ECLI:NL:RBMNE:2014:498

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2014
Publicatiedatum
11 februari 2014
Zaaknummer
16-661770-13; 16-653613-13 (ter terechtzitting gevoegd) en 16-247473-11 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overvallen en verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij twee gewapende overvallen en een verkeersongeval. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de overvallen op twee tankstations, waarbij hij samen met een medeverdachte dreigend geweld heeft gebruikt. De overvallen vonden plaats op 4 augustus 2013 en 29 juli 2013, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte respectievelijk een mes en een bijl gebruikten om de medewerkers van de tankstations te dwingen geld en sigaretten af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van vier jaar opgelegd, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een verplichte klinische behandeling.

Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor een verkeersongeval dat plaatsvond op 20 februari 2013, waarbij hij als bestuurder van een auto een fietser aanreed en doorreed zonder zich om het slachtoffer te bekommeren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich roekeloos en onoplettend heeft gedragen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte ook voor deze feiten veroordeeld, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers in overweging heeft genomen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/661770-13; 16/653613-13 (ter terechtzitting gevoegd) en 16/247473-11 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 6 februari 2014.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in PI Nieuwegein, Huis van Bewaring te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2013 en 23 januari 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. E.H. Bokhorst respectievelijk mr. E.D. van Elst, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van 16/653613-13:
Ten aanzien van feit 1:
primair: zich op 20 februari 2013 als bestuurder van een auto zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig te handelen, ten gevolge waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
subsidiair: zich op 20 februari 2013 als bestuurder van een auto zodanig op de weg heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt en/of het verkeer werd gehinderd.
Ten aanzien van feit 2:
primair: op 20 februari 2013 als bestuurder van een auto, nadat hij betrokken was geweest bij een verkeersongeval, de plaats van het ongeval heeft verlaten terwijl daardoor een ander, aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
subsidiair:op 20 februari 2013 het plaats ongeval heeft verlaten terwijl hij wist of moest vermoeden dat aan een ander letsel en/of schade was toegebracht;
Ten aanzien van feit 3:
op 20 februari 2013 als bestuurder van een auto, daarmee onverzekerd heeft gereden.
Ten aanzien van 16/661770-13:
Ten aanzien van feit 1:
primair:op 4 augustus 2013 samen met een ander tankstation [tankstation 1]/[benadeelde 1] heeft beroofd.
subsidiair:op 4 augustus 2013 samen met een ander tankstation[tankstation 1]/[benadeelde 1] heeft afgeperst.
Ten aanzien van feit 2:
primair:op 29 juli 2013 samen met een ander tankstation BP[tankstation 2]/[benadeelde 2] heeft beroofd;
subsidiair:op 29 juli 2013 samen met een ander tankstation BP[tankstation 2]/[benadeelde 2] heeft afgeperst.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van 16/661770-13:
De officier van justitie acht de feiten 1 primair en 2 primair, onder parketnummer 16/661770-13, wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van 16/653613-13:
De officier van justitie acht de feiten 1 primair en 2 primair, onder parketnummer 16/653613-13, wettig en overtuigd bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Ten aanzien van feit 1 primair is er sprake van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, gelet op de recente jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt. De officier van justitie acht niet bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 3 van parketnummer 16/653613-13 ten laste is gelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van 16/661770-13:
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat blijkens de aangifte en de verklaring van verdachte kennelijk een mes aan de medewerker is getoond. Daarop heeft de medewerker de kassalade en sigaretten op de toonbank gelegd. Vervolgens hebben verdachte en zijn medeverdachte het geld en de sigaretten in de rugzak gedaan. Gezien deze feiten en omstandigheden, is er geen sprake van wegnemen in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde kan wel wettig en overtuigend bewezen worden.
Voorts stelt de verdediging zich op het standpunt dat het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De raadsvrouw heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte ontkent deze overval te hebben gepleegd. Vier politieagenten hebben gerelateerd dat zij verdachte herkennen aan de hand van camerabeelden van de overval. Twee politieagenten, Kamphorst en Roebers, geven echter geen specifieke kenmerken waaraan zij verdachte herkennen. Verbalisant Schoonhoven is niet 100 procent zeker van de herkenning. Deze processen-verbaal van bevindingen kunnen derhalve niet voor het bewijs worden gebezigd. De zonnebrillen met spiegelende glazen die zijn aangetroffen, zijn niet van verdachte en zijn voorts niet zodanig specifiek dat daar waarde aan gehecht kan worden.
Met betrekking tot de zwarte jas die is aangetroffen in [naam], heeft verdachte verklaard dat dit niet zijn jas is. Verdachte heeft deze jas slechts één keer gedragen. Het feit dat er ook DNA-materiaal is aangetroffen van een ander persoon onderschrijft dat deze jas niet van verdachte is.
