In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 6 oktober 2025 uitspraak gedaan over de ongeldigverklaring van het rijbewijs van verzoeker, die per 15 september 2025 was ingegaan. Het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) had het rijbewijs ongeldig verklaard omdat verzoeker niet had meegewerkt aan een opgelegde Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG). Verzoeker was het niet eens met deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening om de ongeldigverklaring op te schorten totdat er een beslissing op zijn bezwaar was genomen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen. De rechter oordeelde dat het CBR niet voldoende had aangetoond dat de uitnodigingen voor de EMG-cursus op regelmatige wijze aan verzoeker waren aangeboden. De aangetekende brief was retour gezonden met de aantekening 'niet afgehaald', en de niet-aangetekende brief was niet retour gezonden. Verzoeker had aangevoerd dat hij geen van de brieven had ontvangen en dat hij zijn rijbewijs nodig had voor zijn werk. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij niet op de hoogte was van de cursusdata en dat het CBR niet had voldaan aan zijn informatieplicht.
De voorzieningenrechter schorste het besluit van het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs en bepaalde dat verzoeker voorlopig weer gebruik mocht maken van zijn rijbewijs. Tevens werd het CBR veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker, die in totaal € 1.814,- bedroegen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.