ECLI:NL:RBMNE:2014:2499

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2014
Publicatiedatum
19 juni 2014
Zaaknummer
16-200359-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van gelden van de Vereniging van Eigenaren

Op 19 juni 2014 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van verduistering van gelden van de Vereniging van Eigenaren van een stadsdeel. De verdachte, geboren in 1960 en woonachtig in [woonplaats], heeft in de periode van 1 januari 2008 tot en met 13 juli 2011 een bedrag van € 67.910,09 verduisterd. Tijdens de zitting op 5 juni 2014 heeft de verdachte zich laten bijstaan door haar advocaat, mr. G.A. Speelman. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verklaringen van de verdachte en haar raadsman. De verdachte heeft de verduistering bekend, maar betwist de exacte hoogte van het verduisterde bedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte als voorzitter en penningmeester van de Vereniging van Eigenaren de aan haar toevertrouwde bankpas heeft misbruikt om de gelden te verduisteren.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank heeft daarbij gelet op de aangifte van de benadeelde partij, de verklaring van een getuige en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft een taakstraf van 200 uren opgelegd, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis kan worden toegepast. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar blanco strafblad en het feit dat zij al begonnen is met het terugbetalen van het verduisterde bedrag.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard, omdat er al een civiele overeenkomst was gesloten tussen de verdachte en de benadeelde partij. De rechtbank heeft de kosten van de procedure gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/200359-13(P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 19 juni 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1960] te [geboorteplaats]
wonende [adres ] [woonplaats],

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. G.A. Speelman, advocaat te Amersfoort.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in of omstreeks de periode 1 januari 2008 tot en met 13 juli 2011 een bedrag van
€ 67.910,09, althans enig bedrag, heeft verduisterd van de Vereniging van Eigenaren van [stadsdeel] te [woonplaats].