Ten aanzien van 16/653613-13:
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring van feiten 1 en 2. Ten aanzien van feit 1 kan roekeloosheid niet aangenomen worden, gezien de recente jurisprudentie van de Hoge Raad met betrekking tot roekeloosheid. Ten aanzien van feit 3 is de verdediging van mening dat niet tot een bewezenverklaring gekomen kan worden, omdat er – naast de verklaring van verdachte – zich geen ander bewijs in het dossier bevindt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van parketnummer 16/661770-13
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
4.3.1.
De feiten blijkend uit de bewijsmiddelen betreffende feit 1 onder parketnummer 16/661770-13
Aangever [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1]) heeft verklaard dat hij op 4 augustus 2013 werkzaam was bij tankstation[tankstation 1] te Amersfoort. Er kwamen die dag twee jongens met bivakmutsen binnen. [2] De jongens kwamen naar de balie en hij hoorde de jongen met het lichte beige vest op een agressieve manier roepen: ‘Geld en sloffen Marlboro’. Vervolgens zag hij dat een van de jongens een mes bij zich had. Deze jongen gaf aan dat [benadeelde 1] moest opschieten. [3] [benadeelde 1] maakte de kassa open en plaatste de kassalade op de balie. Tevens pakte hij een aantal sloffen Marlboro sigaretten en legde deze op de balie. De jongen met het licht gekleurde vest hield een zwarte rugzak open. [benadeelde 1] zag dat de andere jongen de rugzak vulde met het geld en de sloffen sigaretten die hij op de balie had geplaatst. [benadeelde 1] hoorde dat de jongens de kassalade in de kassaruimte gooiden. Vervolgens zag hij dat de jongens de winkel verlieten. [4]
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij bij de overval aanwezig was met een maatje waar hij de naam niet van wil noemen. [5] Hij had een vleesmes van huis meegenomen. [6] Hij hield het mes in zijn hand en sloeg daarmee op de toonbank. [7] Ter terechtzitting van 23 januari 2014 heeft verdachte verklaard dat hij blijft bij zijn bekennende verklaring op dit punt.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 4 augustus 2013 samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de overval op tankstation Esso te Amersfoort.
4.3.2
De feiten blijkend uit de bewijsmiddelen betreffende feit 2 onder parketnummer 16/661770-13
Door [benadeelde 2] (hierna: [benadeelde 2]) is op 29 juli 2013 aangifte gedaan namens BP[tankstation 2] te Soesterberg. [8] Op 29 juli 2013 zag [benadeelde 2] twee jongens de shop binnen komen. De jongens liepen naar de balie. [9] Aangeefster beschrijft dat dader 1 een grijs vest met capuchon aanhad. Dader 2 had een zwart kort jack/vest aan. [10]
Dader 1 zei: ‘Ik wil het geld en alles hebben’. [benadeelde 2] zag dat dader 2 een bijl in zijn rechterhand vast had en voor zich hield op haar gericht. [11] Dader 2 zei: ‘Geef geld, schiet op.’ [benadeelde 2] pakte toen het geld uit de kassalade. Dader 2 trok het meekijkscherm van de kassalade omver. [benadeelde 2] stopte geld in de rugtas. Dader 1 riep: ‘Gooi sigaretten, gooi sigaretten’ en ‘schiet op, ik maak je kapot.’ Aangeefster [benadeelde 2] pakte sigaretten uit de stelling. Dader 2 deed dit ook. Vervolgens gingen de twee daders samen weg. [12]
Aan [getuige 1], de vader van verdachte, werden foto’s getoond van de overval op het BP tankstation in Soesterberg. Hij verklaarde dat op de foto’s de in het donker geklede persoon verdachte is en dat de persoon in het grijze vest medeverdachte [medeverdachte] is. [13] Voorts herkende hij het bijltje. [getuige 1] verklaarde dat dit bijltje van hem was en dat zij het sinds korte tijd kwijt waren. [14]
Ook aan [getuige 2], de moeder van verdachte, werden foto’s van de camerabeelden van het tankstation in Soesterberg getoond. [getuige 2] herkende haar zoon en medeverdachte [medeverdachte] op de getoonde foto’s.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 29 juli 2013 samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de overval op tankstation BP te Amersfoort.
Bewijsoverweging ten aanzien van beide feiten
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de feiten en omstandigheden zoals genoemd onder 4.3, de gedragingen van verdachte en diens medeverdachte aangemerkt kunnen worden als wegnemingshandelingen.
