ECLI:NL:RBLIM:2025:8888

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
ROE 24/2072
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning op grond van artikel 13b Opiumwet wegens aangetroffen harddrugs in de schuur

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 16 september 2025 uitspraak gedaan over de sluiting van een woning voor de duur van drie maanden op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De eiser, huurder van de woning, was het niet eens met de sluiting en betwistte de noodzaak en evenredigheid van deze maatregel. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester op goede gronden tot sluiting was overgegaan, aangezien er in de schuur bij de woning 62 kg heroïne was aangetroffen, wat een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs is. De rechtbank stelde vast dat er een zodanige relatie bestond tussen de woning en de schuur dat deze als één geheel moesten worden beschouwd. De burgemeester had de bevoegdheid om de woning te sluiten, en de sluiting was noodzakelijk om de openbare orde te herstellen en het woon- en leefklimaat in de omgeving te beschermen. De rechtbank concludeerde dat het beroep van de eiser ongegrond was, en dat de burgemeester de sluiting van de woning terecht had aangemerkt als noodzakelijk en evenredig.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/2072

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.J.N. Hameleers),
En

De Burgemeester van de gemeente Maastricht, de burgemeester

(gemachtigde: mr. R. Stassen).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de sluiting van een woning voor een periode van drie maanden op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b van de Opiumwet. Eiser is het niet eens met deze sluiting. Eiser betwist de noodzaak en de evenredigheid van de sluiting. Aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het bestreden besluit in stand kan blijven.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de burgemeester op goede gronden tot sluiting is overgegaan. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 4 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 4. Daarbij gaat de rechtbank in op de noodzaak en de evenredigheid van de sluiting. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Met het besluit van 20 september 2023 heeft de burgemeester met een last onder bestuursdwang op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet de woning op het adres [adres] te [plaats] (de woning) gesloten voor de duur van drie maanden.
2.1.
Eiser heeft tegen het besluit van 20 september 2023 bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht het besluit te schorsen. Dit verzoek is bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 november 2023 afgewezen.
2.2.
Met het besluit van 31 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

3. Eiser was huurder van de woning. De politie heeft de woning op 2 augustus 2023 bezocht. De burgemeester is door middel van een bestuurlijke rapportage van 29 augustus 2023 in kennis gesteld van de bevindingen van de politie. Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat er naar aanleiding van een melding een onderzoek werd ingesteld in de woning. In het schuurtje op het perceel van de woning werd 62 kg heroïne, harddrugs, aangetroffen. In het schuurtje werden ook een ijzeren pers en verschillende mallen aangetroffen die door de politie herkend werden als een pers en mallen die gebruikt worden voor het persen van blokken heroïne.
3.1.
De burgemeester heeft eiser op 30 augustus 2023 laten weten voornemens te zijn de woning te sluiten voor de duur van drie maanden. Op 5 september 2023 is een afschrift van dit voornemen naar de PI te Roermond gestuurd. Eiser heeft op 18 september 2023 een zienswijze ingediend tegen het voornemen.
3.2.
Hierna heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals beschreven onder het kopje “Procesverloop”.

