In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser had verzocht om een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorvoertuigen van de categorieën B en BE. Het CBR weigerde deze verklaring op basis van een psychiatrisch rapport dat wees op alcoholmisbruik. Eiser heeft tegen deze weigering bezwaar gemaakt, maar het CBR verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser heeft hierop beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 19 februari 2015 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het rapport van de psychiater, dat de basis vormde voor de beslissing van het CBR, zorgvuldig tot stand was gekomen, ondanks dat het rapport tweemaal moest worden aangevuld. De rechtbank oordeelde dat de conclusies van de psychiater, die alcoholmisbruik in ruime zin vaststelde, voldoende onderbouwd waren en dat het CBR zich op deze conclusies mocht baseren.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, maar heeft het CBR wel veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser, omdat er in de bezwaarfase onduidelijkheden waren in het rapport van de psychiater. De proceskosten zijn vastgesteld op € 470,-. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.