Overeenkomstig Hoge Raad 2 juni 2009, NJ 2009, 281 overweegt de rechtbank dat tussen de inhoud van de begrippen ‘wegnemen’ als bedoeld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht en ‘afgifte’ als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht geen scherpe grens bestaat. Zo kan onder bepaalde omstandigheden het gedogen van wegnemen zowel ‘wegnemen’ als ‘afgifte’ opleveren. In onderhavige zaak heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte en diens medeverdachte goederen hebben weggenomen uit het Esso tankstation en BP tankstation. Om deze goederen te kunnen wegnemen hebben verdachten de pompbedienden bedreigd en hen gesommeerd geld en sigaretten voor hen beschikbaar te stellen. Vervolgens hebben de verdachten deze goederen in een rugzak gedaan en zijn weggevlucht. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van ‘wegnemen’ in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, zodat het primair tenlastegelegde bewezen is. Voor de waardering van het feit maakt dit geen verschil.
4.4
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van parketnummer 16/653613-13
4.4.1
Vrijspraak ten aanzien van 16/653613-13, onder feit 3:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 20 februari 2013 als bestuurder van een auto daarmee onverzekerd heeft rondgereden, omdat daarvoor – naast de verklaring van verdachte – geen bewijs voorhanden is. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank derhalve van oordeel dat verdachte voor feit 3 (parketnummer 16/653613-13) dient te worden vrijgesproken.
4.4.2
De feiten blijkend uit de bewijsmiddelen betreffende feiten 1 en 2 onder parketnummer 16/653613-13
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [15]
Op 20 februari 2013 vond er omstreeks 20:20 uur [16] een verkeersongeval plaats te Amersfoort. Een fietser wilde de Rondweg Noord oversteken ter hoogte van het kruispunt met de Zevenhuizerstraat. Hierbij werd hij aangereden door een personenauto die over de Rondweg Noord reed. De bestuurder van de personenauto reed na dit ongeval door zonder zijn identiteit kenbaar te maken. [17]
Ter plaatse gold ingevolge bord A1 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 een maximum toegestane snelheid van 70 kilometer per uur. [18] De rijbaan was voor het kruisingsvlak verdeeld in drie rijstroken, één uitvoegstrook bestemd voor links afslaand verkeer, gaande in de richting van de Zevenhuizerstraat en twee rijstroken bestemd voor rechtdoor gaand verkeer richting de Bunschoterstraat. Het verkeer op het kruispunt werd door een verkeerslichtinstallatie met driekleurige verkeerslichten geregeld. Op de foto in de verkeersongevallenanalyse is te zien dat de verkeerslichten voor rechtdoor zonder pijlen en het verkeerslicht voor linksaf met een naar links wijzende pijl is geregeld. [19] Uit onderzoek naar de verkeersregelinstallatie blijkt dat om 20:19 uur een voertuig met een snelheid van 89 kilometer per uur via lus 3 (de rechtbank begrijpt: de rijstrook voor links afslaand verkeer) het kruispunt is overgestoken. [20] Voorts blijkt uit de verkeersregelinstallatie dat de bestuurder van de personenauto via de uitvoegstrook voor het linksaf slaande verkeer rechtdoor is gereden. [21]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij op 20 februari 2013 bij verdachte in de auto zat. [22] Verdachte reed en zij zat als bijrijder naast hem. Verdachte reed de Rondweg Noord op, in de richting van de Bunschoterstraat. [getuige 3] zag dat de weg bij de kruising bestond uit drie rijstroken, twee voor rechtdoor en één voor linksaf. Zij zag dat de twee verkeerslichten voor rechtdoor op rood stonden en dat het verkeerlicht voor linksaf op groen stond. Zij zag dat verdachte de kruising naderde en geen vaart minderde. Zij zei tegen verdachte: “kijk uit, het is rood”. Zij zag en voelde dat verdachte naar de linker rijstrook reed, de rijstrook om linksaf te slaan. Via deze rijstrook reed verdachte de kruising over om vervolgens naar rechts te sturen en zo weer op de weg voor rechtdoor te komen. Halverwege de kruising zag zij een jongen die op een fiets de weg over stak en hoorde een harde klap. Verdachte reed vervolgens hard weg en is na de aanrijding niet gestopt. [23]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 20 februari 2013 in zijn personenauto reed. Bij het kruispunt met de Zevenhuizerstraat zag verdachte dat de rijstrook was onderverdeeld in twee rijbanen voor rechtdoor en één rijbaan voor linksaf. Verdachte wilde rechtdoor rijden, maar het stoplicht voor rechtdoor straalde rood licht uit. Verdachte is daarop voorgesorteerd op de rijbaan voor links afslaand verkeer, om zodoende door het groene stoplicht te rijden. Vervolgens heeft verdachte naar rechts gestuurd en is het kruispunt overgestoken. Verdachte reed ongeveer 80 kilometer per uur. Verdachte heeft daarbij een overstekende fietser aangereden en is vervolgens doorgereden zonder te stoppen. [24] Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij bang was dat hij de jongen op de fiets had doodgereden. [25]
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft ten gevolge van de aanrijding een schedelbasisfractuur en hersenkneuzingen op diverse plaatsen opgelopen. [26]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994?