Beoordeling door de rechtbank

Procesbelang
4. De rechtbank beoordeelt allereerst of eiser procesbelang heeft bij deze procedure.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat de woning is gesloten vanaf 28 november 2023 voor de duur van drie maanden. De woningsluiting is dus al enige tijd geleden en een uitspraak kan de sluiting niet meer opheffen. De rechtbank is van oordeel dat eiser desondanks procesbelang heeft bij een beoordeling van het beroep. De periode van sluiting is weliswaar voorbij, maar een rechterlijk oordeel dat de sluiting onrechtmatig was kan grondslag vormen voor een aanspraak op schadevergoeding. [1] De rechtbank zal het beroep dan ook inhoudelijk beoordelen.
Toetsingskader
5. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet kan de burgemeester een pand sluiten als een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs of 5,0 gram softdrugs (het criterium van het openbaar ministerie voor eigen gebruik) de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. [2] Het ligt in dat geval op de weg van eiser om het tegendeel aannemelijk te maken. Als het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester bevoegd [3] om voor de woning een last onder bestuursdwang op te leggen.
5.1.
Ter uitvoering van de bevoegdheid die is neergelegd in artikel 13b van de Opiumwet heeft de burgemeester de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet voor lokalen en woningen 2019 vastgesteld (het Damoclesbeleid). Op basis van het Damoclesbeleid kan de burgemeester overgaan tot sluiting van de woning indien er sprake is van de aanwezigheid van een handelshoeveelheid. Bij softdrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 5 gram wordt aangetroffen. Bij harddrugs is dat het geval als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen. Op grond van artikel 5 van het Damoclesbeleid wordt bij (een eerste situatie van verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van softdrugs en/of harddrugs de woning gesloten voor de duur van drie maanden.
5.2.
De nadelige gevolgen van een besluit voor een of meer belanghebbenden mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. [4] In geval van een woningsluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet houdt de toets aan deze bepaling in dat de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van de sluiting van de woning moet worden beoordeeld. [5]
Bevoegdheid tot sluiting
6. De rechtbank stelt vast dat (in de schuur) bij de woning 62 kg heroïne, een grote hoeveelheid harddrugs, is aangetroffen. Dat betreft een handelshoeveelheid waarbij de burgemeester er in beginsel van uit mag gaan dat deze is bestemd voor verkoop, aflevering of verstrekking.
7. Eiser bestrijdt in beroep de bevoegdheid van de burgemeester. De drugs zijn aangetroffen in de schuur. In geschil is volgens eiser of er een zodanige relatie tussen de schuur en de woning was dat de burgemeester om die reden ook bevoegd was om de woning te sluiten. Eiser stelt dat dit niet het geval is en verwijst ter zitting bij de rechtbank naar een uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2025. [6]
7.1.
In de rechtspraak van de Afdeling is als criterium ontwikkeld dat van belang is of er een zodanige relatie bestaat tussen de onderscheiden (delen van) bouwwerken dat die als één geheel moeten worden beschouwd. Dit moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Als een dergelijke samenhang bestaat, dan strekt de bevoegdheid tot sluiting zich uit tot dat geheel, ongeacht of in de onderscheiden onderdelen al dan niet handelsvoorraden drugs zijn aangetroffen. [7]
7.2.
De woning en schuur staan op hetzelfde omheinde kleine perceel. Er is sprake van een rijtjeswoning en de woningen met schuurtjes staan dicht op elkaar. Bovendien is er zeer duidelijk zicht op het schuurtje nu deze zich op slechts enkele meters afstand bevindt van de woning. Eiser heeft bovendien naar eigen zeggen toestemming gegeven voor de aanwezigheid spullen in de schuur en heeft ook gedetineerd gezeten. Enige betrokkenheid is daarom naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk. Eiser vormt daarmee zelf ook een link tussen de woning en de aangetroffen drugs. Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat er een zodanige relatie tussen de woning en schuur bestaat dat die bouwwerken als één geheel moeten worden beschouwd. Dit betekent dat de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd was om de woning te sluiten.
7.3.
Voor zover eiser van mening is dat hem geen verwijt kan worden gemaakt is dat iets dat een rol kan spelen in het kader van de vraag of de burgemeester ook van de bevoegdheid tot sluiting gebruik mocht maken. Hetzelfde geldt voor eisers betoog dat er geen sprake zou zijn geweest van een drugspand, drugshandel in de woning of overlast. Op deze punten zal later in deze uitspraak in worden gegaan.
Noodzakelijkheid
8. Eiser voert – samengevat weergegeven – aan dat er volgens hem geen sprake is van een ernstig geval en sluiting van de woning niet noodzakelijk is. Volgens eiser is de woning geen drugspand, is er geen sprake van drugshandel in de woning en behoort de woning niet tot het criminele circuit. Eiser voert ook aan dat de woning niet in een kwetsbare omgeving ligt en dat geen sprake is van een ernstige inbreuk op de openbare orde of van een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