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is, met dien verstande dat de exacte hoogte van het verduisterde bedrag binnen het bestek van de strafzitting niet is vast te stellen, doch dat vaststaat dat het gaat om een aanzienlijk bedrag. Hij baseert zich daarbij op de aangifte, de overige verklaringen en stukken in het dossier en de ter zitting afgelegde bekennende verklaring van de verdachte.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter zitting de verduistering bekend. De verdediging is echter van mening dat het verduisterde bedrag circa € 8.000,- lager is dan in de aangifte en de tenlastelegging is vermeld.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan haar ten laste gelegde feit heeft gepleegd, met dien verstande dat zij het exact verduisterde bedrag ter zitting niet heeft kunnen vaststellen.
Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en de verdediging niet een vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
De rechtbank heeft daarbij gelet op:
- de door [aangever] namens de benadeelde Vereniging van Eigenaren (VvE) [stadsdeel] te [woonplaats]gedane aangifte [2] , met bijlagen; [3]
- de verklaring van de getuige [A]; [4]
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting, dat zij in de periode vanaf 2007 tot in juli 2013 een bedrag van tenminste € 57.000,- heeft verduisterd, welke gelden zij uit hoofde van haar functie als voorzitter en penningmeester van de Vereniging van Eigenaren van [stadsdeel] in [woonplaats]onder zich had en dat zij daartoe gebruik heeft gemaakt van de aan haar toevertrouwde bankpas met [nummer]. [5]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 13 juli 2011 in de gemeente [woonplaats]en elders in Nederland, opzettelijk enig geldbedrag, toebehorende aan de Vereniging van Eigenaren [stadsdeel],
welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als voorzitter en als penningmeester van voornoemde Vereniging en als beheerder en/of houder
van de pinpas van de bankrekening van voornoemde Vereniging bij de ABN AMRO bank, rekeningnummer [rekeningnummer], onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Verduistering
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem officier van justitie onder bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
Voorts een werkstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat zijn cliënte een blanco strafblad heeft en op vele fronten al geconfronteerd is en nog steeds wordt met de nare gevolgen van het door haar gepleegde feit. Zij is op hierdoor al voldoende gestraft. Eerst ruim een jaar na de aangifte en het verhoor is zijn cliënte gedagvaard voor de politierechter. Door diens verwijzing van de zaak naar de meervoudige kamer bleef zij nog langer in spanning.
Er is beslag gelegd op de bankrekening van cliënte. Zij is akkoord gegaan met een civiele schikking waarbij zij afstand heeft gedaan van de bestuursvergoeding van € 1.500,- per jaar en de kosten van juridische bijstand gemaakt door de benadeelde partij geheel voor haar rekening heeft genomen. Hierdoor ondervindt zij een groot financieel nadeel. Zij zal nog jarenlang worden geconfronteerd met de gevolgen van haar eigen handelen. Ook overigens ondervindt zij nog steeds de nadelen: er zijn voorgoed verstoorde verhoudingen met de overige eigenaren.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank overweegt in het bijzonder dat verdachte jarenlang en in feite steeds opnieuw het vertrouwen dat de overige leden van de Vereniging van Eigenaren in haar hebben gesteld, heeft beschaamd. Zij heeft door een gokverslaving in een tijdsbestek van 4 jaar een groot geldbedrag van ten minste € 57.000,- van de VvE opgenomen. Nadat zij zonder hulp met gokken is gestopt, heeft zij de verduistering verzwegen in de hoop dat het niet ontdekt zou worden. Op een dergelijk misdrijf is doorgaans een gevangenisstraf van enkele maanden een passende reactie. Anderzijds is verdachte niet eerder met justitie in aanraking geweest.
De officier van justitie heeft in zijn eis rekening gehouden met de omstandigheden van verdachte en daarom een werkstraf geëist.
De rechtbank is van oordeel dat een lagere straf als geëist passend is, doch niet kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf zoals de raadsman heeft verzocht, omdat daarvoor het feit zoals hiervoor omschreven te ernstig is.
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een (voorwaardelijke) gevangenisstraf achterwege kan blijven nu verdachte een blanco strafblad heeft en aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet meer gokverslaafd is. De rechtbank houdt ook rekening met de omstandigheid dat verdachte het feit heeft bekend, zich zeer bewust is van haar schuld en reeds een aanvang heeft gemaakt met het terugbetalen van het door haar verduisterde bedrag.
De rechtbank zal aan verdachte een werkstraf opleggen, doch het onvoorwaardelijk deel daarvan beperken, nu verdachte en haar man beiden voltijds werken en alle geld dat boven het noodzakelijke uitkomt besteden aan de aflossing van de schuld aan de VvE, hetgeen naar verwachting ten minste nog vijf jaren zal duren.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard. De verdediging heeft een tussen verdachte en haar echtgenoot enerzijds en de benadeelde partij anderzijds gesloten vaststellingsovereenkomst overgelegd, welke is vastgelegd in een proces-verbaal van comparitie, gehouden op 2 mei 2014 bij de handelskamer van de afdeling civiel recht van deze rechtbank. In de overeenkomst is vastgelegd dat de door verdachte en haar echtgenoot verschuldigde hoofdsom wordt vastgesteld op € 67.910,09 en de door hen verschuldigde juridische kosten op € 6.000,-, voor de voldoening waarvan zij hoofdelijke aansprakelijkheid erkennen, met vaststelling van een betalingsregeling.
9.2.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie is het eens met de verdediging en heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van De Vereniging van Eigenaren [stadsdeel]
,levert niet een onevenredige belasting op van het strafgeding.
De hoogte van de ingediende vordering bedraagt € 67.910,00.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard, nu vaststaat dat tussen verdachte en de benadeelde partij reeds een civiele titel tot terugbetaling bestaat.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Verduistering
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 200 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten 100 (honderd) uur, van deze werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende algemene voorwaarden niet is nagekomen:
dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk.
Compenseert de kosten van partijen aldus dat ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Wijna, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en E.M. de Stigter, rechters,
in tegenwoordigheid van drs. M.G.M. van Rijnstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juni 2014.
Bijlage: tenlastelegging:
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 13 juli 2011 in de gemeente [woonplaats]en/of eldes in Nederland, opzettelijk een bedrag aan geld groot ongeveer € 67.910,--, althans eniog geldsbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Vereniging van eigenaren [stadsdeel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als voorzitter en/of als penningmeester van voornoemde Vereniging en/of als beheerder en/of houder van de pinpas van de bankrekening van voornoemde Vereniging bij de ABN AMRO bank,
rekeningnummer [rekeningnummer], onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(art 321 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0940 2013005943, gesloten op 20 januari 2013 en doorlopend genummerd van pagina 1 t/m 351 bevinden. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever], namens de Vereniging van Eigenaren [stadsdeel] d.d. 7 januari 2013, opgenomen op pagina 4 -7;
3.Afschriften van het ABN AMRO bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name voormelde VvE;
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [A] d.d. 11 januari 2013, pagina 336 -338 met bijlagen pagina 339-343;
5.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 5 juni 2014;