Om ter zake van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 tot een veroordeling te kunnen komen, is vereist dat de verdachte schuld heeft aan de aanrijding, hetgeen is ten laste gelegd als het zich roekeloos of zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam gedragen. Gelet op het standaardarrest van de Hoge Raad van 1 juni 2004, NJ 2005, 252, zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank stelt vast dat verdachte niet de richting heeft gevolgd die de voorsorteerstrook, waarop verdachte zich bevond, aangaf. Verdachte reed immers op de voorsorteerstrook voor links afslaand verkeer en reed vervolgens op het kruispunt rechtdoor. Verdachte deed dit om het rode stoplicht (voor recht doorgaand verkeer) te omzeilen. Verdachte is daarmee tevens door het rood uitstralende stoplicht gereden. Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte op het kruispunt gereden heeft met een snelheid van ongeveer 89 kilometer per uur, terwijl ter plaatse een maximum snelheid van 70 kilometer per uur gold. Verdachte was bovendien niet in staat om zijn snelheid zodanig te regelen, dat hij zijn personenauto tijdig tot stilstand kon brengen, ten gevolge waarvan een aanrijding met een overstekende fietser is ontstaan.
De rechtbank concludeert onder voornoemde feiten en omstandigheden dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld. Het verkeersongeval is derhalve aan verdachtes schuld, als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, te wijten.
Zwaar lichamelijk letsel?
De rechtbank merkt het lichamelijk letsel dat [slachtoffer] ten gevolge van de aanrijding heeft opgelopen aan als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank leidt dit af uit de hiervoor reeds genoemde geneeskundige verklaring met betrekking tot dit letsel.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hierna is weergegeven.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van 16/661770-13:
1.
Primair
op 4 augustus 2013 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal sloffen sigaretten en een hoeveelheid geld toebehorende aan Esso tankstation, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen[benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader aan die [benadeelde 1] een mes, toonde en op een agressieve manier riep om geld en sloffen sigaretten af te geven;
2.
Primair
op 29 juli 2013 in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
hoeveelheid geld en een hoeveelheid sigaretten, toebehorende aan tankstation BP[tankstation 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader tegen die [benadeelde 2] riep om geld en sigaretten af te geven en daarbij dreigend een bijl, in de hand vasthield en/of een beeldscherm omvertrok en/of tegen die [benadeelde 2] riep "schiet op, ik maak je kapot".
Ten aanzien van 16/653613-13:
1.
Primair
op 20 februari 2013, te Amersfoort, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Rondweg-Noord,
welke bij het kruispunt met de Zevenhuizerstraat verdeeld is in drie rijstroken met richting pijlen, en;
waar nabij het kruispunt een wettelijke maximum snelheid is van 70 kilometer per uur, aangeduid door borden volgens model A1 van de Bijlage 2 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 met daarop het getal 70 en;
waar het verkeer op het kruispunt wordt geregeld met driekleurige verkeerslichten zonder pijlen (rechtdoor) en met naar links wijzende pijlen (linksaf);
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
-niet de richting te volgen die de voorsorteerstrook, waarop hij zich bevond, aangaf, immers volgde hij de voorsorteerstrook voor linksaf en reed hij op het kruispunt rechtdoor;
-geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of een verbod inhield, immers reed hij met een snelheid van ongeveer 89 kilometer per uur;
-geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of een verbod inhield, immers stopte hij niet voor het voor hem bestemde driekleurige verkeerslicht, dat rood straalde;
-niet zodanig zijn snelheid te regelen dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde motorrijtuig tijdig tot stilstand te brengen, bij nadering van een aan de andere kant van het kruispunt overstekende bestuurder van een fiets;
ten gevolge waarvan een aanrijding is ontstaan tussen het door hem bestuurde motorrijtuig en de fiets,
waardoor een ander genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbasisfractuur en hersenkneuzingen, werd toegebracht;
2.
