Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingslocatie Utrecht
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
ubsidiair:
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
Indien de onder primair en subsidiair ten laste gelegde gedragingen wel bewezen worden verklaard, heeft de verdediging bepleit dat deze gedragingen niet aan verdachte kunnen worden verweten. Dit moet tot vrijspraak van deze ten laste gelegde feiten leiden. Naar mening van de verdediging is het aannemelijk dat de bestuurder tijdens de autorit door het lint is gegaan en meerdere malen gezegd heeft dat hij zichzelf en verdachte tegen een boom dood zou rijden. Verdachte was door deze omstandigheid en de rijstijl van de bestuurder ervan overtuigd dat hij dit daadwerkelijk zou doen en heeft om zichzelf te redden aan de handrem getrokken. Nu van verdachte onder deze omstandigheden niet kon en mocht worden verwacht dat zij anders zou hebben gehandeld, is er geen sprake van een verwijtbare gedraging.
Ik heb op 19 juli 2014 geassisteerd bij de afwikkeling van een ongeval. Bij het ongeval was een Renault Twingo met kenteken [kenteken] betrokken. [2] Het verkeersongeval had plaatsgevonden op de N224, ter plaatse bekend als de Zeisterweg, gelegen buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Woudenberg [3] en opengesteld voor het openbaar verkeer. [4] De Zeisterweg bestond ter plaatse uit één rijbaan. Links en rechts van de rijbaan lagen grasbermen met daarin bomen. [5] Ingevolge artikel 21 onder a van het RVV1990 bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid voor motorvoertuigen 80 km/h. Bij navraag bleek dat de zonsopkomst en zonsondergang respectievelijk omstreeks 5.43 en 21.49 uur plaatsvonden. De melding van het ongeval had plaatsgevonden omstreeks 23.07 uur. Het ongeval had zeer waarschijnlijk vlak voor dat tijdstip plaatsgevonden. Volgens artikel 1 onder I van het RVV1990 had het ongeval plaatsgevonden bij nacht. Ik zag dat er op de plaats van het ongeval geen straatverlichting aanwezig was. [6]
De Renault schoof vervolgens de rechterberm in om dwars met zijn linkerzijde tegen een boom tot stilstand te komen. [7] Door het aantrekken van de handrem raakte de Renault in een slip. De bestuurder kan het effect versterken of iets verminderen door te sturen, remmen of te accelereren maar kan in het algemeen niet voorkomen dat de auto in een slip raakt. Het op tijd (voor een totale slip) los laten van de handrem kan het effect wel voorkomen. [8]
Gezien het afgetekende sporenbeeld op de onderzoeksplaatsen kan worden afgeleid dat er een opbouw is geweest in de bediening van de handrem.
Wij zagen en voelden dat de bedieningshandel van de parkeerrem omhoog stond en volledig was aangetrokken. Wij zagen en voelden dat de achterwielen niet konden draaien. De parkeerrem werd hierbij dusdanig aangetrokken dat de achterwielen blokkeerden. [13] Er zijn geen gebreken aan het voertuig vastgesteld, die een bijdrage hadden kunnen leveren aan het veroorzaken van het verkeersongeval. [14]
Ik was samen met [slachtoffer] . [20] Wij reden over een weg die ik wel ken. Er staan veel bomen. [21] We kregen samen ruzie. Ik ben aan de handrem gaan trekken. We gleden vooruit. De auto minderde duidelijk vaart. De eerste keer kwamen we bijna tot stilstand. Hij reed door en trok weer op. Ik trok opnieuw aan de handrem. De tweede keer ging de auto naar rechts. We reden bijna in de berm. De derde keer dat ik aan de handrem trok, werd ik wakker tegen een boom. Ik heb de rem steeds harder aangetrokken. Ik wilde de auto stoppen. [22] Ik hield de handrem steeds vast. De auto ging toen slingeren. [slachtoffer] bleef wel tegensturen. [23] Ik weet niet hoe snel we reden. Het ging in ieder geval te hard voor die weg. [24]
Niet uit te sluiten is dat deze verklaring is ingegeven door de wens om zichzelf te ontlasten.
Daar komt bij dat het aangetroffen sporenbeeld het verhaal van verdachte niet ondersteunt. Uit de foto’s van de blokkeersporen in de verkeersongevalanalyse blijkt dat het begin van de blokkeersporen telkens nagenoeg in een rechte lijn loopt, op het midden van de rijstrook. Hieruit blijkt dat de auto, op het moment dat de handrem werd aangetrokken en er zich dus blokkeersporen op het wegdek aftekenden, telkens recht op de weg reed. Voorts blijkt uit het onderzoek naar de blokkeersporen en ook uit de verklaring van verdachte dat [slachtoffer] , nadat de handrem voor de tweede maal was aangetrokken en de auto deels in de berm was geraakt, de auto uit de berm richting de weg heeft gestuurd. Ook deze omstandigheid duidt er niet op dat [slachtoffer] voornemens was hen tegen een boom dood te rijden.
5.Bewezenverklaring
6.De strafbaarheid van het feit
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen en maatregelen
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.