […]
Ik ben op 5 januari 2025 met mijn vrouw naar de geldmaat gegaan op het Pastoor Huijbenplein te Panningen, binnen de gemeente Peel en Maas. Ik hoorde geschreeuw. Ik draaide mij om en zag dat er een jongen met een machete op mij af kwam gelopen. […] Ik denk dat hij de machete in zijn rechterhand had […]. Ik wist niet hoe, maar ik moest mij beschermen anders zou ik met de machete een klap op mijn gezicht krijgen. Mijn vrouw heeft gezien dat de donkere jongen met de machete naar mij toerende. Ik heb me beschermd met mijn hand. Het lukte me om het kapmes even opzij te krijgen en deze is op de grond gevallen. […]
Ik en mijn vrouw konden vervolgens in onze auto stappen, toen ik zag dat de blanke jongen, nog aan de zijde van mijn vrouw, de auto probeerde te openen. Ik zag dat hij continue het kapmes vast had. […] Ik weet dat er eentje [medeverdachte] met zijn voornaam heet. Dit betreft dan de blanke jongen. Ik weet dat hij zo heet omdat de donkere jongen de hele tijd “ [medeverdachte] ” naar hem riep. Ik zag dat die zogenaamde [medeverdachte] toch de autodeur aan de zijde van mijn vrouw open wist te krijgen en vervolgens met het kapmes steekbewegingen maakte in de richting van mijn vrouw.
Op 8 januari 2025 heeft er bij [slachtoffer 1]
forensisch letselonderzoekplaatsgevonden. Hieruit blijkt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Beschrijving en typering van het letsel
Hoofd > Aan de rechter bovenzijde van het hoofd is een roodbruine, matig scherp begrensde huidbeschadiging, onregelmatig van vorm van circa 0,8 cm bij 1 cm met korstvorming zichtbaar en een roodbruine, matig scherp begrensde, puntvormige huidbeschadiging van circa 0,2 cm in diameter met korstvorming zichtbaar.
Linker arm > Aan de buitenzijde van de onderarm, onder de elleboog, is een roodbruine, matig scherp begrensde huidbegrenzing, onregelmatig van vorm zichtbaar van circa 1 cm bij 2,5 cm met korstvorming.
Linker hand > Aan de binnenzijde van de hand is een roodbruine scherp begrensde, lijnvormige huidbeschadiging zichtbaar van circa 5 cm in lengte met 7 hechtingen.
Soort verwonding
De letsels beschreven onder punt 1 en 2 betreffen schaafverwondingen. Schaafverwondingen worden veroorzaakt door schuivende krachtinwerking op de huid, zoals schuren over een hard oppervlak of schuiven van een ruw voorwerp over de huid. […]
Het letsel beschreven bij punt 3 betreft een snij- of steekverwonding. Een snijverwonding wordt veroorzaakt door een scherprandig of puntig voorwerp. […]
Aangeefster [slachtoffer 2](hierna: [slachtoffer 2] ) heeft – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Ik doe aangifte van bedreiging. Ik ben op 5 januari 2025 op het Pastoor Huijbenplein te Panningen, binnen de gemeente Peel en Maas, bedreigd met een machete en ik was bang voor mijn leven.
[slachtoffer 2]is aanvullend gehoord en heeft – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Ik ben er getuige van geweest dat ze mijn man hebben neergestoken met een mes, namelijk een machete. […]. Ik zag dat de man met de machete dichtbij mijn man stond en slaande bewegingen maakte met die machete richting mijn man.
Wij stapten in de auto en mijn man wilde wegrijden. […] Ik zat op dat moment op de bijrijdersstoel en zag dat de donkere man met de machete naar mijn deur kwam. Ik zag dat hij de deur probeerde open te trekken. […] Ik zag dat ook de andere man naar mijn deur kwam. Ik zag en voelde dat zij beide hard aan mijn deur trokken. Ik hoorde toen dat de andere man iets riep richting de donkere man met de machete over de machete. Ik zag dat de man de machete pakte uit de handen van de donkere man. Op enig moment ging de deur open […].
De deur ging open en ik zag dat beide mannen bij mij stonden. Ik hoorde hun schreeuwen, maar ik verstond niet wat. Een van de mannen had op dit moment wel nog de machete vast en zwaaide hiermee. […]
Voor de duidelijkheid is de man die mijn man heeft gestoken, niet de man die uiteindelijk als laatst de machete heeft vastgehad. De andere man heeft op het moment dat zij bij mijn deur stonden de machete gepakt van de donkere man.