Primair
dat hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in de gemeente Amersfoort, op de Rondweg-Noord nabij de kruising met de Zevenhuizerstraat, op 20 februari 2013, te omstreeks 20.20 uur, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist, een ander, te weten [slachtoffer], aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in
hulpeloze toestand werd achtergelaten;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Ten aanzien van 16/661770-13:
Feiten 1 primair en 2 primair: telkens, diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van 16/653613-13:
Feit 1 primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
Feit 2 primair: overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder parketnummer 16/661770-13, feiten 1 primair en 2 primair en onder parketnummer 16/653613-13, feiten 1 primair en 2 primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte ten aanzien van de onder parketnummer 16/653613-13, feit 1 primair en feit 2 primair bewezen geachte feiten een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren wordt opgelegd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie dient te worden gematigd en heeft verzocht om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen met als bijzondere voorwaarde een behandelverplichting. Voorts heeft de raadsvrouw in het kader van de strafmaat verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, de jeugdige leeftijd van verdachte en het feit dat hij berouw heeft getoond.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte in een week tijd twee gewapende overvallen gepleegd op twee tankstations. Het plegen van een gewapende overval is een zeer ernstig feit dat gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en bij de slachtoffers in het bijzonder veroorzaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een dergelijke gebeurtenis deze als zeer traumatisch ervaren en nog geruime tijd daarvan de nadelige gevolgen ondervinden. Dit volgt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [benadeelde 2], waarin zij tot uitdrukking brengt welke gevolgen de overval op haar functioneren heeft gehad en welke gevolgen deze ook nu nog heeft. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld te komen. Naast de nadelige gevolgen die een gewapende overval voor de direct betrokkene heeft, levert het ook aanzienlijke financiële schade op voor de tankstationhouder. Kennelijk heeft verdachte zijn eigen (financiële) gewin laten prevaleren. De rechtbank rekent dit alles verdachte zeer aan.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt een verkeersongeval door zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Verdachte heeft een gevaarlijke manoeuvre uitgehaald om een rood verkeerslicht te omzeilen. Verdachte heeft daarmee de verkeersregels genegeerd en een ernstig verkeersongeval veroorzaakt, waarbij aan het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Vervolgens is verdachte niet gestopt om zich om het slachtoffer te bekommeren, maar is hij doorgereden terwijl hij wist dat aan het slachtoffer letsel was toegebracht door de aanrijding. Verdachte vermoedde zelfs dat het slachtoffer door de aanrijding gedood was. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij de verantwoordelijkheid voor zijn daad heeft trachten te ontlopen door weg te rijden, zonder zich om zijn slachtoffer te bekommeren. Verdachte kon na enkele dagen worden aangehouden uitsluitend als gevolg van een combinatie van opsporingsactiviteiten van de politie en afgelegde getuigenverklaringen. Geconfronteerd met de hem belastende feiten, heeft verdachte ook toen niet aanstonds openheid van zaken gegeven.
Uit zijn justitiële documentatie d.d. 17 december 2013 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ten aanzien van vermogensdelicten, onder andere op 12 januari 2012 tot een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Ook blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ten aanzien van de Wegenverkeerswet 1994, op 11 juni 2009 tot een geldboete ter hoogte van € 250,- subsidiair 5 dagen hechtenis. Daarnaast is verdachte eerder veroordeeld ter zake van overtreding van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, laatstelijk op 25 juni 2012 tot een geldboete ter hoogte van € 690,- subsidiair 13 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Uit de omtrent verdachte opgemaakte rapportage pro justitia d.d. 24 december 2013 blijkt dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een aandachttekortstoornis niet nader omschreven. Deze stoornis treedt op in het kader van een persoonlijkheidsstructuur die bijzonder kwetsbaar is en die kenmerken van een antisociale ontwikkeling vertoont, bij een intellectueel functioneren op beneden-gemiddeld niveau. Ten aanzien van de ten laste gelegde overvallen moet verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat. De psycholoog adviseert om een klinische behandeling van tenminste zes maanden op te leggen in het kader van een deels voorwaardelijke straf, waarbij verdachte tevens onder toezicht van de reclassering wordt gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en de inhoud van genoemde pro justititia rapportage ziet de rechtbank wel aanleiding een lagere gevangenisstraf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht op grond van het advies van de psycholoog eveneens aangewezen om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, teneinde als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact op te leggen, ook indien dit inhoudt een klinische behandeling. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen tot slot passend.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van zowel de benadeelde partij [benadeelde 3] alsmede de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de beide vorderingen hoofdelijk worden toegewezen, gelet op de veroordeling van medeverdachte [medeverdachte].
