In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het rijden onder invloed van alcohol. De verdachte had op 19 januari 2013 in Hilversum een motorrijtuig bestuurd met een ademalcoholgehalte van 455 microgram, wat boven de toegestane limiet ligt. Tijdens de terechtzitting op 5 december 2013 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. B.E.J. Torny. De officier van justitie, mr. R. van Dartel, had een vordering ingediend, maar de verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moest worden in de vervolging. Dit omdat de verdachte verplicht was deel te nemen aan een alcoholslotprogramma (ASP), maar dit niet kon doen vanwege financiële redenen en het ontbreken van een auto. De verdediging stelde dat de verdachte anders dubbel bestraft zou worden.
De politierechter heeft de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld en vastgesteld dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) in samenhang met de verplichting tot deelname aan het ASP, een sanctie met een strafrechtelijk karakter met zich meebracht. De rechter oordeelde dat de maatregel van het CBR niet los gezien kon worden van de strafvervolging en dat de verdachte niet dubbel bestraft mocht worden voor dezelfde feiten. De politierechter concludeerde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moest worden in de vervolging van de verdachte, omdat er reeds een bestuursrechtelijke sanctie was opgelegd die gelijk te stellen was met een strafrechtelijke sanctie.
De uitspraak benadrukt het ne-bis-in-idem beginsel, dat inhoudt dat iemand niet twee keer voor hetzelfde feit vervolgd kan worden. De politierechter heeft dit beginsel toegepast en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vervolging. De uitspraak is gedaan door mr. C.A. de Beaufort, in aanwezigheid van griffier mr. N. Hodgson, en is openbaar uitgesproken op 19 december 2013.