Verbalisantheeft de
camerabeeldenbekeken van het incident en heeft daarover als volgt gerelateerd:
Ik kreeg de opdracht om gevorderde en verkregen camerabeelden van een beveiligingscamera in het pand van DOK6, gelegen aan het Raadhuisplein 6 te Panningen, binnen de gemeente Peel en Maas, te bekijken en te beschrijven.
De beveiligingscamera bevindt zich in het genoemde pand, aan de zijde van het Pastoor Huijbenplein en heeft zich op de locatie van het incident dat zich afspeelde ter hoogte van de geldautomaat van de Geldmaat aan het Pastoor Huijbenplein. […]
De beelden hebben een tijdsduur van 2 minuten en 25 seconden.
De begindatum en tijd van de verkregen beelden is 5 januari 2025, aanvangend om 14:14:09 en eindigend om 14:16:34 uur. […]
14:14:09 uur
Over het Pastoor Huijbenplein, komende uit de richting van de doorgang tussen beide parkeerterreinen en uit de richting van Patersstraat, komt een personenauto over de rijbaan aanrijden. Deze bevindt zich op dat moment ter hoogte van de aldaar gelegen bakkerij Broekmans. De personenauto rijdt naar links en komt dan met de voorzijde in het zicht van de camera. […] De personenauto staat kort daarna, om 14:14:27 uur, stil op de rijbaan ter hoogte van de geldautomaat van Geldmaat. In diezelfde tijd lopen midden boven in het beeld twee personen over hetzelfde plein en komende uit dezelfde richting. […]
14:14:44 uur
De bestuurder van de personenauto stapt uit en loopt achterlangs de auto naar het trottoir en in de richting van de geldautomaat. Op hetzelfde moment rennen de twee personen over het parkeerterrein in de richting van deze bestuurder. Lopend over het trottoir, draait de bestuurder zich half om en kijkt in de richting van de twee personen. Het lijkt er op alsof de bestuurder aangeroepen werd dan wel anderszins zijn aandacht getrokken werd waardoor hij zich half omdraaide in de richting van de rennende personen.
opmerking verbalisant: De bestuurder van deze personenauto betreft het slachtoffer [slachtoffer 1] . […]
14:14:52 uur
De persoon die voorop rent haalt op enig moment een wapen tevoorschijn. Het lijkt er op dat dit wapen vanonder zijn jas tevoorschijn wordt gehaald. Dit wapen neemt deze persoon in zijn rechter hand. Hij blijft daarbij in de richting van [slachtoffer 1] bewegen. Deze persoon brengt zijn rechter arm ver naar achteren en slaat vervolgens krachtig met dat wapen naar voren in de richting van het hoofd en bovenlichaam van [slachtoffer 1] die dan kort voor hem staat. Op hetzelfde moment deinst [slachtoffer 1] achteruit en brengt zijn armen omhoog in de richting van het wapen om af te weren. […]
opmerking verbalisant: De persoon met het wapen betreft de aangehouden verdachte [verdachte] .
14:14:54
[verdachte] slaat in totaal 3 keer met kracht met dat wapen in de richting van het lichaam van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] blijft achteruit deinsen en ontwijkt het slaan met dat wapen. Op enig moment grijpt [slachtoffer 1] zijn belager [verdachte] vast en valt het wapen op de grond.
opmerking verbalisant: onderzoek naar de identiteit van persoon 2 leverde op dat dit de verdachte [medeverdachte] betrof.
Opmerking verbalisant: uit onderzoek naar de inzittende/bijrijder van de personenauto, bestuurd door het slachtoffer [slachtoffer 1] , bleek dat dit zijn vrouw betrof, [slachtoffer 2] .
14:15:45 uur
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] stappen in hun geparkeerde auto. [slachtoffer 2] neemt plaats op de bijrijder zitplaats, links voorin, en [slachtoffer 1] neemt plaats op de bestuurders zitplaats. […]
14:15:59 uur
[medeverdachte] en [verdachte] rennen naar het bijrijdersportier van de nog stilstaande personenauto van [slachtoffer 1] . Samen trekken zij het bijrijdersportier met kracht open waarbij het lijkt alsof dit getracht wordt te voorkomen door [slachtoffer 2] . [medeverdachte] staat vervolgens direct voor de bijrijders zitplaats en heeft het wapen in zijn rechter hand. Dit wapen houdt hij op een dreigende manier in de richting van [slachtoffer 2] .
De waarneming van de rechtbankter zake de camerabeelden ter terechtzitting inhoudende:
Dat de verdachte in het wilde weg en met kracht meermaals met de machete sloeg in de richting van het hoofd/bovenlichaam van slachtoffer [slachtoffer 1] .