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering van [benadeelde 3] niet-ontvankelijk te verklaren, nu de onderbouwing van de geleden schade onvoldoende duidelijk is en de vordering daarmee een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de schadeposten ten aanzien van de gemiste dagomzet en de inzet van extra personeel onvoldoende gemotiveerd zijn en heeft zij verzocht de vordering op die punten niet-ontvankelijk te verklaren.
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering van [benadeelde 2] af te wijzen, gelet op de bepleite vrijspraak van verdachte. Subsidiair is de raadsvrouw van mening dat de verzochte immateriële schade niet redelijk is en de vordering daarom gematigd dient te worden.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van benadeelde partij[benadeelde 3].
De benadeelde partij heeft overeenkomstig artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, te weten een totaalbedrag van € 960,02 betreffende materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schadebedragen betreffende de schadeposten ‘inhoud kassalade’ en ‘5 sloffen Marlboro’ voldoende aannemelijk zijn gemaakt. Ook al zijn twee sloffen sigaretten door de politie teruggevonden nabij de plaats delict, de rechtbank acht niet aannemelijk dat deze – na inbeslagneming en forensisch onderzoek – nog verkocht kunnen worden.
De vordering ten aanzien van de inhoud van de kassa komt overeen met het overgelegde schriftelijke stuk, waaruit aanwezigheid van cash geld tot dit bedrag van € 455,84 blijkt.
Als een ander (een deel van) dit bedrag betaalt aan de benadeelde is de verdachte gekweten. Dat is de kern van het hoofdelijk karakter van de veroordeling.
De rechtbank zal de vordering (betreffende de schadeposten ‘inhoud kassalade’ en ‘5 sloffen Marlboro’), groot € 755,84 toewijzen inclusief de wettelijke rente over dit bedrag.
Ten aanzien van de gevorderde schadebedragen betreffende de schadeposten ‘gemiste dagomzet’ en ‘inzetten extra personeel’, is de rechtbank van oordeel dat deze schadeposten onvoldoende duidelijk zijn. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Om die reden verklaart de rechtbank dit deel van de vordering, groot € 204,18 niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Nu de rechtbank wettig en overtuigend bewezen heeft verklaard dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft begaan, zal de rechtbank de vordering, voor zover deze wordt toegewezen, hoofdelijk toewijzen.
Met betrekking tot de deels toegekende vordering van benadeelde partij [benadeelde 3] zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De vordering van benadeelde partij[benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 2 primair ten laste gelegde feit, te weten een totaalbedrag van € 1.273,66, bestaande uit € 1.250,00 aan immateriële schade en € 23,66 betreffende materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde schadebedrag van € 1.273,66 een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde schadebedrag is, mede gelet op de schriftelijke slachtofferverklaring, voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering volledig toewijzen inclusief de wettelijke rente over de gevorderde bedragen.
Nu de rechtbank wettig en overtuigend bewezen heeft verklaard dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft begaan, zal de rechtbank de vordering hoofdelijk toewijzen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

10.Het beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen: een personenauto, merk Opel Corsa, kenteken [kenteken], kleur zwart. Het voorwerp behoort aan verdachte toe.
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen personenauto verbeurd te verklaren.
De verdediging heeft verzocht de in beslag genomen personenauto terug te geven aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat nu met behulp van dit voorwerp het bij parketnummer 16/653613-13 onder 1 en 2 bewezen geachte is begaan, dit voorwerp verbeurd dient te worden verklaard.

11.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 20 september 2013 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland, in de zaak met parketnummer 16/247473-11, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 12 januari 2012 van de politierechter in de rechtbank Utrecht, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
11.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de voorwaardelijk opgelegde straf bij vonnis met parketnummer 16/247473-11 geheel ten uitvoer te leggen.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling dient te worden afgewezen, omdat het niet opportuun is deze ten uitvoer te leggen terwijl het een andersoortig feit betreft.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank stelt vast dat het, wat hier overigens ook van zij, anders dan de verdediging heeft betoogd geen andersoortige feiten betreffen, nu het in beide gevallen om vermogensdelicten gaat. De rechtbank ziet aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand te gelasten.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 33, 33a, 47, 24c, 36f, 57, 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

13.Beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart het bij parketnummer 16/653613-13 onder feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van 16/661770-13:
Feit 1 primair en 2 primair: telkens, diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van 16/653613-13:
Feit 1 primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
Feit 2 primair: overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging ten aanzien van 16/661770-13, feiten 1 primair en 2 primair en ten aanzien van 16/653613-13, feiten 1 primair en 2 primair
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte van
6 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich meldt bij Reclassering Nederland, op het adres Vivaldiplantsoen 200, 3533 JE te Utrecht (telefoonnummer 030-2305454). Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zo vaak en zo lang als deze instelling dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt, ook indien dit inhoudt de verplichting dat de veroordeelde zal verblijven in en zal meewerken aan een klinische behandeling in een voor de veroordeelde meest geschikte behandelsetting, zulks ter beoordeling van de reclassering. De behandeling van veroordeelde zal 6 maanden duren, of zoveel korter als de leiding van de te bepalen inrichting in overleg met de reclassering noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van 16/653613-13, feiten 1 primair en 2 primair:
Ontzegt verdachte ter zake van het bij parketnummer 16/653613-13 onder 1 primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
3 jaren.
