ECLI:NL:RBMNE:2015:3489

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2015
Publicatiedatum
21 mei 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 6560
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Stapels-Wolfrat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om maatschappelijke opvang op grond van de Wmo voor staatloze eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een staatloze eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De eiseres had verzocht om opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), maar haar verzoek werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres niet rechtmatig in Nederland verblijft en dat er een vrijheidsbeperkende maatregel op haar van toepassing is. Dit heeft geleid tot de afwijzing van haar aanvraag voor maatschappelijke opvang.

De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij de eiseres in beroep ging tegen het besluit van 28 oktober 2014, waarin haar bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waaronder het feit dat de eiseres feitelijk opvang heeft in een vrijheidsbeperkende locatie (VBL). De rechtbank heeft overwogen dat, ondanks de kwetsbare situatie van de eiseres, de afwijzing van de aanvraag op goede gronden is gedaan, omdat er geen aanspraak bestaat op maatschappelijke ondersteuning indien er een andere voorziening beschikbaar is.

De rechtbank heeft ook de relevante rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in overweging genomen, die stelt dat er geen aanspraak op maatschappelijke opvang bestaat als de vreemdeling gebruik kan maken van een specifieke feitelijke voorziening. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiseres in dit geval niet in aanmerking komt voor de gevraagde opvang, omdat zij al in een VBL verblijft en de maatregel niet is opgeheven. De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 14/6560

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2015 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W.G. Fischer),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: M. Endlich).

Procesverloop

Bij besluit van 17 juni 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen.
Bij besluit van 28 oktober 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2015. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres verblijft niet rechtmatig in Nederland. Aan eiseres is een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt voort. Voordat aan haar deze maatregel werd opgelegd, woonde eiseres in de gemeente Almere. Om die reden heeft zij op 17 april 2013 aan verweerder verzocht haar opvang te verlenen op grond van de Wmo.
2. Op 1 januari 2015 is de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in werking getreden en is de Wmo ingetrokken. Op grond van het overgangsrecht, opgenomen in artikel 8:9 van de Wmo 2015, is op dit geding het recht van toepassing zoals dat voor 1 januari 2015 luidde.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de Bezwaarschriftencommissie, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Uit het advies van de Bezwaarschriftencommissie blijkt dat verweerder zich op het standpunt stelt dat eiseres van opvang is voorzien in de vorm van een vrijheidsbeperkende locatie (VBL), waar zij gebruik kan maken van voorzieningen en dat om die reden de aanvraag terecht is afgewezen.
4. Eiseres voert aan dat vertrek uit Nederland niet aan de orde is. Zij is staatloos en heeft geen band met een ander land dan Nederland, ze is hier geboren. Haar situatie is uitzichtloos. Eiseres heeft geen rechten en geen documentatie. Nederland kent geen procedure om dit op te lossen. Omdat zij kwetsbaar is, heeft zij op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) recht op opvang. De locatie in [woonplaats] is een VBL. Het verblijf daar is gericht op vertrek, terwijl er voor eiseres geen uitzicht op vertrek uit Nederland is. Zij stelt dat dit door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) ook is erkend. Dit leidt ertoe dat voortzetting van haar verblijf in [woonplaats] een willekeurige vrijheidsbeneming is en in strijd is met artikel 5 van het EVRM. Zowel het Centraal orgaan opvang asielzoekers (COA) als de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zijn gevraagd om eiseres op te vangen, maar dit heeft er niet toe geleid dat zij opvang heeft gekregen.
5. Alvorens aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil kan worden toegekomen, moet de rechtbank (ambtshalve) beoordelen of eiseres procesbelang heeft bij deze procedure, nu is gebleken dat eiseres feitelijk opvang heeft. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is sprake van voldoende procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. De rechtbank wijst op de uitspraak van de CRvB van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BR6668). Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van procesbelang. In dat verband overweegt de rechtbank dat eiseres in bezwaar heeft verzocht om een proceskostenvergoeding. Dit betekent dat een inhoudelijke beoordeling van het geschil door de rechter feitelijke betekenis kan hebben voor eiseres, nu die inhoudelijke beoordeling kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Dit betekent dat eiseres in haar beroep ontvankelijk is.
6. Op grond van artikel 2 van de Wmo bestaat geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat.
7. In de rechtspraak van de CRvB bestaat aanspraak op de maatschappelijke opvang niet als de noodzaak daartoe ontbreekt omdat de vreemdeling gebruik kan maken van een specifieke feitelijke voorziening, zoals opvang in een VBL. Zie bij wijze van voorbeeld de uitspraak van de CRvB van 20 juni 2012 (ECLI:CRVB:2012:BW8957). Deze rechtspraak is bevestigd in de uitspraak van de CRvB van 4 juni 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:1995).
8. De rechtbank overweegt dat aan eiseres een maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw is opgelegd. Dit betekent dat eiseres in de VBL dient te verblijven. De maatregel is niet opgeheven, evenmin is gebleken dat eiseres niet (meer) in de VBL zou mogen verblijven zoals zij stelt. Dit betekent dat in het geval van eiseres sprake is van een voorziening op grond van een andere wettelijke regeling als bedoeld in artikel 2 van de Wmo. Reeds om deze reden heeft verweerder de aanvraag om toelating tot de maatschappelijke opvang op goede gronden afgewezen. Een oordeel over de vraag of de VBL en de daar ter beschikking staande voorzieningen in een concreet geval strijdig zijn met artikel 5 van het EVRM, zoals eiseres stelt, is voorbehouden aan de vreemdelingenrechter. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de CRvB van 2 september 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BR6607). De beroepsgrond slaagt niet. Om die reden komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van het standpunt van eiseres dat zij op grond van het Europees Sociaal Handvest in aanmerking moet komen voor extra bescherming in de vorm van opvang door verweerder omdat zij een kwetsbaar persoon is vanwege haar Roma-afkomst en de onmogelijkheid voor haar om haar (gestelde) staatloosheid te laten erkennen.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
10. Omdat het beroep ongegrond is, wijst de rechtbank het verzoek van eiseres om schadevergoeding af.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Stapels-Wolfrat, rechter, in aanwezigheid van mr. C. ten Klooster, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.