Dat de verdachte en zijn medeverdachte zich op enig moment bevinden aan het bijrijdersportier van de auto van slachtoffer [slachtoffer 1] . Dat op dat moment slachtoffer [slachtoffer 1] op de bestuurdersstoel van die auto zit en getuige [slachtoffer 2] op de bijrijdersstoel. Dat de verdachte en zijn medeverdachte beide trekken aan het bijrijdersportier van de auto met de kennelijke bedoeling dit te openen. Dat de medeverdachte daarbij de machete in zijn hand heeft. Dat het hen op enig moment lukt om het bijrijdersportier te openen en dat de medeverdachte dan de machete vast heeft in zijn hand in de deuropening van het bijrijdersportier met de punt van de machete gericht op de inzittenden van de het voertuig. Dat de medeverdachte duidelijk zichtbaar spreekt in de richting van de inzittenden van de auto en daarbij de machete vast houdt in zijn hand waarbij de machete enigszins beweegt.
De verdachteheeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
Het klopt dat ik meermalen met de machete in het wilde weg in de richting van [slachtoffer 1] heb geslagen. Het is niet zo dat ik doelbewust alleen met de platte kant heb geslagen. Wat ik daar eerder over heb verklaard klopt niet.
Feit 1 bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband, vast dat de verdachte op 5 januari 2025 in Panningen, meermalen met een machete slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van het hoofd en/of (boven)lichaam van [slachtoffer 1] .
Juridische kwalificatie
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden hoe het handelen van de verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd.
Poging tot moord?
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachten rade gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij het gewicht moet worden bepaald van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De enkele vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar is op zichzelf onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van voorbedachte rade en hoeft de rechtbank er bovendien niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De rechtbank stelt op grond van het verhandelde ter terechtzitting, waaronder de getoonde camerabeelden, en de gedingstukken de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte bevond zich op 5 januari 2025 omstreeks 2 uur ‘s middags met twee andere personen in een auto in het winkelcentrum van Panningen. Een van deze personen betreft de medeverdachte. Op de camerabeelden is te zien dat de medeverdachte vlak voor het voorval een Poolse winkel inloopt om daar een boodschap te doen. Hierna stapt de medeverdachte weer in de auto, waarna zij wegrijden. Vlak hierna ziet de verdachte de auto van aangever [slachtoffer 1] in tegengestelde richting rijden. De verdachte besluit dat hij direct uit de auto wil. Omdat hij zich op dat moment bevindt op de achterbank van de driedeurs auto, stapt de medeverdachte ook uit. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte en daarna ook de medeverdachte het op een rennen zetten op het moment dat [slachtoffer 1] uit de auto stapt en dat de verdachte vervolgens een voorwerp uit zijn jaszak pakt, wat een machete blijkt te zijn. Als de verdachte aankomt bij [slachtoffer 1] begint hij met deze Machete ongecontroleerd in de richting van het hoofd en het (boven)lichaam van [slachtoffer 1] te slaan.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij de machete een week voor het voorval heeft gekocht omdat hij kort daarvoor door [slachtoffer 1] (en andere personen) bij een drugsdeal in de val is gelokt en beroofd is van de drugs die hij bij zich had, waarbij hij naar eigen zeggen doodsangsten heeft uitgestaan. Ter verdediging heeft hij daarom een machete gekocht en deze bij zich gedragen. Hoewel in de aankoop en het dragen van deze machete aanwijzingen zouden kunnen worden gevonden voor enig vooropgezet plan, acht de rechtbank niet wettig bewezen dat de verdachte tevoren daadwerkelijk het plan had opgevat om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Verdachte heeft aangegeven het te dragen uit angst en om zich zo nodig te kunnen verdedigen. Contra-indicaties zijn dat uit de telefoongegevens van zowel de verdachte als de medeverdachte niet naar voren is gekomen dat de verdachte een afspraak zou hebben met [slachtoffer 1] . Ook [slachtoffer 1] zelf heeft hier niet over verklaard. Voorts heeft een en ander zich afgespeeld op klaarlichte dag op een parkeerplaats bij een winkelcentrum temidden van het winkelende publiek. Dat is niet een plek waarvan voor de hand ligt dat je deze zou uitkiezen in geval van een geplande ontmoeting met als doel het slachtoffer te lijf te gaan met een machete. Tevens heeft de rechtbank aan de hand van de camerabeelden vastgesteld dat de medeverdachte meermaals heeft geroepen: “kom weg”, “ga weg” en “niet doen” waaruit in ieder geval kan worden afgeleid dat als de verdachte al een plan had, wat naar het oordeel van de rechtbank niet het geval is, hij dit niet heeft gedeeld met de medeverdachte. Tenslotte heeft getuige [naam 1] (de bestuurder van de auto waarin de verdachte zich bevond) enkel verklaard dat hij de auto plotseling moest stoppen van de verdachte omdat hij op dat moment iemand zag. De getuige heeft niet verklaard dat er eerder door de verdachte is gesproken over het feit dat de verdachte naar iemand op zoek zou zijn. Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt naar het oordeel van de rechtbank dat er onvoldoende aanknopingspunten in het dossier aanwezig zijn om aan te nemen dat de verdachte een plan had beraamd om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Er zijn contra-indicaties die wijzen op het tegendeel. Dit maakt dus dat niet kan worden aangenomen dat de verdachte heeft gehandeld met een vooropgezet plan.