Vorderingen benadeelde partijen- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 1.273,66, bestaande uit:
* € 1.250,00 betreffende immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 29 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
* € 23,66 betreffende materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 29 juli 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3]van € 755,84 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 4 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- benadeelde partij [benadeelde 2], € 1.273,66/ 23 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [benadeelde 3]., € 755,84/ 16 dagen hechtenis,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Beslag (parketnummer 16/653613-13, feiten 1 en 2)
Verklaart verbeurd:
1. STK Personenauto [kenteken], merk Opel Corsa, kleur: zwart.
Vordering tenuitvoerlegging 16/247473-11
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 12 januari 2012 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. de Stigter, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en S. Wijna, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Elk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 februari 2014.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Ten aanzien van 16/661770-13:
1.
Primair
hij op of omstreeks 4 augustus 2013 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft/hebben weggenomen een aantal sloffen sigaretten en/of een hoeveelheid
geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Esso
tankstation en/of [benadeelde 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of
vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen S.
[benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of
gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en /
of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader
-aan die [benadeelde 1] een mes, in ieder geval een daarop gelijkend voorwerp,
toonde en (op een agressieve manier) riep(en) om geld en sloffen sigaretten
af te geven;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 4 augustus 2013 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweldS.
[benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een aantal sloffen sigaretten
en/of een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Esso tankstation en/of [benadeelde 4], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), welk geweld en /
of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of
zijn mededader
-aan die [benadeelde 1] een mes, in elk geval een daarop gelijkend voorwerp,
toonde en (op een agressieve manier) riep(en) om geld en sloffen sigaretten
af te geven;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 29 juli 2013 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid sigaretten, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan tankstation BP[tankstation 2], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of
bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
tegen die [benadeelde 2] riep(en) om geld en sigaretten af te geven en daarbij
(dreigend) een bijl, in elk geval een daarop gelijkend voorwerp, in de
hand(en) vasthield(en) en/of (met kracht) een beeldscherm omvertrok(ken) en/of
tegen die [benadeelde 2] riep(en) "schiet op, ik maak je kapot";
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 29 juli 2013 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 2] heeft
gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid
sigaretten, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
tankstation BP[tankstation 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en / of zijn mededader(s), welk geweld en / of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
tegen die [benadeelde 2] riep(en) om geld en sigaretten af te geven en daarbij
(dreigend) een bijl, in elk geval een daarop gelijkend voorwerp, in de
hand(en) vasthield(en) en/of (met kracht) een beeldscherm omvertrok(ken) en/of
tegen die [benadeelde 2] riep(en) "schiet op, ik maak je kapot";
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van 16/653613-13:
1.
Primair
hij, op of omstreeks 20 februari 2013, te Amersfoort, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg,
de Rondweg-Noord,
welke bij het kruispunt met de Zevenhuizerstraat verdeeld is in drie
rijstroken met richting pijlen (voorsorteerstroken), en/of;
waar nabij het kruispunt een wettelijke maximum snelheid is van 70 kilometer
per uur, aangeduid door borden volgens model A1 van de Bijlage 2 van het
Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 met daarop het getal 70 en/of;
waar het verkeer op het kruispunt wordt geregeld met driekleurige
verkeerslichten zonder pijlen (rechtdoor) en met naar links wijzende pijlen (linksaf);
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend,
-niet de richting te volgen die de voorsorteerstrook, waarop hij zich bevond,
aangaf, immers volgde hij de voorsorteerstrook voor linksaf en reed hij op het
kruispunt rechtdoor;
-geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of een verbod
inhield, immers reed hij met een snelheid van ongeveer 89 kilometer per uur,
in elk geval met een hogere snelheid dan 70 kilometer per uur, althans gezien
die verkeerssituatie met een te hoge snelheid;
-geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of een verbod
inhield, immers stopte hij niet voor het voor hem bestemde driekleurige
verkeerslicht, dat rood straalde;
-niet zodanig zijn snelheid te regelen dat hij in staat was om zijn
motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg
kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door
hem bestuurde motorrijtuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij nadering van
een (aan de andere kant van het kruispunt) overstekende bestuurder van een
fiets;
tengevolge waarvan een aanrijding is ontstaan tussen het door hem bestuurde
motorrijtuig en de fiets,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te