8.1.
De burgemeester verstaat onder de woning ook het erf dat bij de woning hoort en de schuur op het erf waarin de harddrugs zijn aangetroffen. De burgemeester heeft de woning daarom als drugspand kunnen aanmerken. De burgemeester heeft ervan mogen uitgaan dat sprake is van drugshandel in de woning en dat de woning tot het criminele circuit behoort, omdat de politie in de schuur, die de burgemeester tot de woning rekent, een handelshoeveelheid harddrugs heeft aangetroffen, waarvan naar het oordeel van de rechtbank mag worden aangenomen dat deze, gelet op de zeer grote hoeveelheid, bestemd was om te verhandelen. Bovendien lagen er ook een pers en mallen in het schuurtje die gebruikt worden om blokken hasj te persen. Gelet daarnaast op de omstandigheid dat de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare omgeving ligt, heeft de burgemeester dit geval als een ernstig geval kunnen aanmerken en de sluiting van de woning, waaronder de burgemeester ook het erf en de schuur op het erf verstaat, noodzakelijk kunnen vinden om de openbare orde te herstellen en het woon- en leefklimaat in de omgeving te beschermen. De burgemeester heeft een overzicht overgelegd waaruit blijkt dat in de omgeving van de woning in de afgelopen vijf jaar zeven keer eerder een woning is gesloten in verband met drugshandel. De burgemeester heeft dus kunnen vinden dat de drugshandel een ernstige inbreuk op de openbare orde maakt en het woon- en leefklimaat in de omgeving in ernstige mate aantast. De burgemeester heeft de sluiting noodzakelijk mogen achten en had geen aanleiding hoeven zien om te volstaan met een minder ingrijpende maatregel.
Evenredigheid
9. Als sluiting van de woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Daarbij gaat het erom of de maatregel voldoende is afgestemd op de concrete situatie. In dit verband kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting.
9.1.
Eiser stelt dat sluiting van de woning niet evenredig is. Hij voert daarover aan dat hem geen enkel verwijt treft voor de illegale praktijken in zijn schuur, omdat hij hierbij niet betrokken was, de opslag van de harddrugs niet gedoogd heeft en daarvan ook niet op de hoogte was, terwijl hij wel toezicht houdt op wat er in de woning gebeurt. Eiser voert ook aan dat de burgemeester onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn financiële situatie, zijn gezondheid en beperkte mogelijkheden om op de huidige woningmarkt vervangende huisvesting te vinden.
9.2.
Eiser was huurder van de woning. Hij was daarom verantwoordelijk voor wat er in de woning en op het erf dat daarbij hoort gebeurde en dus ook voor wat in de schuur gebeurde. De rechtbank vindt onaannemelijk dat in de schuur van eiser 62 kilogram heroïne kon liggen zonder dat eiser dat wist of kon weten. Zeker nu eiser zegt dat hij toezicht houdt op de woning, waaronder de rechtbank ook de schuur verstaat, gelet op de context waarin eiser dit heeft gezegd. En gelet op het feit dat eiser heeft aangegeven toestemming te hebben gegeven spullen in zijn schuur te leggen. Eiser heeft geen reden kunnen aangeven waarom criminelen een dergelijk grote hoeveelheid met een grote financiële waarde onbeheerd in de schuur van eiser zou leggen. De rechtbank vindt daarom al dat geen sprake kan zijn van dat eiser geen enkele verwijt treft van het aanwezig hebben van harddrugs.
9.3.
De burgemeester heeft voldoende rekening gehouden met de omstandigheden en medische situatie van eiser en gestelde binding met de woning. De burgemeester heeft onder andere navraag gedaan bij Servatius en sociaal domein (WMO) om te kijken of eiser op bijzondere manier aan de woning gebonden zou zijn. Eiser heeft op zijn beurt weinig onderbouwing voor dit standpunt aangeleverd. Weliswaar heeft eiser aangetoond medische klachten te hebben, waaronder met name een hernia volgens eiser een rol speelt. Maar eiser heeft niet onderbouwd waarom hij vanwege die klachten aan de woning gebonden zou zijn. De burgemeester heeft zich verder niet meer hoeven te informeren over vervangende huisvesting voor eiser omdat hij huisvesting had gezien zijn detentie. Eiser heeft geen begin van onderbouwing gegeven dat hij na zijn detentie nergens kon verblijven. Dat eiser vindt dat de burgemeester onvoldoende rekening heeft gehouden met deze omstandigheden geeft de rechtbank geen grond om te oordelen dat de belangenafweging die de burgemeester heeft gemaakt niet evenredig is. Wat eiser aanvoert doet namelijk geen afbreuk aan de afweging die de burgemeester heeft gemaakt.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, rechter, in aanwezigheid van B. van Dael, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2025
griffier
rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 16 september 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling van 7 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:472, r.o. 5.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:715.
3.Ingevolge artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a van de Opiumwet.
4.Op grond van artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
5.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 21 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:715.
7.Vergelijk onder meer de uitspraak van de Afdeling van 25 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3947, onder 11.