De vraag waarvoor de rechtbank zich vervolgens gesteld ziet, is of de verdachte voorafgaand aan het slaan met de machete voldoende tijd voor beraad en gelegenheid voor bezinning heeft gehad. Ook deze vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Immers, pas op het moment dat de verdachte [slachtoffer 1] uit de auto zag stappen, heeft hij de keuze gemaakt om naar [slachtoffer 1] toe te rennen en de machete te gebruiken en heeft hij hier ook gelijk gevolg aan gegeven. Uit bovenstaande feiten en omstandigheden leidt de echtbank af dat de besluitvorming en de uitvoering tot stand zijn gekomen in een zodanig korte tijdspanne dat niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
De rechtbank zal de verdachte derhalve vrijspreken van poging tot moord.
Poging tot doodslag?
De rechtbank constateert dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om vast te stellen dat de verdachte vol opzet had op de dood van [slachtoffer 1] .
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer. De rechtbank stelt voorop dat van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in dit geval op de dood van het slachtoffer – sprake is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Bij de beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte, te weten het meermalen met een machete (een bij uitstek dodelijk wapen) in het wilde weg en met kracht zwaaiende en/of stekende bewegingen maken in de richting van het hoofd en/of (boven)lichaam van [slachtoffer 1] , naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is en zich bovendien in het bovenlichaam (en met name in de halsstreek) belangrijke slagaders bevinden. Door te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft de verdachte de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] door zijn handelen gedood zou worden, bewust aanvaard. De primair tenlastegelegde poging tot doodslag zal dan ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Vrijspraak medeplegen
Evenals de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat, aan de hand van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, onvoldoende aanknopingspunten aanwezig zijn om van medeplegen te kunnen spreken. De rechtbank zal de verdachte derhalve partieel vrijspreken van het bestanddeel medeplegen.
Feit 2 bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en de medeverdachte zijn terug gerend naar de auto van aangeefster en haar partner, terwijl de verdachte zojuist de partner van aangeefster, zoals hierboven beschreven, had aangevallen met een machete. De verdachte en de medeverdachte hebben vervolgens samen aan het bijrijdersportier van de auto getrokken, waarachter aangeefster [slachtoffer 2] zich op dat moment bevond. Op het moment dat het portier van de auto open ging heeft de medeverdachte de machete in de deuropening gehouden met de punt in de richting van aangeefster. De medeverdachte heeft daarbij van alles geroepen/gezegd in de richting van de inzittenden van de auto en, terwijl hij dit deed, met de machete in zijn hand bewegingen gemaakt in de richting van aangeefster [slachtoffer 2] . De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte en de medeverdachte richting aangeefster van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn geschied dat bij aangeefster in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer zou worden gebracht.
Conclusie:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, samen met de medeverdachte, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door het portier van de auto open te trekken en met een machete bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 2] .
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte, samen met de medeverdachte, met een machete dreigend op [slachtoffer 2] is afgelopen en dat er met die machete ‘zwaaiende en/of stekende’ bewegingen zijn gemaakt in de richting van die [slachtoffer 2] , nu deze gedragingen niet als zodanig uit de bewijsmiddelen volgen. De rechtbank heeft op de camerabeelden weliswaar bewegingen met de machete waargenomen, maar geen bewegingen die zij als zwaaien en/of steken zou kwalificeren. Dat dit mogelijk anders is ervaren door de inzittenden van de auto is begrijpelijk en laat dit onverlet. De rechtbank zal de verdachte van deze bestanddelen dan ook partieel vrijspreken.
Feit 3
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen. Omdat de verdachte dit feit heeft bekend en de raadsvrouw geen vrijspraak voor dit feit heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- De bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
- De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 5 januari 2025;
- Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2025.