weten een schedelbasisfractuur en/of hersenkneuzingen, of zodanig lichamelijk
letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair
hij, op of omstreeks 20 februari 2013, in de gemeente Amersfoort, als
bestuurder van een voertuig (personenauto), heeft gereden op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, de Rondweg-Noord,
welke weg nabij het kruispunt met de Zevenhuizerstraat, verdeeld is in drie
rijstroken met richting pijlen (voorsorteerstroken), en;
waar nabij het kruispunt een maximum snelheid is van 70 kilometer per uur,
aangeduid door borden volgens model A1 van de Bijlage 2 van het Reglement
Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 met daarop het getal 70, en;
waar het verkeer op het kruispunt wordt geregeld met driekleurige
verkeerslichten zonder pijlen (rechtdoor) of met naar links wijzende pijlen
(linksaf);
geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of een verbod
inhield, immers volgde hij niet de richting die de voorsorteerstrook, waarop
hij zich bevond, aangaf, door de voorsorteerstrook voor linksaf te volgen en
op het kruispunt rechtdoor te gaan, en/of;
(vervolgens) geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of
een verbod inhield, immers reed hij met een snelheid van ongeveer 89
kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan 70 kilometer per
uur, althans gezien die verkeerssituatie met een te hoge snelheid, en/of,
(vervolgens) geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of
een verbod inhield, immers is hij niet gestopt maar doorgereden, terwijl het
voor hem bestemde driekleurige verkeerslicht rood straalde, en/of;
(vervolgens) niet zodanig zijn snelheid heeft geregeld, dat hij in staat was
om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de
weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het
door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij nadering
van een (aan de andere kant op het kruispunt) overstekende bestuurder van een
fiets;
tengevolge waarvan een aanrijding is ontstaan tussen het door hem bestuurde
voertuig en de fiets, waardoor aan een ander (genaamd [slachtoffer])
letsel is ontstaan;
door welke gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
2.
Primair
dat hij, als (degene die al dan niet als) bestuurder van een motorrijtuig
betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in de
gemeente Amersfoort, op de Rondweg-Noord nabij de kruising met de
Zevenhuizerstraat, op of omstreeks 20 februari 2013, te omstreeks 20.20 uur,
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl
daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten
[slachtoffer]), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in
hulpeloze toestand werd achtergelaten;
art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair
hij, op of omstreeks 20 februari 2013, te Amersfoort, als bestuurder van een
motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een
verkeersongeval was veroorzaakt op de Rondweg-Noord, nabij de kruising met de
Zevenhuizerstraat, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat
ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te
weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht;
art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
3.
hij, op of omstreeks 20 februari 2013, te Amersfoort, als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), gekentekend[kenteken], daarmede heeft gereden op
de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rondweg-Noord, zonder dat er
voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet
aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden;
art 30 lid 4 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 2013174696 E bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [tankstation 1], p. 197.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [tankstation 1], p. 197.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [tankstation 1], p. 198.
5.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [verdachte], p. 52.
6.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [verdachte], p. 53.
7.Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [verdachte], p. 56.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2], namens BP[tankstation 2], p. 333.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2], namens BP[tankstation 2], p. 334.
10.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2], namens BP[tankstation 2], p. 334.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2], namens BP[tankstation 2], p. 336; het proces-verbaal van onderzoek camerabeelden Tankstation BP[tankstation 2], Soesterberg, p. 348.
12.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2], namens BP[tankstation 2], p. 336.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 386.
14.Het proces-verbaal van bevindingen van J. de Lange en J.Th.N. Vroon, p. 366.
15.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0940 2013040803 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
16.Een proces-verbaal van onderzoek verkeersregelinstallatie, d.d. 9 april 2013, p. 175.
17.Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, d.d. 9 april 2013, p. 100.
18.Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, d.d. 9 april 2013, p. 101.
19.Het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, d.d. 9 april 2013, p. 102.
20.Een proces-verbaal van onderzoek verkeersregelinstallatie, d.d. 9 april 2013, p. 179.
21.Het proces-verbaal van onderzoek verkeersregelinstallatie, d.d. 9 april 2013, p. 181.
22.Het proces-verbaal van verklaring getuige [getuige 3], d.d. 28 februari 2013, p. 24.
23.Het proces-verbaal van verklaring getuige [getuige 3], d.d. 28 februari 2013, p. 24.
24.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 januari 2014.
25.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 13 maart 2013, p. 91.
26.Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer], d.d. 21 april 2013, p. 36.